Menu

Premium

Preekschets Hebreeën 6:4-6 – 3e zondag van de herfst

Want wie ooit door het licht beschenen is, geproefd heeft van de hemelse gave en deel gekregen heeft aan de heilige Geest, wie het weldadig woord van God en de kracht van de komende wereld ervaren heeft en vervolgens afvallig is geworden, kan onmogelijk een tweede maal worden bekeerd, omdat zo iemand voor zichzelf de Zoon van God opnieuw kruisigt en aan bespotting blootstelt.

Hebreeën 6:4-6

Schriftlezing: Hebreeën 6 en Matteüs 13: 1-8; 18-23

Aanleiding voor deze preekschets: geloofsverlating

Nederlandse kerken hebben te maken met kerkverlating en geloofsverlating. In de tienjaarlijkse onderzoeken God in Nederland komt dat naar voren. Lastig daarbij is dat niet alle kerken en christelijke gemeenschappen op dezelfde manier een ledenadministratie bijhouden: hoe zit het met de evangelische beweging? Veel mensen binnen de kerken hebben ermee te maken. Geliefden verlaten de kerk en breken zelfs met het geloof.

Over de term geloofsverlating kun je een discussie voeren. Is die terecht, gezien het vijfde hoofdstuk van de Dordtse Leerregels over de volharding van de heiligen? Of is een breuk met het geloof het bewijs dat het nooit echt geweest is? Volgens mij is dit een weinig vruchtbare benadering van de moeite dat mensen soms enthousiast meedoen, belijdenis doen, mooie getuigenissen afleggen en een tijd later is het allemaal verdampt. Dit is niet alleen een jeugdprobleem. Ook in het leven van ouderen is dit aan te wijzen

Zie ook:

Preekschets Deuteronomium 4: 30 en 31 – 1e zondag van de herfst

Preekschets 2 Kronieken 33: 12 en 13 – 2e zondag van de herfst

Uitleg

Hebreeën is een brief/verhandeling gericht aan mensen uit het jodendom die Christus hadden leren kennen. De schrijver veronderstelt een grondige kennis van de gebruiken in de tempel en citeert veelvuldig uit het Oude Testament. Kennelijk waren ze in een positie gekomen dat het eerste enthousiasme verflauwd geraakt was. De brief staat vol aansporingen om vol te houden in de strijd van het geloof; hoofdstuk 12 gebruikt daarbij het vaker voorkomende beeld van een hardloopwedstrijd: leg alle ballast af (het gaat dan over de zonde) en houd vol, ook al kost het moeite.

De brief wijst daarbij op het unieke offer van Christus en zijn intrede in de hemel. Zie hoofdstuk 9 en 10. Hij is met zijn eigen bloed binnengegaan als onze hogepriester en juist dat is een extra aansporing om vol te houden. Sinds zijn komst is er echt iets veranderd. Gods werk gaat een nieuw stadium in. De bedeling van het Nieuwe Verbond; het oude is verouderd. De schrijver gebruikt sterke woorden.

Speelt dat een rol bij de manier waarop de geloofsverlaters in onze tekst getekend worden? Het zou dan gaan over mensen die alles rond Christus hebben meegemaakt. Die misschien ook wel meededen in de spreekkoren: kruisig hem. Mensen die Petrus in zijn Pinksterpreek aanspreekt: jullie hebben Christus gekruisigd. Maar dan dringt de schrijver aan op bekering: als zij zich metterdaad bekeren maar later terugvallen in hun geloof, doen ze een stap terug in de geschiedenis van het heil en kruisigen Christus opnieuw. Het is de schrijver er veel aan gelegen die indringende boodschap te laten doordringen. Een herhaling volgt in hoofdstuk 10: 26 en 27 en ook in hoofdstuk 12, 16 en 17. Het heeft dan alles te maken met het verzet van de Joodse gemeenschap die Jezus niet erkent als de Messias. En dat kan fel zijn. Zie hiervoor ook de brief aan de Galaten en het boek Openbaring, naast het historische relaas in Handelingen. Doe in de heilgeschiedenis geen stap terug naar een vorig stadium.

Hoe waar dit ook is, het roept vragen op, omdat de schrijver in hoofdstuk 12 bij een vergelijkbare tekst een verband legt met Esau en diens persoonlijke minachting van het eerstgeboorterecht, gekoppeld aan de zegen van God.

Een andere relativerende aanwijzing is ook wel gezocht in het opnieuw bekeerd worden. De Statenvertaling heeft het over ‘tot bekering te brengen’. Dan zou dit laatste gaan over menselijke activiteiten en ook heel herkenbaar zijn in de moeizame gesprekken met geloofsverlaters: ze weten waar ze uiteindelijk nee tegen zeggen en hebben het idee dat ze het allemaal gehoord hebben. Maar wat bij mensen onmogelijk is, kan God wel.

Toch is het waarschuwende karakter van de tekst alleen te plaatsen in de positieve insteek van hoofdstuk 6. De schrijver wil de mensen vooruit helpen. Blijf niet staan bij de eerste beginselen, maar richt je op het volkomene. Het hoofdstuk sluit af met het bekende beeld van de hoop als het anker van de ziel dat reikt tot achter het voorhangsel in de hemel. Als hij de waarschuwing heeft laten horen, haast hij zich om te schrijven dat hij dit allemaal niet veronderstelt bij de lezers: hij heeft veel goeds van hen gehoord. De aangrijpende tekst is hiermee geen dogmatische uitspraak over het eeuwig wel en wee van wie breekt met het geloof, maar een aansporing voor wie wel gelooft, maar dreigt achter te blijven.

Daarbij speelt ook een rol dat je door de moeite groeit. Als Christus al gehoorzaamheid geleerd heeft uit wat Hij heeft doorstaan (hoofdstuk 4), geldt dat ook voor de gelovige. Daarbij helpt het beeld van het anker van de hoop: je houvast ligt niet in je eigen vastberadenheid, maar – buiten jezelf – in de hemel.

Aanwijzingen voor de prediking

Wat boven aangeduid is bij de aanleiding tot deze en twee andere preekschetsen, speelt vooral een rol bij deze passage uit Hebreeën. Als de ‘echte’ gelovigen volhouden in het geloof en niet afvallen, kan het in deze tekst niet over hen gaan. Dan is wie breekt met het geloof er nooit echt door geraakt geweest. Maar hoe leg je dan de woorden van de tekst uit die uitdrukkelijk gaan over ervaren en proeven? ‘Beschenen door het goddelijk licht’ kan nog afstand aanduiden, maar de andere gaan toch echt over wat mensen zelf ervaren. Zo komen we ze ook tegen: mensen die enthousiast meegedaan hebben, maar later toch afhaken. Hebreeën sluit zo ook aan bij onze werkelijkheid, al verschilt die ingrijpend van de geadresseerden in de eerste eeuw.

Bij God is niets onmogelijk. De Dordtse Leerregels verwijzen naar het leven van onder andere David en Petrus, met soms pikzwarte bladzijden. Tegelijk ervaren veel mensen spanning tussen deze tekst en dit belijdenisgeschrift. In feite ga je dan oordelen over het hart van anderen. De Bijbel laat dat liever aan God zelf over. Het gaat erom de mensen weg te leiden van de heel begrijpelijke vraag wat een beslissing tegen het geloof zegt over de eeuwige toekomst en de relatie van de afvallige met God. Laat de aandacht gericht worden op je eigen relatie met de Heer.

Je kunt bij een tekst als deze niet om de hele perikoop heen. Bij mijn keuze voor de tekst was de pastorale ervaring bepalend dat mensen met deze verzen worstelen: wat zegt dit over mijn kind? Maar de strekking van de tekst duidt op mensen binnen de kerk die achterop raken, of het nu Joden zijn uit de eerste eeuw of Nederlanders in de eenentwintigste. Daarbij mag de vraag ook aan de orde komen of ik door mijn opstelling geen struikelblok ben voor anderen. Wat zien (jonge) mensen van Gods werk in mij? De keuze om met geloof en kerk te breken blijft helemaal voor rekening van wie dat doet, maar soms kan het nodig zijn om als ouders je eigen opstelling te toetsen aan het woord van de Heer. Op ‘heb ik wat verkeerd gedaan in mijn opvoeding?’ volgt niet vanzelfsprekend: nee. Met de gevoelens van falen en tekort is het zaak om zelf naar de Heer te gaan. Misschien is er ook ruimte om zoiets tegenover je kind uit te spreken?

Ideeën voor kinderen en tieners

Voor kinderen en voor tieners beide op hun eigen manier zou je iets kunnen doen met het beeld van de wedstrijd uit hoofdstuk 12. Een wedloop, waarbij het niet gaat om het winnen, maar om het samen aankomen en het gevecht met jezelf

Liturgische aanwijzingen

Een uitwerking zou kunnen zijn aan de hand van het voorbeeld van Esau. De schrijver noemt hem ook in hoofdstuk 12: 16. Hij minachtte het heilige zo dat hij zijn eerstgeboorterecht verkocht voor een schotel linzen (Genesis 25: 29-34). Hij vond geen plaats voor berouw, maar de tekst heeft het ook over het laten opschieten van een giftige wortel. Hij heeft het zelf zover laten komen.

Een andere, heel praktische, uitwerking zou zijn aan de hand van de gelijkenis van de zaaier, Matteüs 13. Wanneer valt het gezaaide woord in goede aarde? Een gelijkenis die tekenend is voor het ruime aanbod van Gods genade. Christus geeft geen oordeel over de echtheid van het geloof bij wie het laat verstikken door de verleiding van de rijkdom. Het veelvoudig vrucht dragen dat hij zoekt zou je in verband kunnen brengen met de hang naar het volkomene.

Geraadpleegd

Zie over het verschil tussen de Griekse filosofie en het bijbelse streven naar het volkomene: N.T.Wright, After you believe, New York 2010.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken