Menu

Premium

Preekschets Johannes 1:4 – Kerst

Johannes 1:4

Kerstmorgen

In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen.

Schriftlezing: Johannes 1:1-14

Het eigene van kerstmorgen

Er zijn vanmorgen veel mensen in de kerk, veel gasten ook of mensen die niet regelmatig een dienst bijwonen. Daaronder zijn vaak ook veel gezinnen met kinderen en tieners. Voor hen is er dikwijls extra aandacht, bijvoorbeeld doordat wordt stilgestaan bij het adventproject van de kindernevendienst, dat vandaag afgesloten wordt. Ook kan het zijn dat er een dienst voor jong en oud is en de kinderen de hele dienst aanwezig blijven. Kortom, het is een dienst die anders is dan anders, met een diverse groep hoorders, maar met een bekend, maar moeilijk verhaal. Het is een uitdaging om de boodschap behapbaar te maken voor de jeugd en voor die mensen die niet vaak in de kerk komen, maar uitdagend en inspirerend genoeg voor het vaste gehoor.

Uitleg

Het begin van het evangelie van Johannes is vreemd. De auteur neemt een gedicht als proloog. Dat is gedurfd, gewaagd, zeker als je beseft dat de toenmalige lezer (anders dan wij) het verhaal nog niet kende en dus kon afhaken als het begin niet aansprak of te ingewikkeld was. Maar de tekst, die zo anders begint dan de andere evangeliën, heeft wel degelijk mensen aangesproken en heeft ook vandaag nog een grote zeggingskracht, doordat het taal- en beeldgebruik universeel en tijdloos is. De proloog is dan ook meer dan een inleiding, het is een sleutel om het verdere evangelie te kunnen verstaan. Hoewel het woordgebruik niet ingewikkeld is, is de tekst verre van eenvoudig. Rudolf Bultmann heeft gezegd dat de proloog meer een mysterie dan een sleutel is en alleen samenhangend wanneer je de rest van het evangelie kent (Beasley-Murray, 5).

De tekst begint met ‘in het begin’ en daarmee klinkt het als een sprookje, ‘er was eens…’ Je wordt nieuwsgierig gemaakt: wat gaat er komen? Tegelijkertijd doen de woorden ‘begin’, ‘licht’, ‘duisternis’, ‘ontstaan’, ‘God’ en ‘leven’ denken aan het begin van Genesis. Er is iets begonnen, iets nieuws: schepping. Het gaat echter niet over de schepping zélf, maar over dat wat er al vanaf het begin van de schepping was: ‘Het woord, dat was bij God en dat was God.’ Het is een verrassend begin, want niet God, maar het Woord is subject. En dat Woord is God, waarmee de auteur ‘logos’ op een nieuwe wijze introduceert: het is hier mannelijk, menselijk. Zo, op geheel eigen wijze, begint Johannes zijn evangelie, waarin hij zichtbaar maakt hoe al van den beginne het Woord en ook het Licht hun weg zoeken in de wereld. Beide termen blijken later te verwijzen naar Jezus. Hij is het Woord, het Licht in de wereld.

Opvallend is het dat in de eerste twee verzen vier keer het werkwoord ‘zijn’ wordt gebruikt, maar dat de schrijver in vers drie een volgende stap maakt, die van ‘ontstaan’. Vanuit de zijnstoestand gaat God over tot beweging (schepping?), want het woord brengt licht en leven voor de mensen. Het licht schijnt in de duisternis (let op de tegenwoordige tijd van phainei), het licht van het Woord scheen in het verleden (en God sprak: er zij licht’), maar schijnt ook nu nog in het duister van vandaag de dag. Zo vertelt de schrijver een geheim over de oorsprong van de dingen, verbindt hij het leven van de mensen met het woord, met God.

Dan is er plotseling een sprong in de tekst: Johannes de Doper wordt geïntroduceerd. Het lijkt een breuk. Is dit een latere teksttoevoeging, of wijst de auteur door de wending in het verhaal op het abrupte ingrijpen van God in de wereld door de zending van Johannes? In ieder geval wordt duidelijk dat Johannes is gekomen om te getuigen van het Licht. Dat licht kwam naar de wereld en verlicht ieder mens, maakt de goede en de slechte daden zichtbaar (zie Joh. 3:10-21). Maar het werd niet gekend, erkend, herkend. In de gebruikte woorden klinkt schuld, verwijt door. De aanwezigheid van God in de wereld werd niet opgemerkt, de mensen bleven onwetend. Het lijkt een drama: de scheppingsdaad van God had niet het gewenste effect. Is dat het einde? Nee, want voor wie Hem wel ontvingen had Hij een geschenk: zij mochten kinderen van God worden.

