Preekschets 1 Samuël 7:12
1 Samuël 7:12
Tweeëntwintigste zondag na Pinksteren
Na afloop plaatste Samuël tussen Mispa en Sen een steen
en noemde die Eben-Haëzer.
‘Want,’ verklaarde hij, ‘tot hiertoe heeft de Heer ons geholpen.’
Schriftlezing: 1 Samuël 7:2-17
Uitleg
1 Samuël 7 en 8 horen bij elkaar. Beide hoofdstukken vormen de overgang van de 240 inleidende verhalen over de geboorte en roeping van Samuël en de gebeurtenissen met de ark naar het hoofdthema van het boek Samuël over het ware koningschap. In hoofdstuk 7 wil de verteller het profetische werk van Samuël, de gehoorzaamheid aan het profetische woord en de zegen met elkaar verbinden. Desondanks komt in Israël de vraag naar het koningschap op. Deze vraag wordt veroorzaakt door de ouderdom van Samuël en het optreden van zijn zonen. De oudsten vrezen opnieuw terugval en chaos als in de tijd van Eli. Toch heeft hun verzoek ook nog een andere kant: ze willen een koning zoals bij alle andere volken. Dat wordt in hoofdstuk 8:20 nog eens herhaald. Ondanks ernstige kritiek van Samuël moet de koning er toch komen. God zegt drie keer tegen Samuël: Luister naar hen (1 Sam. 8:7, 9, 22). Van Gennep beluistert in deze twee hoofdstukken een zekere ambivalentie. Over het verlangen naar een koning zegt hij: ‘Eigenlijk kan het niet, maar toch moet het.’ En ook: ‘Wat we aan de ene kant zo nodig hebben, draagt de kiem van het bederf al in zich.’ Kortom, de prediker doet er goed aan zich bewust te zijn van de spanning in deze hoofdstukken. Deze spanning kan ook in de preek verwoord worden, ook moderne hoorders weten dat moeilijke problemen lang niet altijd met één pasklaar antwoord op te lossen zijn, maar in ons ook ambivalentie naar boven roepen. Het is een pastorale en homiletische taak deze ambivalentie eerst maar eens te laten staan en het daarin uit te houden.
De klachten van de Israëlieten (vs. 2) worden veroorzaakt door de voortdurende invallen van de Filistijnen. Het gaat hier om relatief kleinere invallen en niet om een grote oorlog. Ook Jonathan en Saul zullen nog te maken krijgen met deze kleinere aanvallen. Pas David zal de zaak met de Filistijnen definitief oplossen. De invallen raken de boeren van Israël echter in hun bestaan en geven ook de machteloosheid weer van het verbond van de twaalf stammen. Het antwoord van Samuël is in twee opzichten opmerkelijk. Allereerst beantwoordt hij de klacht met een sterke oproep tot handelen. Het volk moet opstaan en verantwoordelijkheid nemen. Wat dat betreft, is het woord van Samuël echt profetisch. In de tweede plaats is het opvallende dat de maatschappelijke nood door Samuël wordt beantwoord met kritiek op het religieuze vlak. Voor de hoorders van toen lagen deze twee problemen ongetwijfeld dicht bij elkaar, maar voor de moderne hoorder is dit zeker niet vanzelfsprekend. In de preek zal dit punt opgehelderd moeten worden en moeten we duidelijk maken dat religieuze vooronderstellingen in het maatschappelijk leven doorwerken. De goden van toen verbeeldden in feite de machten en de krachten van het leven. Deze machten – bijvoorbeeld liefde, vruchtbaarheid, geld – zijn op zichzelf niet verkeerd. Als stukje van Gods schepping kunnen we ze zelfs positief waarderen. Zo gauw deze machten in het midden komen te staan, gaat het mis. Let daarom op het woord mitwkkèm uit vers 3. Samuël roept het volk op de vreemde goden uit hun midden weg te doen.
Het profetische werk van Samuël leidt tot een reformatie in Israël (vs. 4). Daarna komt er een volksvergadering in Mispa, waarbij water voor het aangezicht van de Here wordt uitgegoten. In Psalm 22:15 wordt de nood van de psalmist weergegeven als: Uitgegoten als water. Het is een beeld van grote kwetsbaarheid en weerloosheid. Tegelijk word je herinnerd aan het gebed van Hanna (1 Sam. 1:15). Nadat Samuël eerst als profeet is opgetreden, wordt zijn houding meer pastoraal en lijkt hij meer op een priester. Het woordje ‘richten’ kan hier het beste opgevat worden als: leiding en instructie geven. De Filistijnen vallen het volk op dit moment aan. Blijkbaar voelen zij aan, dat door de eenheid en de leiding van Samuël het volk sterker wordt. Opnieuw wordt dan het priesterlijke element in Samuëls handelen benadrukt. Bij het offer gebruikt hij een melklam. Het lam is hier – net als het uitgestorte water – het beeld van het weerloze volk.
Het optreden van de Here wordt beschreven op eenzelfde wijze als in Exodus 12. De ark wordt er onder leiding van Samuël nu niet meer bijgehaald, maar toch geeft de Heer de overwinning. Mozes, Samuël, Jonathan en David, allen hebben ze iets geweten van deze wonderlijke strijd van God. Hij gaat ons voor en schakelt menselijke wapens daarbij uit. Ik ben het daarom met Van Gennep eens, die stelt dat de heilige oorlog in de bijbel eigenlijk een antioorlog is. De heilige oorlog is een appel aan ons om de wapens te laten rusten en de middelen van Gods Koninkrijk te baat te nemen. In 1 Samuël 8:11, 12 waarschuwt Samuël het volk, dat een koning altijd de neiging heeft om te vertrouwen op een groot leger en op paarden en wagens.
In de verzen 12-14 wordt nog eens duidelijk gemaakt, dat het Israël goed gaat, zolang het luistert naar de stem van Samuël. De steen Eben-Haëzer is een herinnering aan de reformatie van Samuël. De Filistijnen dringen het land niet meer binnen (vs. 13). De bedoeling van de auteur is duidelijk: er is vrede zolang Samuël leiding geeft. In vers 15-17 komt het woordje richten nog drie keer voor. Allemaal in dezelfde zin: Samuël gaat op ‘huisbezoek’ en maakt elk jaar een rondreis langs de steden, hij geeft leiding, geeft instructies en lost problemen op. En toch wil het volk een koning.
Aanwijzingen voor de prediking
De Duitse theoloog Chr.A. Schwarz heeft de situatie van de kerk op dit moment vergeleken met een oude, houten regenton. Zolang er water in de ton zit, blijven de duigen op spanning en wordt de ton door de ijzeren banden bij elkaar gehouden. Schwarz is nogal somber over het geestelijk gehalte van de kerk op dit moment. Hij vermoedt, dat de geloofsbronnen opdrogen en dat daarom de fragmentarisering toeslaat. Zonder water valt de ton in duigen. Het is een beeld dat te denken geeft. Met een dergelijk beeld kan de situatie in Israël in de dagen van Samuël geactualiseerd worden. Zolang het profetische woord er is en zolang er mensen zijn die luisteren, is er eenheid en vrede in Israël. Dat is de centrale boodschap van de tekst. Overigens valt op, dat het wel twintig jaar duurde voor de mensen naar Samuël gingen luisteren. In 1 Samuël 3 wordt immers al verteld van de doorbraak van het Godswoord en dat de mensen in de gaten kregen, dat Gods woord door Samuël geschiedde. Blijkbaar moeten tijden rijpen. Voor de hoorders van nu is dat misschien wel net zo ongrijpbaar als dat in de tijden van Samuël het geval was. We hebben liever iets zichtbaars, een principe of de leus van een sterke leider. Echt luisteren maakt in ieder geval afhankelijk en kwetsbaar. In deze fase van de preek kan iets gezegd worden over de spanning tussen hoofdstuk 7 en 8.
Deze grote woorden moeten natuurlijk wat meer worden doorvertaald. Dat kan door in te gaan op enkele details van dit hoofdstuk. We kunnen de hoorders opmerkzaam maken op de manier waarop Samuël omgaat met de klachten van het volk. Het is belangrijk om duidelijk te maken dat economische problemen niet losstaan van religieuze zaken en vooronderstellingen. Laten we net als Samuël doet, ons bezinnen op wat er in ons midden staat. We hoeven de mooie dingen van het leven niet te verachten, maar geluk en zegen zijn een geschenk achteraf (Mat. 6:33). Voor ons klinkt dat bijna als een paradox en toch is dat wat de Schrift steeds weer zegt. Vrij zijn voor God en de naaste is vrij zijn van machten, die het leven benauwen. Geluk en vreugde vallen ons daarbij toe. En deze vrijheid wordt verkregen waar mensen naar luisteren en antwoord geven op het profetische woord.
Zelf heb ik tijdens de dienst waarin 1 Samuël 7 gelezen werd, een ambtsdrager mogen bevestigen. Het is mooi om het profetische en het pastorale en het priesterlijke met elkaar te verbinden. Samuël is solidair in de schuldbelijdenis, in het vasten, en bidt voor het volk. Ambtsdragers moeten net als Samuël niet ver bij de mensen vandaan staan, ook niet als ze het Woord van God hoog houden.
In een laatste fase kan ingegaan worden op de strijd die God voert voor zijn volk. Te midden van de angst en uitzichtloosheid baant de Here de weg, net als in de oude tijden van de exodus. God strijdt voor ons en ook wij worden steeds herinnerd aan de grote daden des Heren. In tijden van malaise zijn we altijd weer geneigd krampachtig naar onszelf te kijken en ons te concentreren op ons beleid. Wonderlijk genoeg worden wij door het evangelie uit onze baan geslingerd. Het gaat beter als we onszelf een beetje minder serieus nemen en onze positie wat relativeren. De strijd is des Heren! Dat te weten, geeft ontspanning en water in de ton.
Liturgische aanwijzingen
Een nieuwtestamentische lezing zou Matteüs 6:19-34 kunnen zijn. Voor liederen kan men denken aan: Psalm 25, 97 en 99; Gezang 7 en 305 en EvLB 58 en 482.
Geraadpleegde literatuur
Chr.A. Schwarz, Natuurlijke gemeente-ontwikkeling, Hoornaar 1996.