Menu

Premium

Preekschets Johannes 15:17

Johannes 15:17

Rogate

Dit draag ik jullie op: heb elkaar lief.

Schriftlezing: Johannes 15:9-20

Het eigene van de zondag

Dichter bij Pinksteren komend lezen wij, mét de kerkelijke traditie, uit de afscheidsredenen. Jezus gaat zijn leerlingen voorbereiden op zijn afscheid. Dit komt in zijn lijden en sterven; dan ook en vooral met zijn hemelvaart. ‘Zoals de proloog van het Johannesevangelie (1:1-18) Jezus’ optreden verbindt met het “verleden”, zo halen de hoofdstukken 13-17 de toekomst in Jezus’ leven binnen’ (Brouns-Wewerinke). Wat betekent het, na Pasen christen, gemeente te zijn? Luisterend naar de tekst zijn wij daarover in het bijzonder in gesprek met H. Berkhof.

Uitleg

In 15 horen de leerlingen: Jezus’ afscheid zal niet het einde betekenen van hun verbondenheid met Hem. Vers 1-8 spreekt daarover in de metafoor van wijnstok en ranken. Een rank kan alleen vrucht dragen als ze aan de wijnstok blijft. Omgekeerd: zolang ze aan de wijnstok blijft, mag van haar worden verwacht dat ze vrucht draagt. Een automatisme is dat niet: sommige ranken blijken géén vrucht te dragen. Die worden dan weggesneden. Ook de vruchtdragende komen onder het mes: gesnoeid zullen ze méér vrucht dragen (vs. 2). De Griekse woorden voor wegsnijden (airo) en snoeien (kathairo) zijn verwant (ook het snoeien impliceert dus dat er wordt weggesneden); evenals het woord voor rein (katharos). Dit wordt (vs. 3) meteen toegepast op Jezus’ leerlingen. Zij zijn rein (gesnoeid), wegens het snoeimes van Jezus’ woord.

De grond van hun reinheid ligt dus niet in henzelf. Ze is, als geschonken, geen rustig bezit. Leerling van Jezus zijn is ook iets dat zich nog moet verwerkelijken (vs. 8): ‘Blijf in mij’ (vs. 4). ‘Das meneinist das Verharren in der Haltung des Glaubens … nicht primär ein ständiges Sein für, sondern ein Sein von’ (Bultmann). Ze zouden dat dus kunnen nalaten. Gevolg: verdorring, vruchteloosheid, alsnog belanden op de verbrandingshoop (vs. 6).

Expliciet wordt nu gezegd hoe hun verbondenheid met Jezus en hun rein-zijn tot stand zijn gekomen. Humas ègapèsa, ‘ik heb jullie liefgehad’ (vs. 9). Dat is de daad waarin de tot hen gesproken logos (vs. 3) bestond. Liefde is: ‘Das Sein für den Anderen, das die eigene Existenz völlig bestimmt’ (Bultmann).

Ègapèsa,aor., duidt op Jezus’ unieke, voltooide handelen. Het ‘denotes the whole act of love lavished by Jesus upon his disciples and consummated in his death’ (Barrett; vgl. vs. 13). Hier temeer blijkt deze rede rechtstreeks gericht aan de gemeente na Pasen. Jezus’ liefhebben is op zijn beurt gegrond (kathoos, zoals, bedoelt fundering) in de liefdedaad van de Vader voor hemzelf. Jezus’ liefhebben bepaalt zijn wezen, want ‘blijf in mij’ (vs. 3, 7) betekent: ‘blijf in mijn liefde’, laat je blijvend door mijn daad van liefhebben bepalen.

