Preekschets Johannes 12:7-8 – 3e zondag van de veertigdagentijd
Johannes 12: 7 en 8
Derde zondag van de Veertigdagentijd
Jezus zei: ‘Laat haar, ze doet dit voor de dag van mijn begrafenis, de armen zijn immers altijd bij jullie, maar ik niet’.
Schriftlezing: Johannes 12:1-11
Het eigene van de zondag
De derde zondag van de veertigdagentijd heeft de naam ‘oculi’, uit Psalm 25: 15: ‘mijn ogen zijn steeds op de Heer gericht: Hij zal mijn voeten uit de strik bevrijden. Zie naar mij om en wees mij genadig, want eenzaam ben ik en hulpeloos’.
Maria uit dit verhaal heeft haar ogen gericht op God en laat de mensen om haar heen zien waar het hier echt om gaat: niet het woeden der gehele wereld, maar Jezus die onder ons is en nieuw leven mogelijk maakt.
Uitleg
Dit verhaal is erg bekend. Veel mensen kennen het verhaal van de zondige vrouw die Jezus’ voeten zalft uit Marcus en Matteüs. Hier wordt echter helemaal niet gerept over een zondige vrouw, maar over Maria van Martha. Die kennen we ook, als ‘degene die het beste deel heeft gekozen’. Dit verhaal staat echter niet in Johannes, maar komt uit Lucas. Deze noties kunnen wel meeklinken in de lezing.
Maria is geen onbekende in het evangelie van Johannes. In hoofdstuk 11 komt ze al op het toneel bij de opwekking van Lazarus. Daar staat zij aangetekend als ‘de vrouw die Jezus’ voeten zalfde en deze met haar haren droogde’. Het lijkt wel alsof deze twee stukken tekst later zijn verwisseld om het verhaal meer kloppend te maken.
Het is onduidelijk waarom Jezus nu eigenlijk gezalfd wordt door Maria. Is het als dank voor Jezus’ daad? Is het om het priesterlijke van Jezus te benadrukken? Of heeft het inderdaad de associatie met het balsemen van het lichaam van Jezus, waardoor het een voorbode is van zijn dood? Het is hier niet duidelijk.
Wat wel duidelijk is, is dat het zorgt voor een scherpe tegenstelling met Judas. Judas ergert zich aan het voorval, omdat het geld beter in de kas voor de armen gestopt kan worden. De kas die hij beheert en waar hij blijkbaar al een paar keer met zijn vingers in heeft gezeten. Het contrast is misschien des te groter gemaakt omdat hier zeer pijnlijk duidelijk wordt dat Judas nog steeds geen idee heeft met wie hij eigenlijk optrekt op dit moment.
Maria heeft dat echter wel door. Zij zegt in dit verhaal helemaal niets, maar met haar daden des te meer. Nederig knielt zij voor Jezus’ voeten en giet zeer dure olie over zijn voeten. Het hele huis raakt binnen een mum van tijd doortrokken van deze blijk van haar liefde. Nog nooit is Jezus zo goed ergens ontvangen als hier.
Jezus’ reactie op Judas’ klacht valt op. Judas merkt immers schijnheilig op dat het geld beter aan de armen gegeven kan worden. Jezus stelt daarop dat er iedere dag nog armen zijn, maar dat hij nog maar kort in hun midden is. En inderdaad. Hierna wordt duidelijk dat Jezus’ laatste uren op aarde wel zijn geslagen.
Het is ietwat bevreemdend dat Jezus de armen nu zo bruusk opzij zet en de aandacht op zichzelf vestigt. Dat hij het voor Maria opneemt terwijl de vraag van Judas op zich best relevant is.
De sleutel zou hem kunnen zitten in het opvatten van de zin die Jezus uitspreekt: ‘laat maar, ze doet dit voor mijn begrafenis’. Ridderbos vraagt zich af of het geen retorische vraag zou kunnen zijn: ‘laat maar, moet ze dit doen op de dag van mijn begrafenis? Als het te laat is?’
Maria’s daad is echter een daad van heilshistorische betekenis. Zij heeft in Jezus het licht gezien, Judas vertoeft nog in de duisternis. Hij heeft het niet gezien en dat bewijst hij weer met zijn opmerking.
Aanwijzingen voor de prediking
Wat is voor jou van waarde? Is een vraag die uit deze tekst naar voren kan komen. Zie je op tijd de prioriteiten in je leven? Jezus’ laatste uren zijn geslagen, nu is hij nog onder de mensen. Het lijkt erop alsof Maria dat wel beseft, terwijl de rest in het verhaal nog volledig met andere dingen bezig is. Maria kiest hier het goede: ze eert Jezus nu hij nog in hun midden is, niet achteraf als het al te laat is.
Het is in het woeden van deze wereld soms ook lastig om Jezus’ aanwezigheid te zoeken en te vinden. Misschien zijn we er zelfs wel een beetje huiverig voor om mensen aan te sporen dat te doen. Het klinkt al snel zo evangelisch en vroom. Maar het is een feit dat als we ons steeds met onszelf of het woeden der gehele wereld bezighouden, we aan het zien van Jezus’ daden voor ons niet meer toekomen. Dat we onze ogen niet meer kunnen richten op Gods daden in de geschiedenis en ons eigen leven.
Natuurlijk moeten we onze ogen niet sluiten voor wat er om ons heen gebeurt. En natuurlijk moet er hulp blijven voor de armen. Judas’ aansporing om een collecte te houden is te gemakkelijk (en dan hebben we het nog niet eens over het feit dat hij het misschien in zijn eigen zak wilde steken). Geld doneren kan tegenwoordig al met het verzenden van één SMS of met een simpele muisklik. Opstaan en de armen helpen kost heel wat meer tijd, moeite en motivatie.
Jezus predikt en handelt in de evangeliën namelijk op een heel andere manier hoe armenzorg te beoefenen. Nergens zien wij hem geld geven, zelfs niet op momenten dat er gesproken wordt over geld (bijvoorbeeld de wonderbaarlijke spijziging). Iedere keer helpt hij de armen, onderdrukten, hongerigen en buitengesloten mensen door hen te benaderen, te helpen en – meest belangrijk – te ontmoeten. In die ontmoeting met anderen (en juist ‘de armen’) zien wij juist Gods ware gezicht.
Maar wellicht daar niet alleen. Soms heb je juist momenten nodig waar je jezelf ten volle op God zou kunnen richten, bijvoorbeeld een stille tijd of het persoonlijk gebed. Momenten waar je even los kan komen van de dingen die om je heen spelen en je soms ook van God kunnen verwijderen. Tijd en ruimte maken voor God in ons leven is belangrijk. En dat kan op dit moment net zo duur zijn als olie van 300 denarie.
Deze derde zondag is zondag ‘oculi’, waar gezongen wordt dat onze ogen gevestigd zijn op God. Die van Maria zijn dat inderdaad wel degelijk. Zij heeft begrepen hoe de ontmoeting tussen mensen tot stand zou kunnen komen. Zoeken naar plekken en manieren om hetzelfde te bereiken, dat is deze zondag onze opdracht.
Liturgische aanwijzingen
Speciaal bij dit verhaal is het lied ‘De geur van mirre hangt in milde overdaad’ (NLB 563). Het trekt lange lijnen vanuit de verschillende evangeliën die verrassend kunnen zijn. Qua opwekkingslied zou het lied ‘Aan uw voeten, Heer’ ook passend kunnen zijn (Opw. 462).
Deze scène wordt trouwens ook verbeeld in de film/musical Jesus Christ Superstar. Het lied ‘I don’t know how to love Him’ zou hier mooi bij passen.
Geraadpleegde literatuur
-
Ridderbos, H., Het evangelie naar Johannes deel 2, Kampen 1992