Menu

Premium

Preekschets Genesis 37:2

Genesis 37:2

Achtste zondag na Pinksteren

Dit is de geschiedenis van Jakob.

Schriftlezing: Genesis 37:2-11

Het eigene van de zondag

Een zondag in de zomer.

Liturgische aanwijzingen

Naast Genesis 37 kan het begin van Lucas 2 gelezen worden of Johannes 1:1-5. Liederen: LvdK Psalm 72 t/m 83; Gezang 297; 298; 299.

Geraadpleegde literatuur

B. Folkertsma, Tenachon, Stichting voor Talmudica.

Uitleg

Deel IV van Genesis behelst de ‘toledot van Jakob’. Deze toledot manifesteert zich in het leven van Jozef. Alle betekenissen van het eerstelingschap die we in eerdere delen van Genesis hoorden, komen in dit verhaal bijeen en vinden in dit laatste deel hun hoogtepunt. We horen nu over de verhouding tussen de (eerstgeboren) vader en zijn eerstgeboren zoon (vgl. deel II: Abraham-Isaak), over de verhouding tussen de eerstgeborene en zijn broeders (vgl. deel III: Jakob-Esau), en over de eerstgeborene als degene via wie het heil, de redding van de wereld zich realiseert (vgl. deel I: Noach). Inclusief alle strijd en alle schaduwkanten die daarbij aan de orde waren. In Jozef komen al deze lijnen samen. Na zijn dood zet de geschiedenis der verwekkingen zich voort langs een andere lijn: van de kinderen van Jakob en Lea wordt Juda the chosen.

In het Jozef-verhaal komt (nog eens) tot uitdrukking hoe ingewikkeld de weg van de eerstgeborene naar de redding van de wereld is. Hij komt, zeker vanuit het perspectief van de machthebbers op deze aarde, uit het niets. Zo was het al met Abraham die Kedorlaomer bestreed (Gen. 14), en dat blijft het refrein. De eerstgeborene zelf is zich over het algemeen hoogstens van zijn roeping bewust, maar heeft geen idee hoe hij die hoge roeping dan waar zou moeten maken. De keuzes die hij in zijn leven maakt, zijn lang niet altijd zuiver; de manier waarop hij de wereld (c.q. zijn broeder Esau) tegemoet treedt, is lang niet altijd wijs. Het enige wat hem bezielt zijn woorden, dromen, een stem van God.

Daarnaast is vanaf Noach al duidelijk hoe de omgeving op deze woorden en dromen reageert: met spot en nijd. In de ergste gevallen gaat de eerstgeborene een weg naar de diepte, dreigt hij door zijn vijanden te worden vernietigd. Maar wat in al deze bijbelverhalen ook duidelijk wordt, is dat God juist via deze onwaarschijnlijke wegen de eerstgeborene precies daar brengt waar hij moet zijn en via hem de wereld redt. Een wonderlijk samenspel van menselijk handelen en leiding van God, van menselijke invulling van een gegeven verantwoordelijkheid en God die zijn Woord doorzet. De eerstgeborene, hoe onooglijk ook vanuit werelds perspectief, is en zal zijn: de redder der wereld om Gods wil. Het zijn de mensen die hier een antenne voor gekregen hebben die, hoe vreemd de eerstgeborene zich ook voordoet, de gebeurtenissen rondom hem, de woorden over hem en van hem in gedachten houden (Gen. 37:11) of in hun hart bewaren (Luc. 2:19, 33).

Misschien zegt Simeon in de tempel wel het meest kernachtige wat de eerstgeborene in de wereld betekent: licht voor de volken. Maar daarbij moeten we dan wel incalculeren dat hij zich daar als gelovige jood niet veel meer dan een olielampje bij heeft voorgesteld (Ps. 119:105).

Aanwijzingen voor de prediking

‘Boek van de wording van de mens’, zo begonnen we onze lezingen in Genesis vijf. Onderweg hebben we geleerd dat deze wording nauw verbonden is met de rol die de eerstgeborene in de mensheid speelt. De inhoud van dit begrip kwam ons steeds duidelijker voor ogen te staan. De woorden die ons via de eerstgeborene hebben bereikt, hebben we ons eigen gemaakt. Maar eenvoudig is het allemaal niet geworden. De ‘wording van de mens’ is niet te tekenen als een rechte lijn door de geschiedenis. De lijn is eerder verwarrend en is op sommige momenten niet eens zichtbaar. De twee nieuw-testamentische boeken die Lucas schrijft worden door dit thema gestructureerd: wat ooit onooglijk in Betlehem begon, openbaart zich via een wonderlijke weg aan het slot van Handelingen als een geweldige kracht in het hart van het Romeinse Rijk. Het blijft ten volle een kwestie van geloofsvertrouwen: dat er een God is die (in en via zijn eerstgeborene) deze wereld vasthoudt en dwars door alles heen voert naar zijn toekomst. De wording van de mens is dan ook nog steeds niet ten einde. Dat is hij niet bij Jozef, de laatste gestalte in Genesis. Dat is hij niet in het ontstaan van Israël. En dat is hij ook nog niet in de gestalte van Jezus. Jezus is hoogstens de Eersteling van een nieuwe schepping. Maar ook na Hem ziet de wereld er nog zeer onverlost uit. Er is zoveel dat zich nog moet realiseren voordat we bij een wereld zijn zoals Johannes die in Openbaringen tekent.

Het geloof in de eerstgeborene en in de zegen van God is dan ook geen geloof dat ons hele bestaan opeens transparant en overzichtelijk maakt. Het is het geloof in het Woord en dat in dat Woord ons leven ligt en dat dit leven het licht voor de mensheid is. Maar het licht schijnt in de duisternis. En zolang de wording van de mens en de wording van hemel en aarde niet ten einde is, is en blijft het meeste in ons bestaan duisternis. Wat van ons gevraagd wordt is: stap voor stap door het donker heen ons een weg te zoeken met het Woord als een olielamp voor onze voet. In geloof dat het donker dit kleine licht niet zal verzwelgen.

Wat zo’n leven betekent zien we ook aan Jozef. De dromen en woorden die hem inspireren brengen hem, zo schijnt het, alleen maar in de put. Dat heeft ook te maken met de manier waarop hij zijn dromen presenteert; menselijke ijdelheid is de eerstgeborene niet vreemd. Het zal nog heel lang duren voordat hij in de richting van zijn broeders zijn identiteit enerzijds niet meer verbergt, maar anderzijds ook niet meer zo presenteert dat ze hem erom haten. Pas in het allerlaatste hoofdstuk van Genesis spreekt Jozef ‘tot hun hart’ (Gen. 50:21). Dan ook geeft hij alleen God de eer. Die heeft door alle donker en diepte heen alles ten goede gedacht en ten goede gekeerd; en daar leeft op dat moment heel het huis van Israël en heel de wereld van. Hoe dat dan zit met de verhouding tussen de leiding van God en de eigen verantwoordelijkheid van de mens? Het mooiste is misschien het beeld van een schaakpartij. Wij zijn daarin de beginnelingen, maar we mogen volop spelen en onze keuzes maken. Maar de Meester in dit spel zorgt toch dat we ten slotte daar uitkomen waar Hij ons wil hebben.

In de laatste van deze serie van vier preken kan het goed zijn ook de actuele situatie van het joodse volk te betrekken. Zien joden zichzelf nog als the chosen? Of kun je helemaal niet zo massief over ‘joden’ spreken? Wat is roeping en praktijk bij de regering van de staat Israël? Meten de volken nog met twee maten? Vinden heel wat regeringsmaatregelen in de staat Israël hun grond niet in getraumatiseerde levens vol angst voor de volken? Maar als dat zo is, wat zegt dat dan over ons, de volken die hen die angst hebben ingeboezemd? En wat zou dat van ons vragen? Onder welke toekomst van God durven wij de eerstgeborene en zijn broeders en zusters te zien?

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken