Preekschets Hebreeën 11:4
Hebreeën 11:4
Quasimodo geniti
Door zijn geloof had het offer dat Abel aan God bracht meer waarde dan dat van Kaïn. Over Abel wordt dan ook lovend gesproken als over een rechtvaardige – God zelf liet zich prijzend uit over zijn gaven en door zijn geloof klinkt zijn stem nog steeds, ook al is hij gestorven.
Schriftlezing: Hebreeën 11:4 en Genesis 4:1-16
Het eigene van de zondag
Na de vreugde van Pasen moet de gemeente leren hoe te leven met het geloof dat alle kwade machten overwonnen zijn in een wereld die nog alle tekenen van vergankelijkheid vertoont. Quasimodo geniti: als pasgeboren kinderen worden de gelovigen opgevoed tot een leven in dit geloof.
Uitleg
De schrijver van de Hebreeënbrief wil zijn lezers ertoe aansporen bij de belofte en trouw van God te blijven. Hij geeft ter bemoediging in hoofdstuk 11 een reeks voorbeelden van hoe mensen in en door het geloof staande zijn gebleven en volhardden. In de komende zondagen na Pasen staan we stil bij vier van deze geloofsgetuigen, met de bedoeling iets van hun geloof te leren.
Als eerste geloofsgetuige wordt Abel voor het voetlicht geroepen. In Genesis wordt verteld dat Abel (zuchtje, nietigheidje, zie Pred. 1:1) herder was. Veel grote mensen in het Oude Testament waren herder: Abraham, Mozes, David; Jezus noemt zichzelf de goede herder, de HEER God zelf wordt herder genoemd. Herder zijn is een goddelijk beroep.
Abel en zijn broer Kaïn (verworven) brachten beiden een offer. Door het offeren van de eerstelingen wordt erkend dat alles in principe aan de Heer toebehoort.
De Heer slaat wel acht op het offer van Abel, maar gaat aan dat van Kaïn voorbij. Dat komt volgens de schrijver van de Hebreeënbrief doordat Abels offer meer, beter was dan dat van Kaïn en dat kwam door het geloof van Abel. Pistis: geloof, vertrouwen, voor waar houden wat de Heer gezegd heeft. Geloof is het antwoord van mensen op de openbaringen van de Heer, anticiperen op de toekomst die de Heer beloofd heeft. De schrijver van de Hebreeënbrief zelf definieert geloof in Hebreeën 11:1 in termen van de werking ervan: het geloof legt de grondslag voor alles waarop wij hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien. Geloof geeft de gelovige zekerheid dat hij niet tevergeefs hoopt en geeft kennis van zaken die de gelovige nog niet bewezen heeft gezien, maar waar hij van uit kan gaan. Geloven is een manier van weten, niet op grond van bewijs of zintuiglijke ervaring, maar op grond van de overtuigingskracht van wat door en over God gezegd is.
Waarom was Abels offer beter dan dat van Kaïn? Een uitleg zegt: omdat in zijn offer zijn geloofshouding tegenover God openbaar werd. Een andere uitleg is dat Abels offer beter was omdat Abel zelf beter was dan Kaïn, God zag eerst naar de mens en dan naar zijn offer.
Westermann meent dat hiermee een oerervaring tot uitdrukking wordt gebracht: de een offert en ervaart zegen en voorspoed, een ander offert en ondervindt tegenslag en mislukking. Waarom dat zo is blijft onverklaarbaar.
In de Schrift vindt men overigens telkens de notie dat offers aan de Heer gebracht alleen dan zinvol zijn als ze met de juiste intentie gebracht worden (Ps. 40:7; Micha 6:6-8). Een vaker terugkerend probleem bij de Hebreeënbrief is dat de schrijver meer in Genesis leest dan er werkelijk staat. Ook elders (bijv. Hebr. 11:11, zie zondag 29 april) schrijft hij mensen meer geloof toe dan ze volgens Genesis hebben. Zo wordt er in Genesis 4 geen reden gegeven waarom de Heer Kaïns offer niet aanzag. Er wordt niets over het geloof van Abel verteld. Over de gezindheid, het offermateriaal of de wijze van offeren van Kaïn in vergelijking met die van Abel, wordt niets negatief gezegd. De schrijver maakt de exegese ondergeschikt aan de verkondiging, met de oprechte bedoeling zijn lezers bij het hun overgeleverde geloof te houden.