Dat dit niet doelt op geruste, zelfgenoegzame heilszekerheid, laat staan op ‘ein Schwelgen in Andacht und Verzückung’ (Bultmann), blijkt extra daaruit dat ‘in Jezus’ liefde blijven’ concreet het bewaren van zijn geboden betekent (vs. 10). Van het eerste is zonder het laatste geen sprake; evenmin trouwens als het laatste mogelijk is zonder het eerste. Diezelfde wederzijdse bepaaldheid is er, vers 2, 4, tussen het aan de wijnstok blijven van de rank en haar vrucht dragen. Vrucht dragen (vs. 2, 4, 5, 8) is kennelijk: Jezus’ geboden bewaren. Samengevat, vers 12, 17, in het ene gebod: ‘Dat jullie elkaar liefhebben.’ Analoog aan vers 9 wordt toegevoegd: ‘zoals ik jullie heb liefgehad.’ Zoals de liefde van de Vader voor Jezus de grond was van zijn liefde voor zijn leerlingen, zo zal Jezus’ liefhebben de grond zijn van hun elkaar liefhebben. Dat laatste niet als moeizame plicht gedacht, maar als vreugdevol (vs. 11). Jezus’ vreugde zal de hunne worden en in henzelf tot vervulling komen, juist in hun elkaar liefhebben.

De liefde tot Jezus wordt niét als gebod genoemd. Zij zijn Jezus’ vrienden (en dus vrijen, want geen slaven meer), namelijk door hem in vertrouwen genomen, vers 14-15 (vgl. Abraham, Gen. 18:17-21, en Mozes, Ex. 33:11). Jezus noemt zichzelf echter niet hun vriend. ‘Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie’ (vs. 16).

En dit: tot dienst, vers 16b. Van Houwelingen en Barrett denken aan letterlijk op weg gaan (hupagète), missionair. Dat past echter niet in het verband. De in vers 16 genoemde vrucht is wel dezelfde als bedoeld in vers 4, 5, 8, namelijk: het leven uit het gebod ‘heb elkaar lief’ (vs. 17; vgl. Schnackenburg).

Pas vanaf vers 18 gaat het over de verhouding tot de wereld. De leerlingen zullen, wegens hun verbondenheid met Jezus (vgl. ook vs. 21), de haat en vervolging van de wereld, kosmos, te duchten hebben; daarin zal zich haar haat tegen Jezus voortzetten. Het ‘uit’ van de uitverkiezing (vs. 16) blijkt te betekenen: (weg) uit de wereld (vs. 19, waar hetzelfde werkwoord eklegomai, uitverkiezen, wordt gebruikt als in vs. 16). Nu zijn ze niet meer ek tou kosmou, in de zin van: uit de wereld stammend, ertoe behorend.

Het Johannesevangelie spreekt vaak over de ‘wereld’, de mensheid, als zich verzettend tegen God en zijn Gezondene. Met als toespitsing dat die mensheid is vertegenwoordigd door het Joodse volk. Zo hier, vers 22-25; zie vers 25: ‘Hun wet.’ In het Johannesevangelie komen ‘de Joden’ vaak voor, als Jezus’ tegenstanders. ‘Het vierde evangelie denkt in termen van vijandschap jegens de Joden’ (Tomson). Al zijn de Joden hier niet als objecten maar als subjecten van vijandschap in beeld. Zoals gezegd: dit als verbijzondering van het verzet van héél de wereld. En over die wereld wordt óók gezegd dat ze voorwerp is van Gods zoekende liefde (1:9v, 29; 3:16). Ook hier, vers 20 slot, blijft de mogelijkheid open dat er zijn die zich aan Jezus’ woorden hebben gehouden en zich dan ook ‘aan jullie woorden’ (letterlijk: ‘woord’) zullen houden (vgl. 1:12).

Aanwijzingen voor de prediking

Dat christenen uit de wereld weggeroepen zijn (vs. 19) klinkt als wereldvreemdheid. Johannes 15 lijkt te mikken op een groep die opgaat in wat zijzelf heeft ontvangen (‘blijf in mijn liefde’), met een hechte onderlinge band (‘heb elkaar lief’), zonder openheid naar buiten. Willen wij, na Pasen, zó gemeente zijn?

Maar het gaat niet over wereldvreemdheid. ‘Uit de wereld weggeroepen’ wil positief zeggen: opgeroepen tot een niéuw bestaan, in verbondenheid met Jezus – die, als Gezondene van de Vader, in de wereld is gekomen en er vóór de wereld was. Verbondenheid met Jezus betekent daarom niet dat de gemeente zich van de wereld afkeert. Berkhof noemt haar: ‘Brug-gebeuren naar de wereld toe’. Maar daarvan komt alleen iets terecht in de verbondenheid met Jezus.

Dat is niet hetzelfde als leerstellige orthodoxie. Het gaat om levende (onopgeefbare!) verbondenheid. ‘Blijf in mijn liefde.’ De huidige aandacht voor beleving is terecht! Bultmanns waarschuwing voor ‘ein Schwelgen in Andacht und Verzückung’ waarschuwt ons echter terecht ook hier voor ontsporing. Het komt aan op de gehoorzaamheid aan de geboden. Die concreet gestalte geven aan, en hun kern hebben in, dat ene gebod: ‘heb elkaar lief’.

Dat klinkt al gauw zoetelijk, klef. Maar het gaat om liefde metterdaad, namelijk als de daad (telkens weer) van het: er zijn voor de ander. Zie vers 13, verwijzend naar wat Jezus zelf heeft gedaan.

Is ‘heb elkaar lief’ niet erg gemakkelijk en bekrompen, lekker onder elkaar?Wie dat denkt, beseft niet dat juist die ander vlak naast je onuitstaanbaar kan zijn; omdat je met die ander concreet te maken hebt. Over het liefhebben van de vijand (de buitenstaander) wordt hier inderdaad niet gesproken. Niet dat dat niet belangrijk zou zijn. Maar hoe zou de gemeente daaraan kunnen denken (als bruggebeuren), als de onderlinge liefde er niet is?

Geen wereldvreemdheid, dus. Toch: in hun verbondenheid met die ene vreemde, Jezus, zit iets wat christenen ‘anders’ maakt. Op rationele buitenstaanders kan dat bespottelijk overkomen. Spiritueel gezinden zullen het algauw te weinig verheven vinden. Religie wordt tegenwoordig gewaardeerd, maar het hier getekende christendom lijkt dan weer zo weinig op religie. Ook Jezus stuitte op hoon, minachting, onbegrip. Dat verdichtte zich tot het kruis. Zo kunnen ironie of distantie zich soms verdichten tot vervolging, onderdrukking van christenen. Dan wordt het woord over de ‘haat’ van de wereld actueel. Berkhof noemt de ‘vijandschap van de wereld’ een grens waarop de gemeente vroeg of laat stuit als zij haar opdracht goed volvoert. Dus niet verbazingwekkend, evenmin ontmoedigend, integendeel.

Liturgische aanwijzingen

De lutherse traditie geeft als epistellezing: Jakobus 1:22-27. Dat past goed. Psalm 80 zingt over Israël als wijnstok. In verband met de wijnstok en de ranken: Gezang 75(:11), 78 en 357(:5). Het motief van de vruchten klinkt door in Gezang 252. Over het gebod van de liefde: 62, 481. Zie ook Tt 73 en 201.

Geraadpleegde literatuur

C.K. Barrett, The Gospel according to St. John, 2nd ed., 7th impr., London 1996; H. Berkhof, Christus de zin der geschiedenis, Nijkerk 1958, 94-101; idem, Christelijk Geloof, 9e druk, Kampen 2007, 402-413; Door Brouns-Wewerinke, ‘Het evangelie volgens Johannes’, in: Jan Fokkelman / Wim Weren (red.), De Bijbel literair, Zoetermeer-Kapellen 2003, 555-568; Rudolf Bultmann, Das Evangelium des Johannes, keknt, 14. Aufl., Göttingen 1956; P.H.R. van Houwelingen, Johannes. Het evangelie van het Woord,cnt, Kampen 1997; Rudolf Schnackenburg, Das Johannesevangelium,htknt, 6. Aufl., Freiburg-Basel-Wien 1992; Peter J. Tomson, ‘Als dit uit de Hemel is…’, Hilversum 1997, 259-298.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken