Preekschets Genesis 50:20
Genesis 50:20
Jullie hadden kwaad tegen mij in de zin, maar God heeft dat ten goede gekeerd, om te bewerken wat er nu gebeurt: dat een groot volk in leven blijft.
Schriftlezingen: uit Genesis 37-45 (37:1-4; 37:29-34; 42:5-11; 44:25, 31; 45:1-9)
Een drieluik over zussen en broers
De komende drie schetsen hebben gemeen dat in de gekozen tekstgedeelten enkele broer- en/of zusterrelaties binnen een gezin en het daaromheen geweven familienetwerk zullen worden belicht. Het gaat over zaken die spelen tussen broers en zusters onderling of met de ouders. Juist door op die onderlinge relaties in te zoomen ontstaan verrassende inkijkjes. Deze benadering draagt een sterk pastoraal accent vanwege de vele herkenningspunten en identificatiemogelijkheden. Ook ‘wij’ komen in het verhaal voor. Tegelijk is deze spiegelfunctie kritisch van aard, want door zijn verruimende optiek wordt de mens geplaatst in het grotere kader van Gods geschiedenis met mensen, waarin de wirwar van goed en kwaad wordt ontmaskerd en gelovige inzichten zich aandienen, ook voor mensen van nu.
Het eigene van de zondag
Het waagstuk der prediking van deze zondag is de lange – haast overbekende – vertelcyclus over Jozef dichterbij te brengen. Door de menselijke verhouding tussen Jozef, zijn gestorven moeder, zijn broers en vader te belichten wordt duidelijk hoe herkenbaar zij voor ons zijn in hun grootheid en kleinzieligheid en hoe ondanks dit alles God hen niet heeft laten vallen maar als verborgen Bondgenoot mee is getrokken.
Uitleg en aanwijzingen voor de prediking
Er is in deze schets voor gekozen om de Jozefcyclus als familieverhaal met zijn intermenselijke problematiek en alle herkenbare psychologische processen vertellenderwijs te volgen. In de vertelling vallen uitleg en prediking samen! Een enkel gegeven uit de ‘Form- und Redaktionsgeschichte’ vooraf is wellicht toch nuttig. Zo wordt algemeen aangenomen dat de cyclus behoort tot de wijsheids-literatuur (Noth, Von Rad, Vriezen, Van Selms). In de vorm van deze uitvoerige novelle van wereldformaat wordt het thema van de verborgen goddelijke voorzienigheid uitgewerkt. De Jozefcyclus met zijn veertien lange hoofdstukken (een unicum in de Bijbel) vormt zo de onmisbare schakel tussen de aartsvader-verhalen enerzijds en anderzijds de exodus uit Egypte van het bijna weggevaagde volkje Israël onder leiding van Mozes. Jozef speelt weliswaar de hoofdrol, maar hij figureert te midden van zijn broers en vader. No man is an island.
De verteller plaatst alles direct in het bredere kader van de toledot van Jakob, de verwekkingen, zijn nakomelingen (Gen. 37:1). Zo komt de oudste zoon Ruben ter sprake, die zijn vaders bed besliep (35:22; 49:3-4) en wie veel mislukt (37:29-30; 42:37-38). Simeon en Levi kunnen de toets der kritiek evenmin doorstaan vanwege hun eigenmachtige wraakactie op de Sichemieten na de verkrachting van hun zuster Dina (34:30; 49:5-7). De hoererij van Juda met zijn integere schoondochter Tamar (Gen. 38) kan als accent van de eindredacteur worden gezien om Juda alvast te positioneren, als hij in Egypte als woordvoerder van de broers optreedt en later de voornaamste stam van Israël zal worden. Jozef, hoewel hoofdpersoon, zal uiteindelijk geen naam krijgen als een der twaalf stammen. Die eer is weggelegd voor zijn zonen Manasse en Efraïm. Jozef ‘lost op’ in zijn zoons. De latere lezers zullen geweten hebben dat Manasse en Efraim het leeuwendeel vormden van het territorium van het Noordrijk, dat na de Assyrische overrompeling is gedeporteerd, waarbij als Zuidrijk slechts Juda en Benjamin overbleven. Dit alles resoneert mee in de bij brokstukken oeroude vertelling, waarvan nu enkele accenten zullen worden gelegd die homiletisch kunnen worden uitgewerkt. Het is dus een vertelling met meerdere lagen. Voor ons resoneert bij de namen Juda en Tamar nog de link naar Jezus’ geslachtsregister (Mat. 1:2-3) waar zelfs de broers worden genoemd.