De Hebreeënbrief spreekt over Abel als over een dikaios, een rechtvaardige, in het Hebreeuws een tsadiek: de mens die naar recht en zede beantwoordt aan het beeld van God. Abel was rechtvaardig, dat blijkt uit het feit dat God zijn offer aannam.
Het is interessant om in Genesis verder te lezen wat er over Kaïn verteld wordt. Wanneer hij merkt dat zijn offer niet aangenomen wordt, wordt hij jaloers en slaat zijn broer dood. Hij wordt daarop door de Heer gestraft: geen volle vrucht meer op zijn werk, dolend en dwalend zal hij over de aarde gaan.
Opmerkelijk is het zinnetje dat voorkomt in de klacht die Kaïn vervolgens uit. Hij wordt veijaagd, is bang vogelvrij te zijn én ‘ik mag u niet meer onder ogen komen’. Niet alleen het dwalen en mogelijk gedood worden, maar ook het van de Heer verstoten zijn is voor hem een kwelling. Kaïn is geen ongelovige godloochenaar.
Maar de Heer zegt nergens dat Hij Kaïn verstoot. Kaïn ontvangt van Hem een speciaal teken als bescherming, zodat niemand hem zal doden. Het Kaïnsteken is in ons taalgebruik het teken van dieven en moordenaars, maar is in wezen een teken van de genade en de bescherming van de Heer. Het Kaïnsteken doet denken aan het teken van de doop, waarmee God zegt: afblijven, déze is van mij, déze geniet mijn bescherming.
Laat Abel dan optreden als getuige van de kracht van het geloof van mensen, Kaïn is een getuige van de genade en de barmhartigheid van de Heer.
Aanwijzingen voor de prediking
De schrijver van de Hebreeënbrief drukt zijn lezers op het hart te volharden in het geloof dat hun is overgeleverd. Om hen te bemoedigen roept hij een aantal grote namen in hun herinnering, van mensen die door bun geloof tot grote dingen in staat waren of daardoor grote dingen ontvingen.
Abel is de eerste in het rijtje. Zijn naam betekent nevel, ademtocht, nietigheid. Hij bepaalt ons bij de kwetsbaarheid en kortstondigheid van bet leven. Abel was echter geen zielenpootje. Hij was immers herder, daarvoor moest je van wanten weten.
Abel bracht de Heer een offer dat door de Heer aanvaard werd. Zijn broer Kaïn bracht ook een offer, maar daar keek de Heer niet naar. Volgens de Hebreeënbrief was Abels offer beter dan dat van Kaïn omdat Abel geloofde. Hij was dus, zegt Hebreeën, rechtvaardig, dat wil zeggen een mens zoals God bet bedoeld heeft. Abel stond door zijn geloof in de rechte verhouding tot de Heer en daarin moeten de gelovigen bem navolgen.
Niet elk offer is een offer dat door de Heer gewaardeerd wordt. In de bijbel, met name in het Eerste Testament, word je gewaarschuwd vooral geen ‘lege’ offers te brengen. Offers breng je met bart en ziel en geloof, en je zorgt er voor dat je leven in overeenstemming is met watje God aanbiedt.
Nu staat er in Genesis slechts dat de Heer het offer van Abel wel opmerkte en dat van Kaïn niet. Hoe Kaïn merkte dat de Heer zijn offer niet aannam wordt niet verteld, noch in Genesis, noch in Hebreeën. Een van de commentatoren zegt: ze merkten het aan de vruchten van hun arbeid. Abels werk wierp vruchten af – maar het zat Kaïn tegen.
Ook wij ervaren dat niet alle mensen die God trachten te dienen gezegend worden. Naar de reden daarvoor kun je slechts gissen. De Hebreeënbriefschrijver gist in dit specifieke geval dat Abels offer beter was. Mogelijk met als acbtergrondidee de omgekeerde redenering: de Heer neemt alleen goede offers aan, dus dat van Kaïn zal niet goed geweest zijn. Maar dat wil niet zeggen dat steeds wanneer een mens geen zegen op zijn werk ervaart, dat gezien moet worden als gevolg van een tekortkoming in zijn of haar geloofsleven. Zou God ons zegenen naar de mate waarin wij geloven en werken, bet zou niemand van ons goed gaan.
Dat Abels offer werd aangenomen zegt dat God oog beeft voor een nietig klein mens. Zie de betekenis van de naam Abel: bij God komt bet kleine en kwetsbare altijd op de eerste plaats – dat kun je uit deze tragedie ook weer leren. Niet de oudste, maar de kleinste heeft voorrang; niet de eerste, maar de tweede. Een bijbels refrein dat hier voor het eerst gezongen wordt.
Van Abel kan de gemeente leren om in geloof te offeren. Maar wij offeren niet meer. We doen nog wel aan ‘offerande’, maar van wat we in de collectezak doen worden we zelf niet minder. Bij een echt offer lever je iets in, het doet de gever een beetje pijn, want bet allerbeste houd je niet voor jezelf.
Een manier om God in de huidige tijden te offeren is: tijd aan Hem geven. Tijd is een schaars goed in onze samenleving. We hebben bet vaak zo druk dat we God afscbepen met de restjes. Tijd offeren kunnen we doen door tijd voor Hem te reserveren voordat we tijd besteden aan werken, winkelen, sporten. Dat kan op verschillende manieren: bidden, mediteren, iemand aandacht geven, kerkenwerk et cetera. Er blijft tijd genoeg over voor zaken die ook belangrijk zijn. Abel offerde en hoedde ook de kudde, slachtte lammetjes als feestmaal en droeg bij aan het onderhoud van zijn familie.
Kijk ook nog even naar Kaïn. Hij werd jaloers toen hij merkte dat God zijn offer niet aannam. Dat hoeft niet per se slecht te zijn. Je kunt er jaloers op zijn als je merkt dat iemand gezegend wordt en jij niet.
Mooi en ontroerend is wat de Heer dan doet: Hij gaat naar Kaïn toe en dringt er op aan dat hij zich niet laat meeslepen door zijn boosheid. Dat doet denken aan het verhaal van de verloren zoon, waar de vader ook naar buiten komt om de oudste zoon erbij te halen – die hoort er ook bij, de vader houdt ook van hem. Maar deze oudste zoon schudt de hand van God van zich af en slaat zijn broeder dood.
De Heer schrijft Kaïn niet helemaal af. Hij confronteert hem met zijn schuld en veroordeelt hem. Kaïns reactie is wanhoop: ik zal verdreven zijn uit het land – en ik zal voor uw aangezicht verborgen zijn. Ondanks alles doet het hem blijkbaar pijn niet in de tegenwoordigheid van de Heer te verkeren. Maar dat gebeurt niet. De Heer gaat zelfs zover dat hij Kaïn een teken van zijn bescherming meegeeft. Kaïn zal leven. Het ‘Kaïnsteken’ is een teken van de barmhartigheid van de Heer. Kaïn getuigt niet van zijn geloof, maar wel van de genade van de Heer.
Liturgische aanwijzingen
Liederen: Psalm 81:1, 2, 9; Psalm 100; Psalm 40:2, 3; Gezang 103; Gezang 479.
Geraadpleegde literatuur
C. Westermann, Genesis I. Een praktische bijbelverklaring (T&T), Kampen 1986; H. van Oyen, De brief aan de Hebreeën