Preekschets Johannes 16:13
Johannes 16:13
Exaudi
De Geest van de waarheid zal jullie, wanneer hij komt, de weg wijzen naar de volle waarheid.
Schriftlezing: Johannes 16:12-22
Het eigene van de zondag
Op de zondag na Hemelvaart, vóór Pinksteren, beseft de gemeente dat zij is aangewezen op de Geest, over wie zij niet kan beschikken. In wezen bevinden wij ons altijd tussen Hemelvaart en Pinksteren. Vandaag worden wij speciaal bij deze wezenstrek van gemeente-zijn bepaald. Opnieuw (vgl. de schets voor 17 mei) luisteren wij naar de afscheidsredenen. Nu naar wat hier wordt aangekondigd over het werk van de Geest, in de perikoop waarover ons een preek van H. Berkhof is nagelaten.
Uitleg
Al eerder in de afscheidsredenen wordt gesproken over de komst van de Geest: 14:16v, 14:25v, 15:26v en 16:7-11. Vers 12-15 sluit aan bij vers 7-11. Daar (evenals in 15:26v) gaat het over de functie van de Geest ten opzichte van de wereld; in vers 12-15 (evenals in 14:26) over het werk van de Geest in (aan) de kring van Jezus’ volgelingen.
In 14:26 staat: De Geest zal jullie verduidelijken en in herinnering brengen ‘wat ik tegen jullie gezegd heb’. Anders dan daar lijkt Jezus in vers 12-15 niét klaar gekomen en wordt in dat verband verwezen naar de Geest die ‘de weg … naar de volle waarheid’ zal ‘wijzen’. Is die ‘volle waarheid’ dan in Jezus (vgl. 14:6) niet al ontsloten? Komen er nog nieuwe openbaringen? Toch niet. Ook vers 12a zegt dat niet. Het ‘vele’, polla, dat Jezus nog te zeggen heeft, betekent niet: ‘nog veel meer’ (zo de nbv). Het verwijst niet naar ‘een grotere kwantiteit’ maar naar ‘een grotere kwaliteit, nl. een dieper verstaan van Jezus’ zelfopenbaring’ (Witkamp, 318). Dat de leerlingen wat Jezus te zeggen heeft ‘niet (kunnen) verdragen’, vers 12b, heeft te maken met hun situatie nu (arti). Dat is primair: vóór Pasen. Maar ook na Pasen blijft de gemeente onderweg: naar het grote Pasen: de voleinding. Ook dan geldt: ‘Jullie kunnen het nu nog niet verdragen’ (= bevatten). In Christus is alles gezegd en geschied. Tegelijk gaat het er, op de weg naar de toekomst, steeds om, Jezus’ woorden (dezelfde!) nieuw te verstaan ‘in der jeweiligen existentiellen Lage’. Het gaat ‘um die stets offene Zukunft, in der die Offenbarung ihren aktuellen und damit auch neuen Sinn gewinnt’ (Schnackenburg; vgl. ook Bultmann). Dat gebeurt intussen nu al, in deze tussentijd. Dat is het werk van de Geest. 14:26 stelt het niet anders. Daar wordt gezegd: De leerlingen zullen zich later, dankzij de Geest, Jezus’ woorden herinneren. Dat is meer dan: eraan terugdenken. ‘Herinnering (is) een kreatieve acte’ (Witkamp). Ook daar gaat het er dus al over, Jezus’ woorden zó te bedenken dat zij gaan spreken in de nieuwe situatie. In onze perikoop wordt dat breder uitgewerkt. De in Jezus geopenbaarde waarheid ligt niet alleen achter ons, maar ook vóór ons, als doel waarheen wij door de Geest worden geleid (verbonden met ‘geleiden’, hodègeo, betekent en tèi alètheiaipasèi’ ‘naar de volle waarheid’). Waarbij de Geest uitgaat van Jezus’ woorden, die hij steeds als nieuw ‘zal horen’ (akousei, futurum). Zó ‘zal hij mij eren’ (vs. 14).
Hij zal, zegt vers 13 erbij, ‘jullie bekend maken wat komen gaat’ (ta erchomena). Dat betekent géén onthulling van toekomstige nieuwe gebeurtenissen. Met ta erchomena is niet iets extra’s bedoeld; daarom kan in vers 15 ta erchomena ontbreken. Het zinnetje over ta erchomena die de Geest zal bekendmaken, belicht veeleer de draagwijdte van wat eerder is gezegd over het richtingwijzen en spreken van de Geest als zodanig: dat ‘erhellt die Zukunft’ (Bultmann). ‘Inhaltlich Neues wird der Paraklet nicht künden, sondern Jesu Botschaft nur neu der Gemeinde für ihre Situation und das auf sie Zukommende auslegen’ (Schnackenburg).
In vers 16-22 gaat het over Jezus’ aanstaande afscheid, waarop ook ‘binnenkort’ de hernieuwde ontmoeting zal volgen. Om zijn afwezigheid zullen zijn leerlingen bedroefd zijn, maar hun ‘verdriet zal in vreugde veranderen’. Opvallend de werkwoordsvormen: eerst (vs. 16) opsesthe me, ‘jullie zullen mij zien’, ten slotte (vs. 22) opsomaihumas, ‘ik zal jullie zien’. Het initiatief ligt bij Jezus (vgl. 14:18; 15:16).
We stuiten hier op Johannes’ ‘studied ambiguity’. Jezus’ woorden over afscheid en weerzien slaan primair op zijn sterven en opstanding. Maar ook op hemelvaart en wederkomst. ‘John does not identify Easter and parousia, but sees their coherence’ (Barrett). Bij deze tweede interpretatie is de latere gemeente in beeld, als paasgemeente toch naar het definitieve weerzien met Jezus nog op weg, dus nog in lupè, verdriet. Hoe kan de tijd tot de wederkomst als kort (mikron) worden aangeduid? Niet (meer) letterlijk; wel symbolisch: straks zal, gemeten aan de vreugde van het weerzien, de voorafgaande tijd van verdriet niet anders dan als kort kunnen zijn ervaren.
Vers 21 vergelijkt Jezus’ leerlingen met een vrouw in barensnood, dus: in lupè, die na de geboorte van het kind alleen maar chara, vreugde, heeft omdat ‘een mens ter wereld is gekomen’. Dit herinnert aan profetieën als Jesaja 26:17 en 66:7-10, dezelfde beeldspraak, daar toegepast op Sions nood en bevrijding. Vgl. Romeinen 8:22-26, over de ‘hele schepping’, in barensnood, dus lijdend en hopend tegelijk, in verwachting en daarom lijdend. Zo roept vers 21 de gedachte op aan de komende messiaanse verlossing. Dan zal ‘de mens’, het echte mens-zijn, ter wereld komen. Straks: chara-tijd!
Toch is de chara niet alleen toekomstig. Jezus’ woorden over zijn afscheid en wederkomen volgen direct op zijn belofte van de Geest. Ze vormen daarvan de context. Juist Jezus’ afscheid schept ruimte voor de komst van de Geest. Dat betekent winst, 16:7. Door de Geest raken de leerlingen wezenlijker, existentiëler met Jezus en zijn woorden verbonden. Zo is ook de tijd van de Geest al chara-tijd.
Aanwijzingen voor de prediking
‘De volle waarheid.’ Kan een mens die ooit bereiken? Is er wel zoiets als ‘de’ ‘volle waarheid’? Hebben we die eigenlijk wel nodig? Ieder stelt zijn eigen waarheidspakket samen en vindt het best zo. Ook religieus. Frederik de Grote van Pruisen zei: Ieder moet op zijn eigen manier zalig worden. Vandaag zeggen velen hem dat na.
Maar bevat het evangelie niet dé waarheid omtrent het eeuwig behoud, voor ieder die het maar wil horen? Daarvan is de kerk eeuwenlang uitgegaan. Waarbij ze zichzelf als uitdeelster van die waarheid beschouwde. Moet de kerk haar pretenties bijstellen?
Van hieruit kan worden ingegaan op wat de kerk, volgens het evangelie, eigenlijk is. Ze begon als een groep volgelingen van Jezus, door zijn woorden geroepen, gegrepen, en verder: hoogst onzeker, want nu (sinds hemelvaart) staande in een wereld waarin Jezus niet (meer) te zien is en zijn boodschap irrelevant lijkt. Het evangelie spreekt over onze tijd als een tijd van ‘huilen en weeklagen’. Trouwens: wat zijn woorden nu te zeggen hebben, dat kun je ook als gelovige niet zomaar uit een boekje van vroeger halen. Het is niet vreemd dat we juist ook als kerk zoekende zijn.
Wij horen de tekst. Er is sprake van: ‘De weg naar de volle waarheid’. Ook, juist, christenen hebben de ‘volle waarheid’ niet achter zich (en dus: ‘in pacht’), maar vóór zich: er is daarheen nog een weg te gaan. Vanuit de woorden van Jezus toen naar de woorden van Jezus in wat zij nu, straks, concreet betekenen.
En er is de belofte: van de Geest als wegwijzer daarheen, als creatieve interpreet, ‘tolk’ (Noordmans). Gods Geest is: ‘De actieve tegenwoordigheid van God’ (Berkhof). Dat God zich bemoeit met mensen, hen aangrijpt, hun levens vernieuwt, dat heet ‘Geest’. De Geest is het die het evangelie tot levende waarheid maakt, en daarbij ons zoeken en tasten ernstig neemt. In zijn preek over ons tekstgedeelte betrekt Berkhof het ‘Jezus “binnenkort” terugzien’ ook en vooral op de ervaring van de Geest. Daarom is er ook vandaag al: te zien, vreugde te ervaren.
Althans: ‘Wanneer hij (de Geest) komt’. Van zijn komen hangt het af. Daarover kunnen wij niet beschikken. Zondag Exaudi is de zondag van het gebéd om de Geest.
Liturgische aanwijzingen
Het gemeenschappelijk leesrooster verbindt in diverse jaargangen met zondag Exaudi als oudtestamentische lezingen onder meer: 1 Samuël 12:19-24 (het afscheid van Samuël) en Exodus 19:1-11 (Israël bij de Sinaï, vooraf aan de wetgeving in 20, die in bepaalde tradities op Pinksteren wordt gelezen). Twee goede mogelijkheden. De klassieke psalm op deze zondag is 27 (aan vs. 7, ‘Hoor mij, Heer’, is de naam van de zondag ontleend). De lutherse traditie heeft daarnaast Psalm 47:3, het slot van de ‘hemelvaartspsalm’. Het gemeenschappelijk leesrooster noemt verder 31 en 126 (smeekpsalmen) en 68 (ook wel met Pinksteren verbonden). Aanbevolen gezangen: 232-235; daarnaast 239 (gebed om de Geest).
Geraadpleegde literatuur
Zie bij de schets voor zondag 17 mei, de daar genoemde commentaren van Barrett, Bultmann en Schnackenburg. Verder: A.W. Berkhof, Johannes 16:12-15, in: J.H. van der Laan / A.F.J. Klijn / E. Noort (red.), Woord in beweging 5, Kampen 1989, 121-131; H. Berkhof, Christelijk Geloof, 9e druk, Kampen 2007, 318v; idem, ‘Tussen Hemelvaart en Pinksteren (Johannes 16)’, in: A.B. Vaandrager (ed.), Preken van Henk Berkhof, Zoetermeer 2003, 53-61; O. Noordmans, ‘De tolk’, in zijn: Verzamelde werken 8, Kampen 1980, 359-361; L.Th. Witkamp, Jezus van Nazareth in de gemeente van Johannes, diss., Kampen 1986, 291-327.