Preekschets Genesis 25:19
Genesis 25:19
Zevende zondag na Pinksteren
Dit is de geschiedenis van Isaak.
Schriftlezing: Genesis 25:19-34
Het eigene van de zondag
Een (volgende) zondag in de zomer.
Liturgische aanwijzingen
Door Lucas 23:8-12 te kiezen als lezing uit het Nieuwe Testament is in de prediking des te eenvoudiger te verwijzen naar de link tussen Edom en Rome, en te zien hoe de eerstgeborene door hen wordt verguisd. Liederen: LvdK Psalm 79; 131; 137; 139; Gezang 37; 70; 395; 482; 484.
Geraadpleegde literatuur
Dr. A. Krijger, De tranen van Esau. Verklaring van een bijbelgedeelte, Kampen 1986; Bert Dicou, Jakob en Esau, Israël en Edom, Purmerend 1990; Midrash Rabbah, Genesis II, 561v, Londen/New York 1983.
Uitleg
We hebben de vorige zondagen gezien dat de eerstgeborene de door God verkorene is. Door de volken is het begrip ‘ verkoren’ vaak misverstaan. Het betekent nooit dat de uitverkorene beter zou zijn dan zijn broeders. Die gedachte heeft (onder de broeders en soms ook in Israël zelf) wel postgevat en heel wat antisemitisme veroorzaakt. Ook in die zin dat aan joden onmogelijke verwachtingen worden opgelegd, een meten met twee maten: ze moeten zich als engelen gedragen, doen ze dat niet dan deugen ze nergens toe. Als pars pro toto, vertegenwoordiger van ons allemaal, staat de eerstgeborene per definitie als mens voor alle andere mensen, als volk voor alle andere volken. Niets menselijks is hem vreemd. Israël doet gruwelijke dingen en Israël doet prachtige dingen, zoals zoveel andere volken. Het volk is echter de verkorene, ook zijns ondanks.
Gaat het in ‘de töledöt van Terach’ vooral om de relatie tussen de vader en zijn eerstgeborene, in de ‘töledöt van Isaak’ gaat het vooral om de verhouding tussen de eerstgeborene en zijn broeder(s en zusters). Dat er opnieuw een eerstgeborene zal zijn is een gave van God. Hij verwekt nieuw leven bij de onvruchtbare Rebekka, al twintig jaar gehuwd met Isaak. En opnieuw: niet de biologie, het natuurrecht, zal de doorslag geven wie de eerstgeborene zal zijn, maar God die verkiest. Zo wordt voorzegd: ‘Twee volken zijn in uw schoot, en twee natiën zullen zich scheiden uit uw lichaam; de ene natie zal sterker zijn dan de andere, en de oudste zal de jongste dienstbaar wezen’ (25:23). Bijna strijdend komen zij ter wereld. De eerste: ruig, sterk, behaard. Daarom noemen ze hem Esau: de ruig behaarde. De tweede komt ter wereld terwijl hij de hiel van de eerste vasthoudt. Alsof hij hem niet wil laten gaan, ook al kan hij het op dat moment niet van hem winnen. Esau komt niet los van deze broeder! Daarom noemen ze hem: de hieler, de hielhouder/vasthouder.
Verrassend is de uitleg van Israël als het om Esau gaat. Zijn naam wordt verbonden met het volk Edom en vooral met het levensprincipe van dit volk. En in één adem wordt dan in de exegese ook Rome genoemd als vertegenwoordiger van dit principe: dat Esau ruig behaard was, wil zeggen dat hij een Romeinse toga droeg; dat twee volken in de schoot van Rebekka zijn, wil zeggen dat twee heersers in haar schoot waren, namelijk koning Salomo en keizer Hadrianus (Midrash Rabbah). Een grotere tegenstelling is nauwelijks denkbaar. Salomo: grootste koning van Israël, vredevorst van het rijk van Israël dat in die tijd reikte tot in India. Hadrianus: een van de grootste Romeinse keizers (117-138 v. Chr.) in wiens tijd het Romeinse rijk reikte van Mesopotamië tot in Engeland (Hadriaanse muur). Deze op het eerste gezicht wellicht verrassende link tussen Edom en Rome kennen we ook uit het Nieuwe Testament. Een bekende Edomiet in het begin van onze jaartelling was Herodes de Grote. Hij heeft een groot deel van zijn opleiding in Rome genoten en er alles aan gedaan om in het Romeinse Rijk carrière te maken. Het was zijn persoonlijke ambitie koning van Judea te worden om te heersen over het – door hem gehate – joodse volk. Over zijn zoon, de Edomiet Herodes Antipas, horen we in het proces rondom Jezus dat hij en Pontius Pilatus vrienden worden (Luc. 23:12). Edomiet en Romein verstaan elkaar kennelijk.
Door deze exegese, weerslag van Israëls eigen ervaringen, zet Genesis 25 ons midden in de wereldgeschiedenis en het gevecht om het eerstgeboorterecht dat daar plaatsvindt. Twee levensprincipes die elk ervoor staan om het heil voor de wereld te brengen. Aan de ene kant het principe van Esau, dat draait om thema’s als: dodelijke jacht, natuurrecht, recht van de sterkste, godsdienst die eigen behoeften moet bevredigen. Aan de andere kant het principe dat Jakob aanhangt: herderschap, het recht van laatsten die de eersten kunnen zijn, de zorg voor de zwakste, godsdienst is werkelijk dienen van God om niet.
Als we de twee principes helder hebben, is het ons ook direct duidelijk dat deze elkaar moeilijk verdragen. Israël – en in en met dit volk het Woord van God – zal altijd een storende factor zijn tussen de volkeren die zweren bij de survival of the fittest, die het ‘hemd toch nader dan de rok’ vinden, die de wet van de natuur voorrang geven boven een leven van genade. De strijd tussen de twee principes beïnvloedt heel onze wereldgeschiedenis.
Aanwijzingen voor de prediking
Het verhaal is de weerslag van de ervaringen van Israël met de volken, de ervaring met name met Edom/Rome. Er wordt een strijd gevoerd om het eerstgeboorterecht: welk volk, welke cultuur, welke levensstijl is tot heil en redding van de wereld? Rome beweert (tot vandaag?) het primaat te hebben boven Jeruzalem. De islam beweert op zijn beurt hetzelfde. Daarmee wordt het joodse primaat, Israëls eerstgeboorterecht, ontkend. Dat kan zo ver gaan dat in woorden en in daden wordt gewerkt aan de Endlösung der Judenfrage. De voornaamste oplossing die christendom en islam gekozen hebben is de zogenaamde vervangingsleer. Als het eerstelingschap van Israël kan worden ontkend, vervalt daarmee de reden van bestaan van het volk Israël.
Het gaat dus in Genesis 25 niet alleen om twee mensen. Het gaat om volkeren en ten diepste om twee verschillende levensprincipes. Als de twee jongens ouder worden, tekenen die verschillen zich steeds meer af. Esau wordt de man die leeft naar zijn natuur. Hij is de jager, de doder, de man van het open veld. Volgens de natuur is hij de eerstgeborene en daar zal hij zich – vanuit zijn gezichtspunt terecht – telkens op beroepen. Hij beroept zich op zijn recht: het recht van de eerste, de beste, de sterkste. Een ijzersterke wet in deze wereld, waar de survival of the fittest geldt. Esau is daarmee te typeren als man van de aarde, van déze aarde. Van hebben en heersen, hier en nu. Niet dat hij geen besef heeft van een hogere macht, hij geeft die alleen geen prioriteit. Hij denkt in zijn religiositeit vanuit het principe do ut des: ik geef iets aan jou, opdat jij iets aan mij geeft. Een principe dat in veel godsdiensten diep is ingevreten en dat tot heftige reacties van de gelovigen kan leiden als de aanbeden god vervolgens niet geeft wat men meent verdiend te hebben. Esau eert het eerstgeboorterecht niet. Aan het slot van Genesis 25 zweert hij bij de Naam van God als maar onmiddellijk zijn behoeften worden bevredigd. ‘Geef mij van dat rode daar!’ Daarom noemen ze hem later Edom: rode. Het is een levensstijl die zijn bekoring heeft. Ook vader Isaak was door Esau bekoord. Of eigenlijk niet door Esau, maar door de vruchten van Esaus levensstijl: het wildbraad was naar zijn smaak (Gen. 25: 28). Dat ruikt naar materiële welvaart.
Jakob staat voor een principe dat niet naar de natuur is. Want dat de laatsten de eersten zijn, waar vind je dat in de natuurlijke wereld? Dat is een genadeprincipe. Het is leven van een gave, een keuze van God. Jakob beroept zich op het Woord van God. Hij is een man tam (Gen. 25:27): gaaf, eerlijk, vroom. Hij huldigt niet de principes van deze aarde, maar ten diepste die van een aarde die nog komen moet, een pastorale. Hij is onderweg naar een door God beloofde toekomst met de kudde die aan hem is toevertrouwd. Geen jager, maar een herder. Dus hoort bij hem ook niet de jacht, niet de haast, want als goede herder kan hij niet sneller vooruit dan het zwakste lam. Zolang deze aarde vooral naar het Esau-principe wordt ingericht, hoeveel ruimte is er dan voor Jakob/Israël? Als mensen van de aarde een jachtveld, een wildbaan maken, hoeveel ruimte is er dan voor een ‘pastorale’, een herdersveld? Hoe moet Jakob zich daartegen wapenen? Moet hij dan maar dezelfde wapens hanteren?Rebekka zet Jakob in Genesis 27 aan tot het gebruiken van een list. Zij spoort hem aan zijn identiteit te verbergen om zijn identiteit veilig te stellen. Een merkwaardige manoeuvre. Je eigen wezen verhullen om zo je eigen wezen te behouden! ‘De stem is Jakobs stem, maar de handen zijn Esaus handen.’ En zo is het precies: het Woord is er nog wel, maar de handelingen zijn als van Esau. Maar hoe moeten mensen dan weten dat ze in Jakob/Israël te maken hebben met iemand met een zeer bijzondere opdracht, een eerstgeborene met alles wat dat betekent? Hoe moet de wereld dat te weten komen over Israël? Hoe moet de wereld dat over ons te weten komen, die om Jezus’ wil naar het Jakobsprincipe zeggen te leven?