Het slot, vers 14, doet door de woordkeus ‘het woord heeft onder ons gewoond’ denken aan de jaren van het volk Israël in de woestijn, de tijd dat de tabernakel, het Godshuis, met het volk meetrok. Zo komen schepping en verbond hier bij Johannes in dit concluderende vers samen. God heeft zich verbonden met mensen, door onder ons te komen wonen. Daardoor hebben we zijn grootheid kunnen zien en ervaren. Voor Johannes, nu al in de proloog, reden genoeg om Jezus te belijden als enige Zoon van de Vader. Zo weet de lezer reeds aan het begin van het evangelie zónder de rest van het verhaal vol van tekenen over wie het zal gaan: over de Messias. Johannes zet een stevige proloog neer, beginnend bij de schepping, uitlopend op een belijdenis van de Messias. Wat een begin!

Aanwijzingen voor de prediking

Johannes is een man van beeldtaal. Prachtig, omdat het herkenbaar is en tijdloos. Maar ook verwarrend, omdat de woorden die hij gebruikt veel verschillende associaties kunnen oproepen, wat kan leiden tot diverse interpretaties van de tekst.

In de proloog zet Johannes Jezus neer als het woord en het licht. Twee termen die (ook nu nog) een hoop beelden oproepen die in de verkondiging bruikbaar zijn om de boodschap van de tekst duidelijk te maken. Opvallend is dat beide termen verbonden zijn met de zintuigen, met horen en zien. Als je het hebt over ‘het woord’, dan heb je het automatisch ook over praten, over contact. Woorden worden immers gesproken, zijn er om gehoord te worden, om iets te vertellen en duidelijk te maken. Woorden klinken niet in de eenzaamheid, maar tussen twee mensen. Natuurlijk is het niet de enige manier van communicatie, maar wel de makkelijkste. Bedenk maar eens hoe lastig het is om te communiceren met iemand in een ander land, van wie je de taal niet spreekt. Je komt een heel eind met handen en voeten, en ook lichaamshouding zegt een hoop, maar voor een goed gesprek heb je ook woorden nodig. En dan horen we vandaag dat God het Woord is. God spreekt, Hij zoekt contact, Hij wil gehoord worden, omdat Hij wat te zeggen heeft. Daarom komt Hij naar ons toe. En wij, zijn wij bereid om te luisteren? En wat valt er eigenlijk te horen?

Jezus wordt ook aangeduid als het licht. ‘Het ware licht dat ieder mens verlicht.’ We worden in de schijnwerpers gezet, worden zichtbaar gemaakt, we mogen er zijn! We hoeven niet in het duister te leven, maar worden in het licht gehaald. In vers 4 horen we dat in het Woord leven was en dat het leven het licht was voor de mensen. Ook dat roept tal van beelden op. Jezus als een zaklamp, die je de weg wijst door je leven heen, je levenspad verlicht. Zijn levensverhaal, als een baken, een vuurtoren, dat ervoor zorgt dat je koers houdt. Maar ook: het leven van Jezus als licht, als hoopvol teken en belofte van Godswege, dat het duister van je eigen leven draaglijk maakt. Want licht, hoe weinig ook, kan een verschil maken van dag en nacht. Hoeveel kracht een sprankje licht kan geven, hoeveel hoop ook horen we in de woorden van vers 5: ‘De duisternis heeft het licht niet in haar macht gekregen.’ Er is dus (Goddank) altijd licht in de wereld, God is altijd aanwezig! Hoe duister het leven ook kan zijn, de nacht zal het nooit winnen van de dag. Er zijn lichtpuntjes, klein misschien, maar voldoende om te midden van het duister de moed niet te verliezen, hoop te houden. Het hoeft niet veel te zijn. Bedenk maar: hoeveel licht heb je nodig om het duister te verdrijven? Een kleine kaars is al voldoende om het donker te doorbreken.

Prachtig! Jezus als Woord en als licht. Dat betekent dat Hij is te horen én te zien.

Vraag is dan: hoe wordt Hij zichtbaar voor jou en hoe kun je Hem verstaan? Dat horen we verder in de tekst, waar we lezen dat Hij niet ontvangen werd, Hij vond geen herberg. De wereld (her)kende Hem niet. Toch zijn er uitzonderingen, mensen die Hem wel ontvingen. Deze mensen zijn kinderen van God. Zij herbergden Hem in hun hart, zij geloofden in Hem. Geloven, dat is dus de sleutel. Als je gelooft, dan worden oren en ogen geopend, dan kun je horen en zien, dan herken je het Woord en het licht en word je kind van God. Word je zelf verlicht (vs. 9) en kun je getuigen van het licht.

Liturgische aanwijzingen

Het lied ‘Woord dat was in het begin’ uit de bundel Zingenderwijs (Kampen 2005, Lied 175, melodie Gezang 135 LvdK) is een prachtige bewerking van de lezing uit Johannes. Psalm 98 is de kerstpsalm die gelezen of gezongen kan worden. Als Gloria past Gezang 134 (LvdK) uitstekend op deze morgen.

Geraadpleegde literatuur

S. van Tilburg, Johannes, Boxtel 1988; J. Klein, Schrift op tafel, Wageningen 1972; G.R. Beasley-Murray, John(wbc), Colombia 19992.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken