Preekschets Exodus 4:18-32
Zondag Reminiscere, tweede zondag van de Veertigdagentijd
Schriftlezingen: Exodus 4: 18-32, Matteüs 17:1-9
Het eigene van Zondag Reminiscere
Zondag Reminiscere is de tweede zondag in de Veertigdagentijd. Deze naam is herleid uit Psalm 25: 6: ‘Gedenk o Heer, uw barmhartigheid!’
Gedenken heeft in eerste instantie de betekenis van ‘denken aan wat in het verleden is gebeurd’. De tweede zin van Psalm 25: 6 laat dat zien: denk aan uw liefde voor ons door de eeuwen heen. In Bijbelse termen (daarbij teruggaand naar de gebruikte Hebreeuwse en Griekse woorden) heeft gedenken nog een andere lading: door iets bij name te noemen roep je op tot beweging, tot actie. Een oproep aan God zijn liefde te gedenken is dus vragen om het (opnieuw) in beweging komen van die liefde. Dit gedenken krijgt in Exodus 4 een bijzondere lading. God benadrukt, net als in hoofdstuk 3, dat Hij trouw is aan het verbond met zijn volk en zijn woorden waar zal maken. Hij roept nu ook Mozes op te gedenken, te herinneren, en op grond daarvan in actie te komen. Dit zien we overigens vooral in het eerste gedeelte van Exodus 4.
De evangelielezing is deze zondag uit Matteüs17: 1-9. Dit verhaalt over de verheerlijking van Jezus op de berg. In de context van de aankondiging van zijn lijden in Matteüs 16. Het lijkt op de ervaring van Mozes in Exodus 3: de discipelen zien hier iets van de heerlijkheid van Jezus. God bevestigt in de herhaling van Deuteronomium 18: 5 (luister naar hem!) publiek de taak van Jezus, in het opvolgen van Mozes als dé profeet. Jezus ervaart deze taak, maar bij de discipelen roept wat ze zien en horen in eerste instantie angst op. Het zal ook in het vervolg van het leven van Jezus op aarde blijken dat het lang duurt voor zij een goed zicht krijgen op de roeping van Jezus. Het gedenken speelt hier voortdurend een rol: steeds weer moeten zij herinnerd worden aan de woorden en daden van God, van Jezus.
Deze zondag Reminiscere is dus tegelijkertijd een beroep op God als op onszelf.
Aanwijzingen voor de exegese van Exodus 4: 18-32
Dit gedeelte uit Exodus 4 staat na de bezwaren van Mozes tegen zijn roeping, en Gods geduldige antwoorden daarop. Nog niet alle hobbels zijn genomen. De overgave van Mozes en Aaron lezen we pas in Exodus 7: 6.
Hier zien we eerst dat Mozes naar zijn schoonvader gaat, en toestemming vraagt zijn vrouw en kinderen mee te nemen naar Egypte. Diens zegen krijgt hij. Vervolgens wordt Mozes geconfronteerd met het feit dat hij zijn zoon nog niet besneden heeft. Mozes en zijn zoon moeten dit bijna met de dood bekopen. Tenslotte bevat dit gedeelte het weerzien van Mozes met zijn broer Aaron. Een weerzien na veertig jaar. Ook dit verloopt goed. En dan, in vers 31, de voorlopige climax van alle (verwachte) weerstand: in weerwil van alle bezwaren door Mozes opgeworpen, gelooft het volk de woorden die namens God gesproken worden.
Enkele verzen uitgelicht:
• Vers 20: de staf van God gaat met Mozes mee. Die staf is, door het voorafgaande wonder, een teken van Gods macht en nabijheid.
• Vers 21: God zal ervoor zorgen dat de farao hardnekkig blijft. Goddelijk en menselijk handelen lopen hierin door elkaar.
• Vers 22: Israël wordt hier Gods eerstgeboren zoon genoemd. Gods bijzondere band met Israël wordt benadrukt.
• Vers 25 en 26: besnijdenis gaat gepaard met bloed. Dit is tekenend voor het verbond in het OT: er moet veel bloed vloeien.
• Vers 33: farao moet het volk, de eerstgeboren zoon van God, laten gaan, anders kost het hem zijn eigen eerstgeboren zoon. De keuze is hier: wie blijft er leven? Deze vraag was ook in Exodus 2 al actueel, in de beschrijving van de dood van alle jongetjes bij het volk Israël. Het is passend om hier, in de dagen voor Pasen, de lijn te leggen naar de dood van dé Zoon van God, van Jezus.
Aanwijzingen voor de prediking over Exodus 4: 18-32
Nadat God zijn naam en bevrijding aan Mozes bekend heeft gemaakt, moet Mozes klaar gemaakt worden om het volk Egypte uit te leiden. In de hoofdstukken 3 en 4 gebeurt dat op allerlei manieren, tegen meerdere vormen van weerstand in. Als de preek daarover gaat, kan dat op verschillende manieren gebruikt worden: afgezet tegen de onvoorwaardelijke gehoorzaamheid en bereidheid van Jezus om het volk te bevrijden, of afgezet tegen onze eigen weerstand om verantwoordelijkheid te nemen en te geloven in een roeping (als persoon, als gemeente). En daarmee verbonden de drempels in ons eigen leven die ons verhinderen dat te doen. Stap daarbij niet te licht over de bezwaren van Mozes heen. Het was een zware taak die hem te wachten stond. Een bijzondere taak ook.
Als de evangelielezing meegenomen wordt, kan het in de preek gaan over de relatie tussen lijden en verheerlijking. En onze reactie (als gelovige, als gemeente) op beiden. Evenals op de relatie daartussen. In het vervolg van Exodus zal blijken dat het volk kort van geheugen is, en al snel na de uittocht terug zegt te verlangen naar Egypte. De heerlijkheid waarin God zich heeft geopenbaard, is dan blijkbaar snel vergeten. Waar leg je voor jezelf eigenlijk de nadruk op, als je naar je eigen leven kijkt? En in hoeverre speelt angst hierin een rol? Bij de discipelen in Matteüs 17 in ieder geval wel.
Een derde mogelijke lijn sluit aan bij de oproep aan God zijn barmhartigheid te gedenken. In hoeverre doen wij dat eigenlijk? Een beroep doen op Gods beloften van bijstand, en Hem vragen daarnaar te handelen? En in hoeverre halen zijn woorden en daden uit het verleden ons er dan doorheen? Hoe kunnen we actief bezig zijn met het gedenken en herinneren van Gods daden? Doet het ons eigenlijk nog wat als we horen dat God zich onze ellende aantrekt? Of is er een reactie van ‘het zal allemaal wel’?
Aanwijzingen voor de liturgie
De introïtuspsalm voor Zondag Reminiscere is 25. Deze psalm staat in het kader van het verlangen naar God, en speelt ook in de adventstijd een rol. NLB 535c is een introïtusantifoon van dit vers opgenomen.
Lied over de verheerlijking (in combinatie met het lijden) van Jezus: NLB 543 ‘Gij zijt in glans verschenen’.
Lied over de verheerlijking op de berg, en de relatie met Mozes en Elia: NLB 545 ‘Christus staat in majesteit’.
Ook avondmaalsliederen, over het gedenken van de dood van Jezus, kunnen in de liturgie gebruikt worden. Hier past ook psalm 103, die ons oproept de goedheid van God te gedenken.
De evangelielezing uit Matteüs 17 is misschien niet een heel logische, in combinatie met Exodus 4. Ze kan wel gelezen worden als in de preek de relatie wordt gelegd tussen lijden en verheerlijking. En de reactie van Mozes, de discipelen en onszelf op die relatie.
Verder NLB 542 ‘God roept de mens op weg te gaan’ (Een lied voor de Veertigdagentijd aan de hand van Exodus)
Lied bij Exodus 4: Lied 9 uit Op de wijze van het lied (liederen van Hans Mudde, Boekencentrum, Zoetermeer, 2005).
Zie ook
Preekschets Exodus 3:1-18– voor de eerste zondag van de Veertigdagentijd
Preekschets Exodus 6:1-9 en 28-7:7 – voor de derde zondag van de Veertigdagentijd
Preekschets Exodus 7:8-25 – voor de vierde zondag van de Veertigdagentijd
Preekschets Exodus 9:13-35 – voor de vijfde zondag van de Veertigdagentijd
Preekschets Exodus 11 – Palmzondag
Preekschets Exodus 12:27-42 – Goede Vrijdag
Gebruikte literatuur
-
H.J. Boiten, De tien Plagen: Godsgericht over Egyptische goden, Heerenveen: Groen, 2019.
-
Umberto Cassuto, A Commentary on the Book of Exodus, Jerusalem 1987.
-
Brevard S. Childs, The book of Exodus, A Critical, Theological Commentary, Louisville 1974.
-
Frank C. Fensham, Exodus [De Prediking van het Oude Testament] Nijkerk 1984
-
Kees (C.) Houtman, Exodus vertaald en verklaard [Commentaar op het Oude Testament], Kampen 1986-1996.
-
Jonathan Sacks, Exodus boek van de bevrijding [Verbond en dialoog – Joodse lezing van de Tora] Middelburg 2019.
-
Werner H. Schmidt, Exodus [Bibilischer Kommentar zum Alten Testament II] Neukirchen 1988-2019.
Deze tekst is afkomstig uit ‘Een teken van leven. Handreiking voor de Veertigdagentijd, Pasen en paastijd 2020’ van het Steunpunt Liturgie GKV.
De complete handreiking is daar te downloaden, een bijbelleesrooster en uitgewerkte vespers (voor de Stille Week) zijn te koop. Zie www.steunpuntliturgie.gkv.nl.