Menu

Premium

Preekschets 1 Korintiërs 11:33 – Viering van het heilig avondmaal

1 Korintiërs 11:33

Daarom, broeders en zusters, wees gastvrij voor elkaar wanneer u samenkomt voor de maaltijd.

Schriftlezing: 1 Korintiërs 11:17-34

Het eigene van de dienst

Een dienst waarin de maaltijd van de Heer wordt gevierd, wordt in de meeste protestantse gemeenten als ‘bijzonder’ ervaren, al was het alleen maar vanwege de frequentie. Wanneer slechts vier tot zes keer per jaar het heilig avondmaal wordt gevierd, blijft het iets onwennigs houden. Daar komt bij dat de maaltijd, in welke vorm dan ook, een sterk symbolisch karakter heeft gekregen. Zouden kerkgangers een avondmaalsviering werkelijk beleven als een maaltijd? Misschien worden avondmaalsdiensten minder goed bezocht vanwege een vervreemding van de oorspronkelijke maaltijd. Daarom is het goed om af en toe terug te gaan naar het begin. De gekozen schriftlezing helpt daarbij. Het is begonnen met een maaltijd, ergens in een huis, waar Jezus brood en wijn deelde met zijn vrienden.

Uitleg

De overlevering van de opdracht van de Heer om zijn maaltijd te vieren in 1 Korintiërs 11:23-26 is de oudste in het Nieuwe Testament. De Evangeliën zijn van later datum. Wij komen dus nergens dichter bij het begin dan in deze tekst. Evenals Matteüs, Marcus en Lucas situeert Paulus de instelling van de maaltijd van de Heer ‘in de nacht waarin de Heer Jezus werd uitgeleverd’ (vs. 23). Hoewel hier niet verder over wordt gesproken, zal op de achtergrond het pesachmaal zijn gedacht.

Waarschijnlijk was niet iedereen in Korinte vertrouwd met de rituelen van het pesachmaal. In Handelingen 18 wordt verteld dat Paulus’ prediking in de synagoge van Korinte, tijdens zijn tweede zendingsreis, op verzet stuit. Hij verplaatst zijn activiteiten naar het huis van Titus Justus, naast de synagoge, met de mededeling: ‘Voortaan zal ik me tot de heidenen richten’ (Hand. 18:6v). Het is zeer waarschijnlijk dat ook niet-Joden tot de gemeente behoorden. Korinte was een bedrijvige havenstad in het oude Griekenland, gelegen op de smalle verbinding tussen het vasteland en het schiereiland Peleponnesos. Het was een stad vol tegenstellingen: slaven en vrijen, rijken en armen, Grieken en Joden. Een havenstad met mensen van overal, die hun eigen cultuur en godsdienst meebrachten. Het zou merkwaardig zijn als de christelijke gemeente van Korinte niet ‘veelkleurig’ was. De diversiteit blijkt in ieder geval uit de verdeeldheid waar de gemeente aan leed (1 Kor. 1:10-17). Die onenigheid blijkt ook uit de wijze waarop men de maaltijd van de Heer viert (1 Kor. 11:18). Het herstel van de eenheid die in Christus is gegeven, lijkt het belangrijkste motief voor het schrijven van deze brief.

Het leven van de gemeente te Korinte speelde zich af in ‘huizen’, zoals dat van Chloë (1 Kor. 1:11). Er waren verscheidene groepen ontstaan die onderling van mening konden verschillen over de praktijk van het christelijke leven. Kennelijk werd tijdens de samenkomsten in de huizen een maaltijd gehouden. Op enig moment werd daarbij gedacht aan de laatste maaltijd van de Heer met zijn leerlingen. De woorden die Jezus daarbij sprak, werden gereciteerd. Meer is niet bekend over de avondmaalsliturgie in Korinte. Wel is duidelijk dat de oorsprong van de viering van de maaltijd van de Heer gevonden wordt in een gezamenlijke maaltijd in een huiselijke omgeving.

De perikoop 1 Korintiërs 11:17-34 is een onderdeel van het gedeelte van de brief waarin Paulus problemen in verband met de eredienst bespreekt (hfdst. 814). De perikoop bestaat uit drie delen: A. Problemen bij de maaltijd tijdens de samenkomsten (vs. 17-22). B. Het verhaal van de instelling van de maaltijd door de Heer Zelf (vs. 23-26). C. Vermaning tot inkeer (vs. 27-34). Het hele betoog loopt uit op de in vers 33 verwoorde conclusie: ‘Daarom, broeders en zusters, wees gastvrij voor elkaar wanneer u samenkomt voor de maaltijd’.

  • In het eerste gedeelte klinkt ingehouden woede. De apostel is niet te spreken over wat hij heeft gehoord. De samenkomsten in de gemeente doen meer kwaad dan goed. Ze leiden tot verdeeldheid en partijvorming. Dit kan nog ergens goed voor zijn, namelijk dat het ware karakter van de gemeenteleden aan het licht komt. Het is echter onbestaanbaar wat er gebeurt rondom de maaltijd van de Heer. Dat kun je niet meer ‘van de Heer’ noemen (vs. 20). Terecht heeft de nbv hier geen vraagteken achter geplaatst zoals Nestle-Aland doet. Het gaat niet om een retorische vraag, maar om een snoeiharde constatering. Het beeld van de situatie is dat bij de gezamenlijke maaltijden de rijken zich tegoed doen aan wat zijzelf hebben meegebracht, zodat er niets meer overblijft voor de armen. De slaven die later komen omdat zij eerst hun werk moeten doen, hebben honger, terwijl de eerstgearriveerden dronken zijn (vs. 21). Was het niet de bedoeling dat de rijken hun brood deelden met de armen? Paulus ziet dit als minachting, niet alleen van de armen, maar van ‘de gemeente van God’.

  • De woorden ‘ontvangen’ en ‘doorgeven’ zijn in de rabbijnse literatuur de technische termen voor het doorgeven van een overlevering. Het verhaal van de laatste nacht waarin Jezus het brood deelde, lijkt het meest op dat van Lucas (22:15-20). Eigen aan Paulus is: ‘voor jullie’ (vs. 24), het dubbele ‘om mij te gedenken’ (vs. 24 en 25) en ‘het nieuwe verbond door mijn bloed’ (vs. 25). Brood en wijn verwijzen naar de dood van Jezus. De nadruk valt op ‘voor jullie’. Jezus heeft zijn leven gegeven voor zijn gemeente. Als de gemeente samenkomt bij brood en beker dan doet zij dat om Jezus te ‘gedenken’. ‘Deze maaltijd is daarom noch een herhaling noch een nabootsing van wat Jezus met zijn discipelen deed, maar een voortzetting en verwerkelijking in het heden van wat toen begon en zijn voleinding zal vinden in het rijk der heerlijkheid’ (Pop, 249). Men moet beseffen dat men de dood van de Heer verkondigt wanneer men zijn maaltijd viert (vs. 26). Daarvan is in de gegeven situatie geen sprake.

  • De ‘onwaardige wijze’ van eten en drinken (vs. 27) slaat op de tafelmanieren in Korinte. Men houdt geen rekening met elkaar. Het heel erge is dat de verkondiging van de dood van de Heer op het spel staat. Wat de gemeente aan tafel laat zien, lijkt niet op het gebaar dat Jezus maakte toen hij het brood brak en de beker nam. Men ‘bezondigt’ zich aan het lichaam van de Heer. Dat kan niet zonder gevolgen blijven. In het volgende hoofdstuk wordt de gemeente ‘het lichaam van Christus’ genoemd (1 Kor. 12:27). Wanneer de gemeente het lichaam van Christus in de gestalte van brood en wijn niet weet te waarderen, is dat schadelijk voor de gemeente als het lichaam van Christus. Men roept het oordeel over zichzelf af. De verwijzing naar de vele zieken, zwakken en gestorvenen in de gemeente moet gezien worden als een teken. Een illustratie van de opmerking in vers 17 dat de samenkomsten meer kwaad dan goed doen. Hiermee wordt niet zozeer een causaal verband gelegd tussen misstanden tijdens de samenkomsten en ziekte en dood, maar vooral een aansporing gegeven tot zelfonderzoek. Dat zelfonderzoek kan leiden tot genezing van de gemeente, in die zin dat de gemeente niet door de Heer veroordeeld hoeft te worden (vs. 32). Alles komt samen in de zeer concrete oproep: ‘wees gastvrij voor elkaar’. Het zou nog concreter klinken als ekdéchomai werd vertaald met ‘wachten’. Want uiteindelijk kwam het daarop neer in Korinte: de rijken wilden niet wachten op de armen met aan tafel gaan. Dat lijkt toch nergens op!

Aanwijzingen voor de prediking

De tekst biedt mogelijkheden om eens anders te kijken naar de viering van de maaltijd van de Heer. Aan de hand van de beschreven misstanden kan een beeld worden gegeven van de oorsprong van wat wij het heilig avondmaal noemen. Een maaltijd in een huis, als een voortzetting en verwerkelijking van datgene wat Jezus aanreikte in die laatste nacht. Het is belangrijk om in het kerkgebouw een huis te herkennen, met een tafel, een stoel, een boek en een lamp. Dan herkennen we misschien ook de maaltijd in het heilig avondmaal.

Ergens in de preek moet worden benoemd hoe woorden uit deze tekst hebben doorgewerkt. ‘Op onwaardige wijze eten en drinken’ zijn beladen woorden in de protestantse traditie. Wat is er niet eindeloos gediscussieerd over de betekenis van het woordje ‘is’ in de zin: ‘Dit is mijn lichaam’. Maar of het nu gaat over de toelating tot het avondmaal, of het zuiver houden van de eucharistie, wij moeten geen antwoorden zoeken op vragen die in de brief van Paulus niet worden gesteld. Concentratie op de essentie van de maaltijd kan helpen om het getob over die vragen te boven te komen.

Heel de vermaning loopt uit op: ‘Wacht op elkaar’. Het gaat mis in een gezin als men niet meer op elkaar wacht met aan tafel gaan. Ook in de kerk blijkt aan tafel hoe het er met de gemeente voor staat. Kunnen we wachten op elkaar, of is de ander iemand op wie we niet zitten te wachten? Op allerlei manieren kunnen we elkaar excommuniceren. Wachten kan betekenen: geduld hebben, verdragen, ruimte maken, de minste willen zijn (vgl. 1 Kor. 13, over de liefde). Heel praktisch en concreet, maar essentieel, want zo verkondigen wij de dood van de Heer, totdat Hij komt.

Liturgische aanwijzingen

In het evangelisch-lutherse leesrooster heeft de lezing een plaats op Witte Donderdag. Als lezing uit het Oude Testament wordt Exodus 12:1-11 gegeven en uit het Evangelie Johannes 13:1- een themadienst over de maaltijd van de Heer is de lezing van 1 Korintiërs 11:1734 wel voldoende. Gezang 364 kan niet worden gemist.

Geraadpleegde literatuur

F.J. Pop, De eerste brief van Paulus aan de Corinthiërs(pnt), Nijkerk, 1986.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken