Menu

Premium

Preekschets Exodus 19:5

Exodus 19:5

Laetare

Als je mijn woorden ter harte neemt
en je aan het verbond met mij houdt,
zul je een kostbaar bezit voor mij zijn.

Schriftlezingen: Exodus 19:1-8a; 24:12-18; 31:18; Johannes 6:1-15

Het eigene van de zondag

Laetare vormt, net als Gaudete, het midden van de vastentijd op weg naar het komende feest. Wie die weg als pelgrimage begrijpt, is er vandaag op de helft, ‘übern Berg’. Die Duitse uitdrukking voeg ik hier in vanwege beide lezingen, die aanleiding geven om de ‘berg’ te mediteren. Op het oefentraject om tot jezelf te vinden in het spoor van Christus – of anders gezegd: om tot Christus te vinden, tastend door je eigen donkere terreinen, doemt een schemer op van licht achter de horizon.

Uitleg bij Johannes 6 als verdieping van Exodus

De keuze voor Johannes 6 is allereerst ingegeven door het thema uit Exodus in verband met de serie lithografieën. In beide verhalen vielen parallellen op: ontmoeting op de berg (Mozes met zijn God, de menigte met Jezus); het vertrouwen in de ontvangers dat zij verantwoordelijk omgaan met wat in hun handen gelegd wordt; beide verhalen leggen een basis voor de toekomst (brood tegen de honger – ‘de wet’ als ‘brood’ om samen te kunnen leven in vrijheid). Dat het om de klassieke evangelielezing gaat, was niet doorslaggevend, maar wel mooi meegenomen op zondag Laetare.

Het aandragen van exegetisch materiaal uit de evangelielezing blijft beperkt (het zijn veel gelezen, overdachte en besproken teksten, de beschikbare ruimte hier is beperkt …), maar ik wil het niet helemaal weglaten; het kan verdiepend (verbredend) werken voor de Exoduslezing bij de beeldmeditatie. Dit argument is ook van toepassing voor de twee stukken voor Judica en Palmarum.

Een paar gedachten, uit de exegese van Johannes 6:1-15, de evangelist neemt de hoorder mee naar de berg, vanwaaruit zich een andere, ruimere kijk naar de toekomst opent: geen stenen, kogels, raketten . intifada . om problemen op te lossen en toekomst veilig te stellen, maar leven: een maaltijd. Een andere energiebron dus die geschiedenis op gang brengt en beweegt: brood en vis, die gebroken worden, gedeeld en uit handen gegeven. En wonder boven wonder: geen verlies, maar winst.

Jezus neemt zijn vrienden de moeite niet af, maar hij stimuleert hun verantwoordelijkheid. Op de vraag van de discipelen: Hoe moet dat met zo weinig middelen en zo veel problemen? zegt Hij: ‘Kijk, daar is een jongen die heeft vijf broden en twee vissen.’ Vanuit die berg als uitkijkplaats valt niet weg wat voor het oog, voor de hand en de voeten ligt. Jezus wijst zijn vrienden, die het probleem wel herkennen maar niet de dimensie van hun eigen betrokkenheid bij de oplossing, op een wonderlijke realiteit: op deze ‘berg’, waar Hij aanwezig is, blijkt het probleem deel uit te maken van de realisering van een visioen. Die jongen, die daar ‘toevallig’ staat met wat brood en wat vis, wordt onverhoeds tot medewerker aan een toekomst, waarvan op dit moment nog niemand kan dromen: leven dat verder strekt dan de behoefte aan het (brood)nodige. De herinnering aan de doortocht door de zee en het manna in de woestijn klinkt door de beschrijving van de rustplaats: aan de ‘overkant van de zee’ (6:1).

Wanneer Johannes vertelt dat ‘Jezus de broden neemt en uitdeelt’, dan is dat teken van de reeds aangebroken én de nog te verwachten toekomst. De aanwezigen ontvangen hun toekomst uit de hand van Jezus (6,11), zoals hun voorouders de woorden van leven ontvingen uit de hand van Mozes. En opdat geen twijfel bestaat over de herkomst van die toekomst, laat Johannes Jezus een paar verzen verder zeggen: ‘… niet Mozes … maar mijn Vader … geeft u het ware brood uit de hemel’ (6:39).

Wat er gebeurt op de berg is als een schemer van het licht dat de komende dag aankondigt. De maaltijd op de berg is een tussenmaaltijd. Het brood strekt verder dan de dag en de honger van morgen. De weg is het doel nog niet!

Uitleg bij en aanwijzingen voor de beeldmeditatie
‘Mozes ontvangt de wet’ – Exodus 19:1-8a; 24:12-18; 31:18 (litho 123)

De beslissende scène op de berg tekent Chagall in een allesomvattend blauw, waarmee hij Gods trouw en betrouwbaarheid symboliseert. De hele vlakte die hij ter beschikking heeft, voorgrond en achtergrond van de ontmoeting, zijn gevuld door dit blauw, die overweldigende ervaring van vertrouwen. Alles wat er gebeurt, is daarin ingebed, rukt de mens als het ware los van de grond, van zijn standpunt, los van zijn taak, waaraan die vastzit. Chagall laat een haast onwerkelijk moment ontstaan, waarin Mozes zijn tegenover herkent en zelf tegenover is, partner.

Een buitengewone ontmoeting, diagonaal door de hele vlakte getekend, zonder begin en einde.

Die ontmoeting definieert het oneindige blauw als ruimte, waarin oorsprong en doel van de ontmoeting zichtbaar worden: de mens ontvangt ‘de wet’, het ritme, waarin leven functioneert, waarin vrijheid haar maat vindt om leven gestalte te kunnen geven. Het brood uit Johannes 6, in de handen van mensen gelegd, en de woorden die Mozes ontvangt, zijn twee gestalten van hetzelfde: leven als geschenk. Met het brood (Johannes) en het woord (Exodus) ontvangt de mens het vertrouwen van Hem die ‘de gaven’ in zijn handen legt.

Chagall tekent dit moment als actie. Vrijheid ‘bestaat’ niet (zoals God niet ‘bestaat’), vrijheid gebeurt (zoals God gebeurt). Vrijheid heb je niet, maar wordt je aangereikt. Twee kleine gele streepjes laten de beweegreden van deze actie zien: liefde. Geel is bij Chagall vaak synoniem voor goddelijke liefde. Daar hangen die woorden, dit geschenk als het ware aan vast. Of stellen die gele streepjes de energie voor, die de tafels uit het onzichtbare losrukken en in Mozes’ handen leggen? Hoe dan ook, in zijn gezicht en op zijn handen is een weerspiegeling van het licht zichtbaar, dat voor Mozes de herkomst van het geschenk eenduidig maakt.

Ook hier, zoals bij Johannes, is dat geschenk niet kant en klaar, het wordt de mens in handen gegeven in het vertrouwen, dat hij / zij daar iets mee doet. Die aangeduide tafels vormen hier in ieder geval geen beperking voor de tekst die erop staat – of erop komt te staan; zij lijken nog niet af. Die tafels zijn weliswaar ‘door Gods vinger beschreven’ (31:18), maar wat er staat, moet nog leesbaar worden, uitspreekbaar gemaakt, moet gevocaliseerd om gelezen, gehoord, begrepen . te kunnen worden.

‘De wet’ in de handen van Mozes gelegd, is geschenk én opdracht tegelijk. Geen kant-en-klare tekst is ‘Gods woord’. ‘Gods vinger’ handhaaft niet een bepaald alfabet, schrijft niet een taal uit een bepaalde cultuur. Wat Mozes straks de mensen zal aanreiken, zijn de tafels die hijzelf uit de rots gehakt en beschreven heeft met wat hij hoorde. Mozes ontvangt een aanbod om de intentie van het leven gestalte te geven en het niet te laten perverteren door te doen alsof je het zelf gemaakt hebt. Die intentie maakt de gave tot een levensnoodzakelijk ‘geschenk uit de hemel’.

Waar komt dit aanbod vandaan? Als kijker naar deze litho zie je het niet, het blijft een geheim dat zich verbergt achter ‘een donkere wolk’ (19:9). Mozes ziet het wel! Als ik zie dat de ander het wel ziet, dan zie ik in de ander die Andere. Vrijheid is dus niet: ik doe wat ik goed vind – maar is: leven zoals ik zie wat jij ziet wat waarheid is .

Liturgische aanwijzingen

Een gemeente die het zich kan veroorloven, dekt het altaar / de tafel vandaag roze, zoals op 3e advent: door het paars van de ervaring met jezelf heen schemert het licht van hem, de Komende, de Levende, de Bevrijder. In die zin zijn Pasen en kerst toch twee kanten van één feest! Een paar aparte kenmerken:

  • midden in de vastentijd bepaalt een jubelend pelgrimslied de bijeenkomst van de gemeente: Psalm 122;

  • anders dan gebruikelijk komen antifoon en naam van de dag niet uit de psalm, maar uit Jesaja (66:10), ‘Verheugt u, samen met Jeruzalem.’;

  • een zondag, geschapen om feest te vieren als pauze onderweg: ‘De Heer richt op zijn berg een maaltijd aan’ (LB 27), ‘Weest blijde nu, in ’t midden van het lijden’ (ZG I, 21), ‘Gij zijt in glans verschenen’ (Tt 148), ‘God, die ons aan elkaar als wijn te drinken geeft’ (ZG II, 110);

  • het liturgisch karakter van Laetare maakt de spanning duidelijk, waarin die weg gegaan moet worden tussen hoop en reëel existerende ellende – voor individu én gemeente. In zoverre bereidt Laetare voor, wat op Palmarum zijn hoogtepunt aan spanning bereikt – althans als men het aandurft, straks Jezus’ intocht in Jeruzalem én het lijdensverhaal in één liturgische viering te plaatsen, ter opening van de ‘Stille Week’ – wat in de liturgische traditie geen slechte papieren heeft.

Geraadpleegde literatuur

De adem van het jaar, uitg. Prof. Dr. G. van der Leeuw-stichting; Karl Heinrich Bieritz, Het kerkelijk jaar, Amsterdam 1995; verder eigen vertaling, uit: Christofer Conrad: Marc Chagall, Die Lithographien. La collection Sorlier, Verlag Gerd Hatje, Stuttgart 1999, 47 vv. (daar zijn ook de afbeeldingen te vinden); K. Onasch, A. Schnieper, Ikonen. Fascinatie & Werkelijkheid, Kampen 1995.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken