Menu

Premium

Preekschets 2 Koningen 2:19 – Dienst in een grenshospitium

2 Koningen 2:19

De mannen van de stad zeiden tot Elisa: Zie toch, de ligging van de stad is goed, zoals mijnheer ziet; maar het water is slecht, en de landstreek veroorzaakt misgeboorte.

Schriftlezing: 2 Koningen 2:19-22

Tekstkeus
Deze tekst ging voor mij leven doordat ik als de pastor in het Grenshospitium Amsterdam (waar direct op Schiphol afgewezen asielzoekers gedetineerd hun uitzetting moeten afwachten) werd aangesproken met de vraag: pastoryoenowtoekingtoe? De man tikte demonstratief op zijn bijbel. Een bijbelboek? Ik had de inhoud van toekingtoe niet paraat. Hij wel en zei: ‘De ligging van dit land van jou, waar ik niet in mag, is oké, maar toch klopt er bij jullie iets helemaal niet. I tell you, dat zit diep!’ Vanaf dat moment pakte de tekst mij. De week daarop lazen we de tekst in de kerkdienst. Reacties tijdens en na de dienst vormen de basis van de schets. Enige tijd later kwamen er nog waardevolle reacties bij toen ik, in een kerkdienst in de gemeente van waaruit een aantal kerkvrijwilligers in het Grenshospitium dienst doen, dezelfde teksten las. Een geoloog, verbonden aan die gemeente, voegde nog boeiende informatie toe die in de schets is verwerkt. Achteraf heb ik het als wonderlijk ervaren dat wat als een aanvankelijk onbegrepen opmerking begon, zich gaandeweg is gaan uitkristalliseren en hopelijk verder doorzilt!

Liturgische aanwijzingen

Als evangelielezing Marcus 9:38-42; 49-50 Liederen: LvdK Psalm 66:3; Gezang 170; 481; GvL 531 ‘Uit vuur en ijzer’.

Geraadpleegde literatuur

Tenachon, uitgave Folkertsma Stichting; Zoals gezegd is over, Phoenix Bijbelpockets 7, Zeist/Antwerpen 1963, 73-82; K. Kenyon, De bijbel en de nieuwste archeologie, Maarssen 1978; Ernst Würthwein, Die Bücher der Könige(atd) Göttingen 1984; Mark Kurlansky, Zout, een wereldgeschiedenis, Amsterdam 2002, waarin de historische, economische en culturele betekenis van het simpele zout wereldwijd wordt uitgemeten.

Uitleg

De onsterfelijke profeet Elia (‘man Gods’, 1 Kon. 17:24) en zijn opvolger Elisa (‘heilige man Gods’, 2 Kon. 4:9) zijn Israëls eerste charismatische profeten, optredend in het Noordrijk in de negende eeuw voor Christus. Naast hun profetieën zijn er wonderbaarlijkheden uit hun leven als volksverhalen doorverteld, mogelijk door groepen profeten. Waarschijnlijk behoorde Elisa tot een dergelijke groep voordathij daar in geestkracht bovenuit groeide. Zijn wonderdaden worden verteld als bemoedigende, pastorale anekdoten in een barre tijd waarin er maar weinigen waren die de knie voor Baal niet bogen (1 Kon. 19:18). Er is een interessante relatie tussen enerzijds de Godsmannen Mozes en Jozua en anderzijds Elia en Elisa. Zoals Mozes zijn hod (heerlijkheid) overdraagt aan Jozua (Num. 27:20), draagt Elia zijn rüah aan Elisa over (2 Kon. 2:9); Jozua trekt als nieuwe leider droogvoets met het volk door de Jordaan het beloofde land binnen en hier is het de nieuwe profeet Elisa die op dezelfde plaats de Jordaan doet wijken. En dan onze tekst: Jozua treedt de stad Jericho tegemoet (Joz. 6) als nu Elisa. Maar trof Jozua ooit gesloten poorten, nu komen er mensen vanuit die stad Elisa met een brandende vraag tegemoet.

Jericho De naam komt van yarëach, maan. Een spiegel van het witglinsterende, zilte landschap? De locatie is uniek. Het is gelegen aan het eind van de Jordaanvallei, restant van een diepe breuk in de aardkorst, waar even verderop de rivier doodloopt in het zout van de Dode Zee (letterlijk: zoutzee, Gen. 14:3). Het is zonder twijfel de laagstgelegen stad ter aarde (250 m. beneden de zeespiegel) en, zo leerden de opgravingen van de Britse archeologe Kathleen Kenyon midden vorige eeuw, de oudst bekende, bewoonde plek ter aarde. Reeds vanaf 8000 voor Christus is er in deze vruchtbare oase (Palmstad, Deut. 34:3), waar Mozes vanaf Nebo’s top vlak voor zijn sterven nog een blik op mocht slaan, bewoning mogelijk geweest. De Tell is daarvan als ruïneheuvel de stille getuige. Kern van de oase is de bron Ain el Sultan, – ook wel Elisabron genoemd – die in verbinding staat met een groot ondergronds reservoir, gevoed door regens die van het Judese bergland afstromen. De omgeving is een dodelijk, verzilt, onvruchtbaar maanlandschap. Geen wonder dat nomadenstammen vanuit het Overjordaanse deze plek altijd zeer begerenswaardig hebben gevonden! Het Jozuaboek verhaalt dan ook hoe Israël hier het beloofde land binnentrok en de stad op wondere wijze innam. De archeologie levert helaas geen bewijzen voor een datering van die inname, eerder zijn er tekenen dat Jericho toen slechts ruïne was. Gangbaar is een datering in de dertiende eeuw voor Christus voor het binnentrekken van losse groepen nomaden. De latere deuteronomistische redactie heeft dit tot een eenheid weten te componeren en beschreef de intocht als goddelijke bestemming.

Jozua 6:26 vertelt dat niemand de verwoeste stad Jericho mag herbouwen. Dat dit toch is gebeurd door een zekere Hiël uit Bethel, die de muren fundeert met kinderoffers, wordt vooral vermeld om koning Achab (begin negende eeuw) te blameren (1 Kon. 16:34). De vloek van Jozua is wel de voornaamste theologische duiding van Jericho’s periodieke onbewoondheid. Andere wetenschappers opperen radioactieve straling als gevolg van bewegingen in de breuklijnen van de aardkorst, die ziektes zou veroorzaken. Klimatologisch is het overigens niet goed mogelijk er het gehele jaar door te wonen vanwege de zomerse hitte. Franken (Zoals gezegd is over) meldt een oude traditie van behekst water door een kwade brongeest die teruggaat op de stammoeder van de clan die ooit mocht blijven, de Rachabfamilie. Zo zou de huidige lokale bevolking nog de djinniyat, geesten van deze bron kennen, die mannen verleiden en zwangere vrouwen aanvallen! Veel speculatie dus maar erg boeiend als we het houden tegen de achtergrond van de vraag die de profeet krijgt voorgelegd!

twb, goed, zoals het is bedoeld bij de schepping (Gen. 1:4vv; 2:19). Het vormt de liefdeskern van de Eeuwige (Ps. 136:1vv) waar de gelovige graag dichtbij wil zijn (Ps. 73:28; 84:11).

ra’, slecht van kwaliteit, gevaarlijk, boosaardig, zoals het niet de bedoeling is (Gen. 6:5; Gen. 41:20; 1 Kon. 11:6; 14:22 kwaad in de ogen des Heren).

mèlah, zout. Van daaruit wordt het kristalhelder hoezeer zout als onmisbaar levenselement een kwaliteitstoevoeging in de communicatie tussen de mens en de Eeuwige kan zijn (2 Kron. 13:5; Ez. 43:24; Ex. 30:35). Elk spijsoffer moet gezouten worden. ‘Laat bij je meeloffer het zout, het symbool van het verbond met je

God niet ontbreken’ (Lev. 2:13; vert. Dasberg). Wat de Levieten (Num. 18:19) zelf als ‘salaris’ mogen opeten van de offerandes van het volk, wordt een zoutverbond genoemd. ‘Verbond met zout bekrachtigd’ (Dasberg). Pasgeborenen worden met zout ingewreven (Ez. 16:4). Zout kan daarentegen echter ook teken zijn van blijvende vernietiging (Richt. 9:45).

rp’ genezen, met veelal de Eeuwige als de genezer, als heiland. Bij Hem zoekt de gelovige troost en heil voor wat hem overkomt. (Ps. 6:3; 30:3; 41:5; 60:4; 103: 3; 147:3; Ez. 47:8).

Het Marcusgedeelte, een spreukenverzameling van Jezus, beklemtoont de betekenis van zout als vitaal element om voedsel smakelijk, prikkelend en gekruid te maken (Kol. 4:6). Wie door Jezus’ woord is aangeraakt, mag smaakmaker van het evangelie worden.

Aanwijzingen voor de prediking

De bewoners van Jericho stellen hun vraag niet vergeefs: ze krijgen antwoord. Würthwein e.a. noemen dit verhaal een anekdote, waar de latere redigerende deuteronomist een diepe lijn heeft gebracht door in vers 21 in te voegen: ‘zo spreekt de Heer’. Wat zich hier voltrekt, wordt de Eeuwige toegeschreven. Schijnbaar wonderlijk toeval heeft zodoende, door het als geloofsverhaal te verkondigen, een diepere zin gekregen, een duiding van Godswege. Parallellen in ons eigen leven?

De profeet komt niet met eigen instrumentarium: hij vraagt hen om een nieuwe schaal die zij zelf met zout moeten vullen. Zo komt het Godswoord ook in ons leven niet met iets compleet nieuws, maar geeft aan hoe bestaande dingen ten goede te gebruiken zijn en in geloofsvertrouwen voor elkaar mogen worden ingezet. (Rom. 8:28; LvdK Gez. 473).

Wonderlijk is de remedie van de profeet: in dat gebied waar het zout zo letterlijk voor het opscheppen ligt dat er zelfs een zee naar genoemd is, moet zout de bron reinigen? Door het woord krijgt het gebaar kracht en wordt het zout een helend verbondsteken. Daaruit mag moed worden geput om ook schijnbaar onzichtbare (zoals hier de verontreinigde onderaardse bron) ongerechtigheden in naam van de Eeuwige te benoemen en een halt toe te roepen. Interessant is het geologisch gegeven dat door extra zout aan pekelwater (het verontreinigde bronwater) toe te voegen de verontreinigde kristallen worden ‘ingebouwd’ en dus onschadelijk gemaakt worden waardoor het water weer drinkbaar wordt. Elisa als aankomend geoloog? Nee, het gaat er niet om het wonder te verklaren, maar om te verstaan dat door profetisch met de barre actualiteit om te gaan, dingen hun zin en verband kunnen krijgen en het leven leefbaar wordt.

De afgewezen asielzoeker zag zich bijna een beloofd land binnenkomen maar ontdekte net als de mensen van Jericho: de plek is wel goed, maar deze samenleving is ziek! En twee weken later werd hij uitgezet, met een plastic zak als enige bagage. Is er een verband? We spraken ook over zijn eigen land, zijn Jericho; wel goed, maar door oorlog en ontreddering volkomen onleefbaar. De kinderen zijn er gevlucht of soldaat geworden en zwangeren worden er verkracht. De tekst inspireerde hem om voor zijn eigen land om helende profeten als Elisa te bidden.

En wij? Kunnen wij de tekst zien als kritiek op westers consumptief genoegzaam leven? Als zout in een wond? Welke geestelijke bronnen van leven zijn dermate vervuild dat ze een vruchtbaar samenleven in dit land verhinderen? Wat zijn de geestelijke perspectieven voor onze kinderen? Hebben we werkelijk contact met de echte bron van leven (Joh. 4) of laten we ons laven met wat deze consumptiemaatschappij haar bij de dag levende klanten weet te bieden? Delen we onze vruchtbare westerse palmstad met de mensen van de zoutvlaktes in de Derde Wereld of bouwen we, net als Jericho toen, onneembare scheidingsmuren om ons leven, ons huis, ons land, ons werelddeel?

Jezus’ woord geeft een aanwijzing: zonder zout en water is leven onmogelijk! De beker water uit vers 41 kan goed worden verbonden met de Elisabron. De perikoop leert dat het zich afspeelt op het scherp van de snede, vurig, als een toets op leven en dood! Zout verliest zijn kracht als het ongebruikt in de open lucht blijft liggen; het vervloeit omdat het water aantrekt en alleen de onzuivere delen achterblijven. Het accent ligt anders dan in de bergrede: wij zijn hier niet zélf het zout der aarde (Mat. 5:13), maar het zout bevestigt onze verbondsrelatie met de Eeuwige.

Wat doet dat beetje zout met ons geloof? Alles. Zout is goed (vers 50), maar geen hoofdgerecht. Het gaat om de toevoegende waarde en het moet niet overheersen. Daarom is het vast niet verkeerd je eigen geloof met een korrel zout te nemen. Dat verbindt je juist met de Eeuwige! En verder: zout conserveert waarom het werkelijk gaat, zonder conservatief of fundamentalistisch te worden. Het geeft het geloof pit en smaak, zonder de ander iets in te peperen (Kol. 4:6). Het kruidt zelfs ons geloof zodat we niet verzuren of verbitteren, en de vrede bewaren (vers 50)! Om dit besef letterlijk en figuurlijk te binnen te brengen doopt het joodse huisgezin elke sabbatsavond haar brood in zout. Een gemeente die het evangeliewoord niet te lang ongebruikt laat staan, zal ontdekken hoe de Heer van leven en dood zijn kinderen door een paar prikkelende korreltjes kan betrekken bij het Rijk Gods.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken