Preekschets Genesis 24:67 – Verlies en verdriet
Genesis 24:67
Zo vond Isaak troost na de dood van zijn moeder.
Schriftlezing: Genesis 24
Het eigene van de zondag
Deze tekst leent zich in het bijzonder voor de maand november, waarin het gedenken van de overledenen een belangrijke rol speelt. Dat vindt momenteel in de meeste kerken op de laatste zondag van het kerkelijk jaar plaats (de zondag van de voleinding), maar er gaan ook stemmen op die ervoor pleiten om de gedachtenis naar Allerzielen te verplaatsen. In de samenleving krijgt de gedachtenis rond 2 november de laatste jaren steeds meer vorm. In 2012 besteedde de KRO daar een week lang aandacht aan onder het motto ‘Ode aan de doden’. Het gebruik van deze tekst in november kan dus rekenen op een bredere context, die de ontvankelijkheid voor het thema ten goede komt.
Uitleg
Het lange hoofdstuk kent een duidelijke opbouw. De inleiding wordt gevormd door vers 1-9: het gesprek tussen Abraham en zijn knecht (die niet bij name wordt genoemd), waarin onder strikte voorwaarden de opdracht wordt gegeven om een vrouw voor Isaak te zoeken in het land waar hij vandaan is gekomen. Vers 10-61 verhaalt van de lotgevallen van de knecht: zijn reis naar Mesopotamië, zijn ontmoeting met Rebekka bij de bron, zijn ontmoeting met haar broer Laban bij de bron, het gesprek in het huis van Laban waarin de knecht zijn opdracht uiteenzet en toestemming krijgt, en het vertrek van Rebekka. Het slotdeel bestaat uit vers 62-67, waar Isaak ter sprake komt, hij Rebekka ontmoet en haar meeneemt naar de tent van zijn gestorven moeder Sara.
In de hier geboden opzet is de focus anders dan gebruikelijk. Niet het familieverhaal, waarin de voortgang van het verbond tussen God en mensen belangrijk is, staat nu voorop. Troost vormt de essentie van de verkondiging. Dat is vanuit dit laatste vers van dit lange hoofdstuk begrijpelijk, maar wie het gehele hoofdstuk leest, zal niet in de eerste plaats aan troost denken, maar aan het samenzijn van Isaak en Rebekka, waaruit nieuw nageslacht geboren zal worden. Toch is het verrassend om deze geschiedenis eens vanuit dit perspectief te bezien, want het stuwt de loop van de gebeurtenis wel naar een duidelijk doel. Alles wat er gebeurt – nauwkeurig en liefdevol beschreven – vindt in deze laatste regel zijn bestemming, want hier bereikt deze geschiedenis haar doel.
Het verhaal maakt op het eerste gezicht de indruk van een familiegeschiedenis. Tot in detail wordt ons verteld hoe Isaak zijn vrouw Rebekka ontmoet. Naar ons nuchtere besef had het allemaal wel wat beknopter gekund, want de schrijver van dit verhaal permitteert zich veel bijzonderheden – die ons overigens wel een mooie kijk geven op het leven in die tijd.
Daarin schuilt de grote charme van dit verhaal. We krijgen zicht op de patriarchiale verhoudingen van toen, die de onze natuurlijk niet meer zijn. Wat dit betreft staat de gebeurtenis onbereikbaar ver van ons af. Maar het onderliggende motief is de aandacht voor het verbond van God met mensen en de voortgang daarvan. Er is sprake van een belangrijke overgang in de geschiedenis. De ene patriarch zal weldra ‘oud en der dagen zat’ dit leven verlaten en daarom worden Gods beloften nu op zijn zoon overgedragen. Die ene zoon is kwetsbaar: alles hangt menselijk gesproken van hem af. Daarom is het van levensbelang dat hij nu samen met een vrouw verder door het leven gaat, zodat er nageslacht zal komen en het verbond van God en mensen verdergaat.
Opvallend in het verhaal is de afwezigheid van God, die niet spreekt of handelt. Hij is er wel, via de engel die Abram zijn knecht toezegt en gezien het feit dat die deze belofte letterlijk herhaalt. De engel neemt hier de plaats van God in, die zelf bescheiden op de achtergrond blijft. In dit verhaal klinkt geen opdracht van de Heer, maar is er alleen die engel als toezegging van hogere nabijheid, als belofte dat God in deze hemelse afgezant zelf aanwezig zal zijn.
Vanuit het laatste vers lijkt het alsof een blokkade wordt weggenomen. De rouwende Isaak – die blijkbaar nog niet openstaat voor zijn toekomst – ziet nieuw perspectief, hij voelt zich getroost en ontvangt kracht om na de dood van zijn moeder nu zijn eigen leven te leiden. Troost vindt Isaak in de tent van zijn moeder Sara. Daar brengt hij Rebekka heen en dit is een veelzeggende plaats. De tent is echt haar plaats, de plaats waar zij heeft gewoond en gewerkt. Hier is het gemis zichtbaar aanwezig: het is een lege plaats vol herinneringen. Hier, in Sara’s tent, wordt het snijpunt gevormd tussen verleden en toekomst, waar twee vrouwen elkaar symbolisch ontmoeten. Sara, de vrouw uit wie Isaak is voortgekomen en die hem het leven heeft geschonken, én Rebekka, de vrouw met wie Isaak straks verder zal gaan, zijn levenspartner. Sara en Rebekka worden als het ware in de tent aan elkaar voorgesteld.
Aanwijzingen voor de prediking
Het is verleidelijk om het hele verhaal nog eens de revue te laten passeren, maar dat gaat ten koste van de focus op het laatste woord. Vanuit die laatste regel valt er een ander licht op deze geschiedenis. Het verdient dan ook aanbeveling om – mede ter wille van de tijd – niet de hele perikoop te lezen, maar door middel van enkele passages voeling te krijgen met het hele verhaal. Een mogelijkheid is om vers 1-7, 39-44 en 62-67 te lezen. De passages kunnen door enkele toelichtende woorden met elkaar worden verbonden en brengen de hoorder wat gerichter bij het slotwoord, dat deze keer centraal zal komen te staan.
De bescheiden rol van God in dit verhaal geeft ons ruimte om het menselijke aspect in dit verhaal naar voren te halen en het is in dit opzicht een onverwacht actueel verhaal: ook wij ervaren God niet altijd zo concreet in ons persoonlijk en gemeenschappelijk leven. Tegelijk zijn wij wel op zoek naar ervaringen van God en speelt geloofsbeleving in onze tijd een belangrijke rol. In onze moderne levenservaring is God vaak op de achtergrond aanwezig en speelt Hij tussen de regels door een rol, maar lang niet altijd zo prominent als dat in veel bijbelverhalen het geval is. In dit verhaal is dat ook niet het geval en dat schept een verbinding met ons huidige levensgevoel.
Isaak vindt troost door bewust met verlies om te gaan. Voordat hij zijn eigen leven gaat leiden, sluit hij eerst bewust de periode van het kind-zijn af, zijn jeugdjaren bij zijn ouders. Mensen die alleen zijn krijgen dikwijls het advies om ‘afleiding’ te zoeken. Na verloop van tijd, vooral wanneer de rouwende er zélf aan toe is, is dat ook goed op z’n tijd. De goedbedoelde adviezen zijn legio: ‘ga er eens uit’, ‘kom weer naar de kerk’, ‘word lid van onze vereniging’. Maar aan de afleiding gaat iets anders vooraf, dat je toeleiding zou kunnen noemen: je verdriet verwerken, stilstaan bij wat er achter je ligt. Dat doet Isaak in de tent van zijn moeder.
Troost wordt gevónden en in die woorden schuilt iets van een ontdekking. Troost wacht als het ware op het moment dat die door ons wordt gezien. Het heeft iets van ‘Entdeckungsfreude’ en doet een beetje denken aan de gelijkenissen van het verlorene – schaap, munt, zoon – die Jezus vertelt. Troost is dus niet maakbaar, maar ontstaat op een onverwacht en mooi moment, komt naar je toe en neemt je in zich op.
Liturgische aanwijzingen
Als tweede lezing valt te denken aan Openbaring 21:1-4 – want in deze woorden ligt een mooi detail verborgen: de tranen die God van onze ogen afwist. In het grootse visioen van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde (let op de volgorde!), waarin het volmaakte vanuit de ontkenning wordt omschreven – het herhaalde ‘geen’ -, is er aandacht voor het klein-menselijke: de tranen in onze ogen. Ook Spreuken 14:10 ‘Alleen je eigen hart kent je diepste verdriet, in je vreugde kan een ander zich niet delen’ kan in de dienst een rol spelen om menselijke gevoelens te vertolken. Omdat ze zo persoonlijk zijn, hebben ze een uniek karakter en horen ze echt bij jezelf.
Enkele suggesties voor liederen bij het thema troost: Psalm 56:3, 4, Psalm 71:13; Gezang 118:2; 280:1; 442:4; 454:2. Ook een mogelijkheid is Lied 322 uit Zingende Gezegend van A.F. Troost.
Geraadpleegde literatuur
Het is inspirerend om wat literatuur rondom het thema ‘troost’ te lezen naast de commentaren op Genesis. Ik noem enkele titels, waaronder allereerst de ‘klassieker’ van W. ter Horst: Over troosten en verdriet, Kampen, 2007. Verder: S. de Jong en P. Anzion, Troosten. Met hoofd, hart en handen (mooie gedachten en citaten), Baarn, 2011; L. Reedijk, Troost (uit de serie Pastorale handreiking), Den Haag, 1982; R. Boswijk-Hummel, Troost. Vragen, geven en ontvangen, Haarlem, 2008.