-
In de strijd om het bestaan is de familieband een oersterke vorm om te overleven. Breuken daarin zijn desastreus. Dat wordt in de cyclus keihard in alle menselijke toonaarden bezongen. Achter (of in?) dit drama ligt een te ontdekken geheim van Gods verborgen aanwezigheid, die ten goede denkt en doet, zoals door Jozef ontdekt. De God van Israël ‘kan niet anders’ dan zijn handen vuil maken in deze wereld. Jozef vond die hand, ook in den vreemde.
-
Het samengestelde gezin. Jakob, de bedrogen bedrieger heeft twee vrouwen. Rachel was zijn ware liefde, en hij was voor haar als de ware Jakob. Lea en Rachel rivaliseren rond hun kernkwaliteit om het leven door te geven. Lea krijgt aanvankelijk vier, maar na de liefdesappel van Ruben (30:14-21) nog twee zoons en een dochter. Rachel wordt uiteindelijk moeder van Jozef en bij de bevalling van Benjamin sterft zij. Hun slavinnen krijgen ook elk nog twee kinderen. In het verhaal gaat het vooral over het collectief ‘de broers’, waar de dochter(s! 37:35) marginaal zijn. Moeder Rachel, gestorven bij het doorgeven van het leven, krijgt postuum meerwaarde en blijft present in haar kinderen (42:4; 43:29; 44:20, 27). Het is de uitdaging voor elk na scheiding of overlijden opnieuw samengesteld gezin, een evenwicht te vinden. Verstoring in de bovengenoemde krachtenvelden zijn niet zelden onbedoeld gegenereerd door een der ouders.
-
Jakob trok tegen beter weten in de kinderen van zijn gestorven geliefde Rachel voor; als zocht hij in de schoonheid van Jozef trekken van zijn vrouw. Aandoenlijk! Maar het legt een zware emotionele last op Jozef. En een last op de broers. Zo komt uitgerekend het verwende kind tekort en is vader oorzaak van jaloezie en creëert het isolement van het kind. Intrigerend is het doordenken van de gewaagde parallel met Gods verkiezende liefde voor zijn beminde Israël. Trekt God voor?
-
Jozef wordt niet geschetst als een ideale vrome jongen, zoals in veel kinderbijbels en de Koran die hem als voorbeeldige Yusuf tekent (Kohlbrugge). Hij droomt dat hij de heerser is zodat zijn vader hem daarop al scherp moet corrigeren. Hij brieft roddel (Buber: ‘böse Ruf) over zijn halfbroers door en Jakob moet hem twee maal aansporen eer hij naar hen op pad gaat (in de vertaling weggemasseerd). Hij verdwaalt prompt, vraagt zelfs niet naar de weg en wordt als een onnozel jongetje de weg gewezen. Het beeld van Jozef als schuldeloos slachtoffer behoeft correctie (Pirson). Zie ook 47:15v waar Jozef een tiranniek, dictatoriaal bewind voert.
-
De geïsoleerde eenling is de zwakke schakel. De massieve groepskracht van de broers stort zich op deze opschepper, voorlopig nog verbaal. Maar wie voltrekt het vonnis? Dan vallen de belangen uiteen. Ruben gaat stiekem een reddingsplan smeden, Juda suggereert de verkoop van zijn broer, waarmee vanwege financieel gewin wordt ingestemd. Wat al was, wordt nu evident: de familie is gebroken. En breekt verder als niemand van hen Jozefs verdwijning aan Jakob durft te melden. Laf laten ze het bebloede kledingstuk bezorgen met de boodschap: is dit het kleed van uw zoon? (37:33). Elke halve waarheid is een hele leugen. Later, bij Jozef in Egypte beweren zij niettemin eerlijk te zijn (het woord komt in Gen. 42 vijfmaal voor!
sv : vroom). Zelfs na Jakobs dood leggen ze, uit angst voor Jozefs wraak, hun vader nog woorden in de mond (50:15-21). -
In elke groep komt een natuurlijke leider bovendrijven. Hier is dat Juda, die ‘een stap naar voren doet’ (44:18), spreekt met gezag (49:8); zijn indrukwekkend appèl op Jozef is een toonbeeld van veelzijdig gerichte partijdigheid. Daarop breekt Jozef en maakt hij zich bekend.
-
Waarom maakte Jozef zich niet direct bij de eerste ontmoeting bekend als de redding van het volk uiteindelijk het doel was? Het is duidelijk dat Jozef hier subtiel vanuit zijn recht een zoete wraakoefening uitvoert. Hij laat de broers ‘alle hoeken zien’. Maar de vrucht is dat beetje bij beetje het inzicht, schuldbesef en berouw bij hen groeit (42:11-12; 42:21-22; 44:16). Dan eindelijk wordt Gods verborgen aanwezigheid door Jozef geduid (45:3-5, 7-8).
-
Opmerkelijk is dat Jakob zijn zoons niet collectief aanspreekt op wat zij misdeden, wel klinkt kritiek in zijn sterfbedzegeningen (Gen. 49). Zijn vreugde over het weerzien heeft de boosheid verdampt. Hij is gerijpt door lief en leed en kan voor het eerst in zijn leven kwaad met goed vergelden (vgl. Rom. 12:21).
Liturgische aanwijzingen
De nadruk ligt op de vertelling. Vermijd het o-dat-kennen-we-al-effect door het perspectief van één persoon te kiezen. Vertellen vanuit Jozef ligt voor de hand, maar denk ook aan de doorgroefde Jakob, de falende Ruben of de naar verantwoording toegroeiende Juda. Vanuit de ik-vorm vertellen is verrassend, maar vereist ervaring. Vertellend – dus vertalend – komen de personages dichtbij en worden de mechanismen rond goed en kwaad, angst, trouw, Godsvertrouwen, twijfel, spijt en schuld herkenbaar. Zo nodig kan na een lied nog een korte uitleg volgen. Wil men daarin een relatie met het Nieuwe Testament, dan hier enkele suggesties.
-
De parallel tussen Jakob en Maria die dat wat over hun kind is gezegd ‘in het hart bewaren’ (Gen. 37:11; Luc. 2:19;
nbg ‘overwegende’) biedt ruimte in te gaan op de levenslange geloofsvraag: wat in ons leven plaatsvindt, heeft God daar een bedoeling mee? -
Van de parallellen tussen Jozef en Jezus is in ons kader opmerkelijk dat beiden door hun broers worden afgewezen, zonder zelf hen af te wijzen (Gen. 37; Joh. 7:1-9).
-
De rede van Stefanus (Hand. 7:9-15) geeft als duiding dat Jozef wordt afgevoerd vanwege zijn jaloerse broers; dit in tegenstelling tot Psalm 105 waar Jozef afdaalt naar Egypte om zijn volk later te kunnen te redden. Precies in die verstrengeling van menselijke bij-de- grondse motieven en Gods genadige presentie wacht het messiaans geheim. En zo’n geheim kan in geloof oplichten.
Liederen
Geraadpleegde literatuur
D.J. Kohlbrugge, J. van der Werf, De ware Jozef, Nijkerk, 1973; R. Pirson, De dromer van Hebron, Baarn, 2001; M. den Dulk, Vijf kansen, Zoetermeer, 1998; N. ter Linden, Het verhaal gaat deel I, Amersfoort, 1996.