Preekschets bij 1 Petrus 1:3 – voor de 1e zondag na Pasen
Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid heeft hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop.
1 Petrus 1:3
Schriftlezing: 1 Petrus 1: 1-12
Thema: Pasen: begin van een hoopvol leven
Zie ook: Preekschets bij 1 Petrus 1:17-21 voor de 2e zondag na Pasen
Introductie
Deze preekschets is bedoeld voor de 1e zondag na Pasen of ‘Beloken Pasen’. De tekst is genomen uit de eerste brief van Petrus, ook wel de Paas-brief genoemd. Petrus verbindt het paasgebeuren met het leven van elke dag. Opmerkelijk is de verbinding die hij direct na de groet legt tussen Pasen en wedergeboorte. Dat lijkt een niet zo voor de hand liggende combinatie. Het is de uitdaging voor de prediker om dat verband inzichtelijk te maken en in de preek praktisch uit te werken.
Uitleg
1 Petrus 1: 1-2
Het eerste vers van deze brief geeft een duidelijke introductie van de schrijver en de lezers. De schrijver is een vooraanstaand man in de kerk. Hij noemt zichzelf met de naam die Jezus hem geeft: rots. Hij hoort tot het fundament van de gemeente (Efeziërs 2:20). Verder is hij ook gezant van zijn Heer. Dat houdt in dat hij toebehoort aan Christus en tegelijk dat Christus helemaal achter hem staat.
De geadresseerden van de brief zijn christenen in Klein-Azië. Ze krijgen een dubbele aanduiding: uitverkoren vreemdelingen. Woorden die elkaar versterken. Doordat God hen gekozen en geroepen heeft, zijn ze vervreemd geraakt van hun natuurlijke omgeving. Ze zijn namelijk anders gaan leven, nu aan God gewijd. Daardoor zijn ze voor hun omgeving geworden wat (bijvoorbeeld) asielzoekers voor ons zijn; gasten uit een ander land, met andere gewoonten. Zij wonen in de diaspora. Een woord dat we letterlijk moeten nemen. Het duidt het gebied aan waar al langere tijd groepen Joden wonen.
In vers 2 klinkt de groet, die nauw aansluit bij vers 1. De geadresseerden zijn door God uitgekozen mensen. De drie Personen van de Drie-eenheid worden hier genoemd: ze zijn uitgekozen krachtens voorbeschikking door de Vader, in heiliging door de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenkeling met het bloed van Jezus Christus. Hierin wordt de eenheid en het doel van Gods werk in hun leven zichtbaar gemaakt. De Vader kiest uit, de Geest heiligt en dit leidt tot gehoorzaamheid aan God. Het lijkt te gaan om een soort verkiezing tot priester. De besprenkeling met bloed wijst hier ook op Exodus 29:19-21). Dit priester-motief komt later in de brief terug (bijv. in 1 Petrus 2:9).
Petrus begroet zijn lezers vervolgens met een zegenwens die betrekking heeft op hun geestelijke groei: Gods genade leidt tot vrede ( met God, met de ander, met jezelf).
Vers 3
Dit (tekst)vers sluit nauw aan op de inleidende verzen. Ook hier spreekt Petrus over het werk van God in de gelovige. Hij doet dat in de vorm van een lofprijzing op God. Als kenner van het Oude Testament grijpt hij terug op de lofprijzingen in de psalmen en het bekende Joodse Achttiengebed.
Hier wordt de God van Israël verheerlijkt als de Vader van Jezus Christus, de Heer van de kerk. In het vervolg van dit vers valt op dat Petrus hier spreekt over ‘ons’. In vers 4 gaat hij over naar ‘u’ en deze aanspraak houdt hij vast in de rest van dit hoofdstuk. Dat wil waarschijnlijk zeggen dat Petrus begint bij zijn eigen situatie op Pasen. Pasen vormde voor hem (en de andere leerlingen) duidelijk een keerpunt. Een nieuw begin, als een nieuwe geboorte. Wat toen in hun leven gebeurde, heeft zich later ook voltrokken in het leven van zijn lezers. Petrus legt dat verband zelf in vers 23. Dat geeft ruimte om vers 3 breder te trekken dan alleen het leven van de eerste leerlingen.
Wat is er dan precies gebeurd met Pasen? Toen Jezus uit de dood opstond, stond Hij op aan de andere kant van het graf; de dood had het afgelegd, ligt als een geslagen hond aan de voeten van Jezus. Maar op diezelfde dag is er ook iets gebeurd met Petrus. Voor hem en de andere leerlingen leek Goede Vrijdag het einde. Al hun hoop was vervlogen. Ze waren alles kwijt. Maar met Pasen kwam daar verandering in. Op Pasen ontmoette de opgestane Heer Petrus persoonlijk (Lukas 24: 34). Dat contact maakte van Petrus een ander, een nieuw mens, hij werd met zijn Heer tot nieuw leven gewekt. Voor Petrus is de opstanding het centrale heilsgebeuren, de start van zijn nieuwe bestaan.
Petrus legt dus verband tussen Pasen en zijn eigen verandering, zijn wedergeboorte. Hij legt daarbij de nadruk op de activiteit van God de Vader. Hij heeft ons opnieuw geboren doen worden. De aoristus van het gebruikte werkwoord, de aoristus van αναγενναώ, wijst op een eenmalig gebeuren, waardoor God in mensenlevens heeft ingegrepen. Zoals Petrus door de ontmoeting met de opgestane Heer tot nieuw leven kwam, zo zijn de lezers opnieuw geboren toen ze het evangelie van Pasen zijn gaan geloven (vers 23). Dat nieuwe begin is te danken aan Gods barmhartigheid en heeft tot gevolg een leven in hoop. God ontfermt zich over mensen, of ze nu apostel zijn of niet (2:10). Gods hart gaat naar mensen uit. En die ontferming is groot, omdat God een groot hart heeft.
Het gevolg van Gods ontferming en de daaruit voortgekomen wedergeboorte is dat het leven weer hoopvol wordt. Voor Pasen was Petrus’ leven letterlijk hoop-loos. Nu heeft hij hoop gekregen, in de zin van een vaste toekomstverwachting, zelfs over dood en graf heen. In het vervolg wordt die hoop nader uitgewerkt, in de richting van de erfenis die in de hemel klaarligt om uitgedeeld te worden (vers 4-5). Het is een levende hoop, omdat Pasen de grondslag ervan vormt. In de NBV is dit wat flets vertaald met: waardoor wij leven in hoop. Het gaat er om dat het een gegronde en levenskrachtige hoop is.
Aanwijzingen voor de prediking
Het begin van de preek kan een voorbeeld van hoop vertellen. Bv over een oude vrouw die in Amsterdam moeizaam op de tram stapt, waarna de conducteur ‘grappig’ zegt: ‘Zo, mevrouwtje, u hebt uw beste tijd wel gehad’; waarop de vrouw gevat antwoordt: ‘Dat had je gedacht, mijn beste tijd komt nog!’
Daarbij is het goed even op het woord ‘hoop’ in te gaan, dat we meestal erg oppervlakkig gebruiken (‘ik hoop dat het morgen mooi weer wordt’). De hoop als wens. Voor dit soort hoop is geen opstanding nodig. In de bijbel is de hoop gefundeerd in de opstanding van Jezus.
Belangrijk is om goed uit te leggen hoe het verband is tussen Pasen en wedergeboorte. Dit kan het beste door de persoonlijke ervaring van Petrus te beschrijven. Door de ontmoeting met Jezus mocht hij opnieuw beginnen en een heel ander leven gaan leiden. Door vers 3 met vers 23 te verbinden kun je laten zien dat wat Petrus meemaakte ook onze realiteit mag zijn. De toekomst ligt open. De dood heeft het moeten afleggen tegen jouw Heer.
Deze realiteit heeft gevolgen voor je leven vandaag. In de eerste plaats is er een stuk relativering van wat hier belangrijk lijkt (geld, carrière, aanzien). We hoeven niet alles uit de kast te halen. Daarnaast bepaalt Pasen en de hoop die je hebt ook je doen en laten. Hier kun je verband leggen met vers 1: we zijn vreemdelingen, we hebben een ander gedragspatroon dan velen om ons heen (denk aan seksualiteit, omgang met geld, zorg voor de ander).
Laat zien dat van ons nieuwe leven met Christus de barmhartigheid van God de bron is. Daarop kunnen we telkens terugvallen, ook als dat nieuwe leven nog niet altijd goed uit de verf komt. Zo leven we vanuit Gods ontferming en zijn we op weg naar de erfenis die ons dankzij Christus toe zal vallen. Het is dus een en al blijde boodschap wat de klok slaat.
Liturgisch kader
Het lijkt me goed de Schriftlezing uit 1 Petrus 1 te nemen (vooral vers 1-12 en vers 22-25).
Met betrekking tot de keuze van liederen ligt het voor de hand om NLB 641 te laten zingen (Jezus leeft en ik met Hem!). Vanuit de psalmen met name Psalm 126 over zaaien met tranen en maaien met gejuich. Wie graag opwekkingsliederen laat zingen, kan terecht bij Opwekking 174 (Juicht, want Jezus is Heer) en aan het eind van de dienst 585 (Er is een dag).
`
Kindermoment
Voor jonge kinderen kan aan de hand van voorbeelden uitgelegd worden wat hoop betekent. Bijvoorbeeld richting een verjaardag of door uit te leggen wat ‘in verwachting zijn’ betekent.
Voor oudere jongeren zou aan het begin van de dienst met behulp van een mentimeter geïnventariseerd kunnen worden wat het woord ‘hoop’ bij hen oproept.
Geraadpleegd
Bij de voorbereiding heb ik veel gehad aan het commentaar van P.H.R. van Houwelingen op 1 Petrus en dat van M.H. Bolkestein op de brieven van Petrus en Judas.
Meer praktische hulpmiddelen bij de preekvoorbereiding zijn Stefan Paas, Vreemdelingen en priesters; en Stefan Paas en Gert-Jan Roest, Vreemde vogels (pag. 9-18).