Preekschets Exodus 2:10
Exodus 2:10
Laetare
Toen het groot genoeg was, bracht ze het naar de dochter van de farao.
Deze nam het aan als haar eigen zoon.
Ze noemde hem Mozes, ‘want,’ zei ze, ‘ik heb hem uit het water gehaald.’
Schriftlezing: Exodus 2:1-10
Het eigene van de zondag
Zondag Laetare is genoemd naar de introïtus uit Jesaja 66:10-11: ‘Laat allen die Jeruzalem liefhebben zich met haar verheugen en juichen om haar, laat allen die om haar treuren nu samen met haar jubelen…’ Deze zondag is het scharnier in de Veertigdagentijd, in de rooms-katholieke traditie ook wel genoemd ‘halfvasten’. Op deze dag wordt vooruitgekeken naar het paasfeest, de bevrijding uit alles wat mensen gevangen houdt. Jesaja 66 is het slot van Trito-Jesaja, het boek dat profeteert over de terugkeer en het thuiskomen in het land na de ballingschap. De bezinning van de Veertigdagentijd op het lijden is nog altijd aanwezig, maar ze wordt op deze dag verlicht door het licht van Pasen. Daarom mag de liturgische kleur lichtpaars of roze zijn. Er kan gezegd worden dat deze zondag vrolijk mag zijn om de volgende twee zondagen die zwaar zijn van lijden en dood te kunnen doorstaan. We kunnen niet volhouden zonder het perspectief van het einde van het lijden.
Uitleg
Het tweede deel van de Pentateuch, het boek Exodus, begint in het Hebreeuws met het woord ‘en’: ‘en dit zijn de namen.’ Hiermee toont het boek zijn verbondenheid met Genesis.
Genesis vertelt ons de geschiedenis van de wereld, hoe de wereld Gods terrein is, speelveld van God en mensen samen. Het geeft de oerverhalen weer van de mensheid en haar gedrag en mondt uit in de verhalen rond de aartsvaders.
Exodus vertelt hoe het verder gaat. Hoe het verhaal van de nakomelingen van Abraham, Izaak en Jacob het verhaal wordt van het volk Israël. In Egypte worden de Hebreeërs of Israëlieten tot een volk gesmeed en als volk gezien. De aanhef van het boek, ‘en’, legt verband met de oorsprong van het volk en met de belofte aan Abraham dat hij zal uitgroeien tot een groot en talrijk volk (Gen. 15). Exodus begint met het verhaal van de ballingschap in Egypte. Deze ballingschap is het prototype van alle ballingschappen, tot op de dag van vandaag. Het boek verhaalt van de verandering van leefomstandigheden, die gepaard gaat met toenemende onvrijheid, wat uitmondt in slavernij. En het verhaalt van Gods keuze voor dit volk, voor mensen in slavernij. ‘Ik heb gezien hoe ellendig mijn volk er in Egypte aan toe is’ (Ex. 3:7).
In deze context staat het verhaal van de geboorte van Mozes. Over de betekenis van zijn naam zijn de geleerden het niet eens. De tekst geeft als betekenis aan: ‘uit het water getrokken’. We leggen dan, gezien de band tussen Genesis en Exodus en de betekenis en functie van de rivier de Nijl in de eerste verhalen van dit boek en bij de plagen, de verbinding met de chaos(wateren) van Genesis 1, die door God op orde gebracht wordt (worden). Een Hebreeuwse vertaling van het woord kan vanuit de stam msjh ook zijn: ‘hij die uittrekt’. Dit heeft dan op de komende uittocht betrekking en slaat dan zowel op de functie van Mozes als op het handelen van God (Ex. 3:8). In het Midden-Oosten vindt men de stam geregeld terug in namen als Ramses, Tutmozes, et cetera. Hier betekent het: ‘afstammeling van’.
Het uitgangspunt van Exodus is dus de keuze van God voor zijn volk (Ex. 3), de bekendmaking van zijn naam, van zijn aanwezigheid, en de belofte en opdracht aan Mozes om zijn volk te bevrijden. Zie ook Jesaja 43. Het is deze keuze van liefde voor zijn volk, voor de wereld die goed (tov) moet zijn, tot zijn recht moet komen. God die zichzelf ziet als de God van oudsher (Hos. 12:10) en die ‘vecht als een leeuw’ (Hos. 13:4-7) om de relatie met zijn volk in stand te houden. Die het volk voortdurend voorhoudt dat hij het bevrijd heeft, dat vrijheid met zijn naam verbonden is. Dit is de belijdenis die als een rode draad door het Oude Testament (en het Nieuwe Testament) loopt: God heeft ons bevrijd uit Egypte. Deze belijdenis is steunpunt, houvast en garantie voor het volk in tijden van beproeving: wat toen gebeurd is, kan elke dag gebeuren.
Aanwijzing voor de prediking
Het verhaal van de geboorte van Mozes is de ouverture tot het grote bevrijdingsverhaal. Het is verteld vanuit de beleving van het volk dat zich vanuit de belofte aan Abraham gezegend weet en geroepen tot vrijheid, ondanks ballingschap, slavernij en doodsdreiging. Nu mogen er naar het besluit van de farao geen nieuwe Hebreeërs meer bij komen. Vol is kennelijk vol en alle mannelijke nakomelingen die nog komen, moeten in de Nijl gegooid worden. De chaos slaat toe, zoals in Genesis 1. Water overspoelt de mens. Water dat dood en leven in zich draagt.
Na zijn geboorte wordt Mozes aan de Nijl toevertrouwd. Hij wordt niet in het water gelegd om te sterven, maar om te leven. Het water redt hem. In dit geval heeft het water de functie van leven-scheppend in een situatie die levensbedreigend is. Er zijn parallellen met de ontstaansgeschiedenis van andere verlossers: Simson, Samuël, Johannes de Doper, Jezus. Zij zijn geboren onder omstandigheden waar menselijkerwijs leven niet mogelijk was. Dat geeft hun de status van bovenmenselijk-zijn, maar het wijst op iets wat belangrijker is (Jes. 11:1): ‘Maar uit de stronk van Isaï schiet een telg op, een scheut van zijn wortels komt tot bloei.’ Redding na oordeel en verwoesting, als alles verloren lijkt. Het is het geloof dat het lijden van mensen, het uitzichtloze van een situatie, nooit het laatste en het enige is.
Het is de oergedachte van het Joodse en het christelijke paasfeest: er is altijd een einde aan de tunnel waarin mensen zich bevinden, ook als die een aantal kronkelingen vertoont waardoor het licht aan de uitgang niet zichtbaar is. Dat licht is er wel! Daarvoor is Mozes uit de Nijl gehaald en daarvoor zal hij een lange, gevaarlijke en moeilijke weg gaan met zijn volk.
Bijzonder bij al dit soort verhalen is de rol die vrouwen er in spelen. Onvruchtbare vrouwen voor wie geen toekomst weggelegd leek in de toenmalige heersende opvatting, alleenstaande vrouwen zonder status, en hier: ongehoorzame vrouwen die het machtswoord van de koning op alle mogelijke manieren overtreden: de vroedvrouwen in hoofdstuk 1 die weigeren de jongens te doden, de vrouwen in het gezin van Mozes die het kind tegen de bevelen in verborgen houden en het zorgvuldig beschermen, de dochter van de farao die haar eigen gang gaat en het kind opvoedt.
Op zondag Laetare, midden in de Veertigdagentijd, blikken we vooruit naar Pasen. Het is goed ons te bezinnen op lijden en onvrijheid. Het is onze plicht ze te zien en te benoemen. Daar hebben zij die daaronder lijden recht op. In de prediking kan ruimte gevonden worden voor actualisering met politieke, maatschappelijke en wellicht persoonlijke situaties van mensen die perspectief, in de brede zin van het woord, missen. We kunnen hier echter alleen mee omgaan als we ons en anderen laten weten dat we leven vanuit hoop voor onszelf en voor anderen en als we bereid zijn daarvan de risico’s te dragen, beslissingen tegen de gevestigde orde te nemen, onze eigen weg te bepalen mits deze bepaald wordt door het perspectief van datgene waar mensen toe geroepen zijn: leven in vrijheid in een schepping zoals die volgens het scheppingsverhaal van Genesis 1 behoort te zijn: goed, tof.
Liturgische aanwijzingen
Als nieuwtestamentische lezing kan gekozen worden voor Openbaring 21:1-4, het uitzicht op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Ook valt te denken aan een lezing uit Johannes 11: de opwekking van Lazarus. Dan kan het verband gelegd worden tussen de opstanding van de mens en de opstanding van Christus.
Liederen: Psalm 122 als Introïtus, Gezang 172 (LvdK); Gezang 9 en 34 (Tt).
Geraadpleegde literatuur
Tenachon, De Tora, no. 10, B. Folkertsma Stichting voor Talmudica; A. de Leeuw, Mozes, Exodus 1-3,15, Kampen 1982; P.A.H. de Boer e.a., Zoals er gezegd is over De Uittocht, Zeist/ Antwerpen 1962; M. Noth, Das 2. Buch Mose Exodus (ATD 5), Göttingen/Zürich 1984.