Preekschets Johannes 7:37-39
Johannes 7:37-39
Vierde zondag na Pinksteren
Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus in de tempel en hij riep: Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken! Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in mij gelooft, zo zegt de Schrift.
Hiermee doelde hij op de Geest die zij die in hem geloofden zouden ontvangen; de Geest was er namelijk nog niet, want Jezus was nog niet tot Gods majesteit verheven.
Schriftlezing: Johannes 7:1-14; 37-44
Het eigene van de zondag
Op deze zondag een tekst over levensvreugde door de heilige Geest.
Uitleg
-
Het moment waarop Jezus zijn heilandsroep uit, is opvallend en cruciaal:
-
Het is crisis rondom Jezus. Volgelingen vallen af (Joh. 6:66); de ‘twaalf’ worden getest (67); er is een verrader (70); zijn eigen broers geloven niet meer in Hem (7:5); de Farizeeën willen Hem arresteren en doden (30, 44), onder de schare is tweespalt (40-43). Een bijzonder onzekere situatie: Farizeeën willen in hun dorst naar macht Hem doden, maar niemand slaat de hand aan Hem (31, 44); zijn broers willen in hun dorst naar eer en roem, dat Hij zich nu in het religieuze centrum van de macht, Jeruzalem, zal manifesteren. Zelf aarzelt Jezus om naar Jeruzalem te gaan (8).
-
Het is Loofhuttenfeest (2), het laatste van de drie pelgrimsfeesten in Israël, na Pesach (Pasen) en Sjawoe’ot (Pinksteren). Dit nazomerfeest Soekot heeft tweeërlei zin: uitbundige viering over de oogst én intense vreugde over Gods bescherming tijdens de exodus naar het beloofde land, toen men woonde in soekot, ‘hutten’ (Lev. 23:33-44). ‘Zeven dagen lang moet u voor de Heer, uw God uitbundig feestvieren’ (Deut. 16:15).
-
Jezus komt halverwege het feest toch (14), trouw aan de Thora en in groeiend messiaans zelfbewustzijn. Op de laatste dag staat Hij daar opeens, op een verhevenheid wellicht; ‘in de tempel’, voegt de nbv onnodig toe (al vermeld, 14). En Hij roept luid en krachtig (ekrazen) door het feestgedruis heen: ‘Laat wie dorst heeft bij mij komen en drinken!’
-
-
Waarom roept Hij zó en nu?
-
Opnieuw herhaalt Hij het thema van zijn zending, zoals Johannes dat voortdurend met telkens andere beelden van ‘licht’, ‘leven’, ‘brood’, ‘water’ vermeldt. Christus wil gegeten en gedronken worden. Het gaat niet minder dan om de unio mystica cum Christo, wil men echte levensvreugde hebben. Het is zijn missie die vreugde te geven. Daartoe is Hij ‘gezonden’ en gelegitimeerd door de levende God zelf (o.a. 3:16; 4:34; 5:24; 6:35, 53-58; en in volgende hoofdstukken). Men lette op Jezus’ kracht van overtuiging en zelfbewuste zekerheid van goddelijke zending.
-
Zijn lokroep vindt kennelijk aanleiding in het ceremonieel van de waterplenging op het Loofhuttenfeest. Iedere dag, vooral de laatste, vult een priester een gouden kruik in het badwater Siloam om die vervolgens naar het tempelplein te brengen en uit te storten bij het altaar, citerend Jesaja 12: ‘Vol vreugde zullen jullie water putten uit de bron van de redding.’ Jezus betrekt het gebeuren nu op zichzelf.
-
Jezus heeft de nood van het Joodse volk gepeild. Het volk viert het feest wel met grote uitgelatenheid, maar heeft genoeg aan het jaarlijks festijn en aan macht en roem. Op deze laatste dag van het feest wil Hij het volk niet zomaar laten gaan, maar roept Hij het op tot ware levensvreugde door Hem.
-
-
Opmerkelijk is de toevoeging van Jezus: ‘“Rivieren van levend water zullen stromen uit het hart van wie in Mij gelooft”, zegt de Schrift.’
-
Niet alleen Christus is Levenbron, maar ook ‘wie al gelovende (pisteuoon, praesens!) Mij indrinkt’. Dan gaat het strómen uit het binnenste van de gelovende mens. Jezus doelt kennelijk op bijvoorbeeld Jesaja 58:11 en Psalm 119:171. Dat is pas ware levensvreugde! Daar is het Loofhuttenfeest nog niets bij! Let op: ‘Rivieren van levend water. ruisen’ (reusousin).
-
De nbv vertaalt ‘uit het hart’, maar niet zonder reden staat er: koilia, ‘buik’ (StV). Volgens beschrijvers van de oude Joodse feesten zaten aan de buik van de kruik, die de priester leegde, pijpen die geopend werden bij het altaar. Zoveel pijpen, zoveel waterstralen vloeiden uit. Dan krijgt het stromen nog meer accent. Meer dan het hart is de buik zetel van gevoelens (‘ik voel het in mijn buik!’). Daar ‘bevind ik mij’, van daaruit gaat het stromen. Daarom zegt Van Ruler in een meditatie Het bevindelijke leven over deze tekst: ‘In de geestelijke, mystieke bevinding wordt het koninkrijk van God opgericht in de driften van het bloed. En onweerstaanbaar stijgt de ontroering over God en over alle dingen uit de oerdiepten van de ziel omhoog’…‘Dan pas lééft de mens echt. Het raakt en bepaalt den gehélen mens. Het zindert door den gehelen mens heen’ (VR, Verhuld bestaan, 152154).
-
-
Met de toevoeging van de evangelist: ‘Hiermee doelde Hij op de Geest.’, komen we tot ‘des Pudels Kern’ van onze tekst! Na Christus’ volbrachte werk begint het relatief zelfstandige werk van de Geest. Nee, zó was de heilige Geest er tot dusver niet. Maar nu gaat het stromen in en uit het binnenste van de gelovige mens zelf. Het kan niet op! Nu komt God door de Geest tot zijn eigenlijke scheppingsdoel. Want ‘het gaat uiteindelijk niet om de christianitas – daar draait het wel om in verleden en heden – maar het gaat om de humanitas’; ‘uiteindelijk niet om de Verlosser, of de verlossing, maar om het verloste leven’, om de echte levensvreugde over het geheiligde bestaan voor het aangezicht van God. Van Ruler zou ‘op dit punt bewust willen breken met de eeuwenoude christelijk-europese traditie. Zij is sinds Augustinus op de formule gebracht, dat men de wereld, de geschapen werkelijkheid alleen mag gebruiken (uti), en alleen God mag genieten (frui)’ (Van Ruler, TW V, 30).
-
Er is niet alleen een verdieping van Soekot van vrolijk landbouwfeest tot historisch exodusfeest, maar ook een nieuwe dubbele verdieping: tot het feest van Christus de Levensbron, maar nog meer het feest door de Geest van echte levensvreugde.
Aanwijzingen voor de prediking
-
Wat is echte levensvreugde? Nu allerlei taboes – op emotionaliteit, seksualiteit, erotiek, dood – zijn doorbroken, klemt de vraag: heeft ons dat een vreugdevol bestaan opgeleverd? Alleen echte levensvreugde blijft. Ook als alles wegvalt, ons leven opeens in elkaar stort, de dood komt.
-
Christus presenteert zich als dé Levensbron, in Wie het ‘leven’ is verschenen. ‘Leven’ bij Johannes is: verzoening, vrede, gemeenschap met God, én vreugde in en over ons bestaan. Hij is daartoe gezonden en gelegitimeerd door God zelf. Hem ‘drinken’ wordt geen tantaluskwelling. Illustratie: een onklaar geraakt schip voor de Amerikaanse kust seinde om drinkwater en kreeg te horen: ‘Gooi de emmers uit.’ Een dwaas advies: aan zilt water drink je je de dood! Tot een matroos een poging waagde en zoet water ophaalde. Juist daar stuwde een rivier zoet water de oceaan in. De Levensbron is in Woord, Geest, sacrament en verkondiging hier en nu present (vgl. Rom. 10:8).
-
Krachtig worden we opgewekt te komen tot innige eenheid met Christus, die het Leven is, Hem drinken (Joh. 6:56). Maar het is met Christus en met ons als met het water en de mand. Wie kan water in een mand houden? Als je de mand in het water houdt! Wie in Mij blijft (Joh. 15:5), al gelovende.
-
We worden zelf een bron (vgl. Joh. 4:14!). Men wijze op de abundantie van stromende levensvreugde. Ons diepste innerlijk wordt er helemaal in betrokken en van doortrokken. Alles wordt er anders door.
-
De ‘vervulling’ met de Geest van Pinksteren neemt alles van het geschapen mens-zijn geheiligd mee in een verlost bestaan: emotionaliteit, seksualiteit, muzikaliteit, kunstzinnigheid; het gaat nu strómen van creativiteit, levensgeluk en geloofsvreugde door de Geest in en uit de mens! De psychologische antropologie is slechts kinderspel vergeleken bij een pneumatische mensvisie.
-
Voortdurend dient men de achtergronden van het Loofhuttenfeest te laten meeklinken.
-
De crisis rondom Christus – ongeloof, afval, haat, verraad, twijfel of. geloof – dringt tot een beslissende keuze.
Liturgische aanwijzingen
Schriftlezingen: Jesaja 12; 55:1-7 of 13; 58:6-12; Psalm 119:169-176; Johannes 15:1-8.
Liederen: LB Psalm 75:1, 5, 7; 97:5, 6; Gezang 75; 78; 206; 237:2; 242:1, 2. NH1938 Psalm 119:86; 145:3.
Geraadpleegde literatuur
A.A. van Ruler, Verhuld bestaan, Nijkerk 1949; Idem, Het leven een feest, Nijkerk 1972; idem, Structuurverschillen tussen het christologische en het pneumatologische gezichtspunt in Theologisch Werk I, Nijkerk 1969; Idem, Ultra-gereformeerden vrijzinnig in TW III, Nijkerk 1971; idem, Hoe waardeert men de stof? en De waardering van het aardse leven in TW V, Nijkerk 1972; idem, Hoofdlijnen van een pneumatologie in TW VI, Nijkerk 1973.