Preekschets Lucas 22:19 – Viering Heilig Avondmaal
Heidelbergse Catechismus
Zondag 28
Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken (Luc. 22:19).
Het eigene van de zondag
De dienst waarin het avondmaal bediend en gevierd wordt, mag voor de gemeente een bemoedigend karakter dragen. We mogen met Christus samen zijn en de geloofsgemeenschap met Hem bij brood en beker beleven. Er zijn gemeenteleden die het moeilijk vinden om aan het avondmaal deel te nemen. Ben ik wel waardig? Laat de dienst juist met het oog hierop een nodigend en bemoedigend karakter dragen. We komen niet naar het avondmaal om ons (grote) geloof te presenteren, maar om versterkt te worden in ons kleine, aangevochten geloof.
Uitleg
Voor de aard van de catechismuspreek als themapreek en het narratieve karakter van de preek: zie Uitleg en Aanwijzingen voor de prediking bij zondag 26.
-
De viering van het heilig avondmaal moeten we zien tegen de achtergrond van de plaats die de maaltijd in de bijbel heeft. In het Oude Testament kent het houden van een maaltijd verschillende aspecten. Zo is het een vorm van gemeenschap. Ook wordt gesproken over de maaltijd als teken van het heil van het koninkrijk van God, bestemd voor Israël en de volken (Jes. 25). In Exodus 24 is sprake van de maaltijd van het verbond. Daarnaast kent Israël de offermaaltijd, die in het teken van dankbaarheid en vreugde staat. Een bijzondere maaltijd is die van het Pascha, het feest van de bevrijding uit Egypte. In de maaltijden in het Nieuwe Testament, waarbij Jezus een bijzondere rol speelt, komen verschillende van deze aspecten bij elkaar. Opvallend is dat Hij vaak met zondaren aan één tafel zit. Jezus zoekt dan de gemeenschap met de verlorenen van Israël. In het avondmaal, dat Hij, verbonden met de paasmaaltijd, vlak voor zijn lijden en sterven instelt, wordt de betekenis van de maaltijd op unieke wijze verdiept en toegespitst. HC 77 vertelt over het verband tussen het brood en het lichaam van Christus en tussen de wijn en het bloed van Christus. Het gaat dan om het offer van Christus dat Hij bracht tot een volkomen verzoening van onze zonden (1 Kor. 11:23-26 en 1 Kor. 10:16-17).
-
In HC 75 t/m 77 zien we in de bespreking van het avondmaal een parallellie met die van de doop (HC 69 t/m 71). Daarmee wijst de HC op de overeenkomst tussen de beide sacramenten. De doop is het sacrament van de ingang van Gods kinderen in de kerk. Het avondmaal is het sacrament van de onderhouding van Gods kinderen in de kerk (Calvijn, Institutie IV.17.1. en Nederlandse Geloofsbelijdenis, 35). Zoals het water in de doop teken en zegel van Gods heil is, zo zijn brood en wijn het in het avondmaal. Als tekenen van Gods heil geven brood en wijn onderwijs. Zoals het brood wordt gebroken en zoals de wijn wordt vergoten, zo is het lichaam van Christus gebroken en zijn bloed vergoten tot verzoening van onze zonden. Als zegelen verzekeren brood en wijn ons dat wij delen in Gods heil. Zo zeker als het brood gebroken wordt en de wijn vergoten, zo zeker is het lichaam van Christus gebroken en zijn bloed vergoten tot verzoening van onze zonden. In deze verzekering ligt volgens de HC de centrale betekenis van het avondmaal. Het avondmaal is de garantie van God dat zijn Zoon zich voor ons heeft overgegeven. Het geloof kent zoveel aanvechtingen. Het is soms heel zwak. De viering van het avondmaal versterkt ons zwakke geloof. Hoe kwetsbaar ons geloof ook is, Gods belofte van genade wankelt nooit. In het avondmaal worden onze zintuigen ingeschakeld. We horen het evangelie bij brood en beker. We zien het breken van het brood en het vergieten van de wijn. We voelen het brood en de beker wanneer die ons worden aangereikt en we proeven het brood en de wijn. We worden dus als mens helemaal ingeschakeld. De gedachte dat het avondmaal voedsel is voor het geloof gaat vooral terug op Johannes 6: ‘Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven’ (vs. 54).
-
Een grote rol speelt in de avondmaalsviering de gemeenschap. Het is de gemeenschap van het verbond, de genadevolle relatie van God met mensen. Kenmerkend voor het avondmaal is dat Christus als gastheer aanwezig is. Niet in de tekenen, maar door de Heilige Geest (in de lijn van Calvijn). We beleven in het avondmaal het wonder van de intieme gemeenschap met Christus. Hij is door zijn Geest in ons midden en we zijn als leden van zijn lichaam met Hem verbonden. Maar we zijn daardoor als gemeente ook met elkaar verbonden. HC 76 gaat daar dieper op in. We nemen niet vrijblijvend deel aan de bediening en de viering van het avondmaal. We worden door de Geest van Christus geregeerd, als de leden van één lichaam. Dit geschenk van de gemeenschap wil handen en voeten krijgen in het dagelijkse leven. Het avondmaal biedt toerusting tot de heiliging van het leven. Het wil ons oefenen in het aanvaarden van elkaar, het delen met elkaar, het leven voor elkaar. In de kerkorde van de Hollandse vluchtelingengemeente te Londen in de zestiende eeuw (Micron, 105) vinden we een prachtig voorbeeld van deze opdracht tot gemeenschap: het brood dat overblijft bij het avondmaal wordt aan de armen gegeven. Het is een mooie (contextuele) vertolking van Paulus’ opdracht in 1 Korintiërs 11:33 om aan elkaar te denken en elkaar te verwachten bij het avondmaal.
-
In de vroegchristelijke gemeenten in het Nieuwe Testament worden de avondmaalsvieringen gekenmerkt door vreugde (Hand. 2:42). Tegelijk beleven de eerste christenen heel sterk bij het avondmaal het uitzien naar de wederkomst van Christus (1 Kor. 11:26). Beide elementen komen in de HC niet echt tot hun recht. Toch is het zo goed om ons bij het rondgaan van brood en wijn te verheugen, juist door uit te zien naar de komst van Christus. Het gaat dan niet om een opgeklopte blijdschap, die we zelf moeten leveren, maar om een blijdschap als geschenk.
Aanwijzingen voor de prediking
De praktijk leert dat een avondmaalspreek kort moet zijn. Daarom is het niet aan te bevelen om op een compacte manier heel veel aan de orde te stellen, maar om enkele goed gekozen aspecten van de avondmaalsviering te noemen. Als er één leerpreek is waarin de belevingscomponent niet mag ontbreken, dan is het de preek in de avondmaalsdienst wel.
Zelf zou ik de gemeenschapsgedachte in het avondmaal als uitgangspunt kiezen. HC 76 biedt daarvoor mooie gedachten. Het wonder van het avondmaal is dat Jezus met zondaren wil samen zijn (O. Noordmans). Hij is als de Gastheer present door zijn Geest. Door middel van het ontvangen en het eten en drinken van brood en wijn mogen we met Hem gemeenschap oefenen en Hij met ons. Het avondmaal wordt ons bediend, en daarom vieren wij het. Daarbij gaat het heel persoonlijk toe. Ik hoor het evangelie, ik zie gebroken brood en vergoten wijn, ik neem ze aan en smaak en proef dat de Here goed is (vgl. Ps. 34:9). Er zingt een lied in ons hart en op onze lippen bij het avondmaal: zo zeker als mij het brood en de wijn worden gegeven, zo zeker heeft God heel mijn schuld en al mijn zonden uitgewist. Ik ben van Jezus Christus en Hij is van mij. Ondanks mijn aanvechtingen is het offer van Christus mijn houvast.
‘Vraag: Wanneer moet ik vooral niet van de tafel des Heeren wegblijven? Antwoord: Wanneer vanwege mijn zonden het licht mijner ogen niet meer bij mij is en ik toch zo gaarne de gekruisigde Heiland zou wederzien en omhelzen’ (H.F. Kohlbrugge).
Als enkeling ben ik rondom de avondmaalstafel (of in de kring) met de anderen verbonden. Het avondmaal sticht gemeenschap rondom Christus. Brood en wijn gaan rond, we delen er samen op gelijke wijze in. We zijn het lichaam van Christus, geregeerd door één Geest. In een bepaalde gemeente ging een bejaard echtpaar altijd samen naar het avondmaal. Op een zondag zag de man toen hij bij de tafel van het avondmaal was gekomen, dat zijn vrouw niet mee gekomen was. Toen ging hij terug, nam zijn vrouw bij de hand en samen gingen ze naar het avondmaal. Men kan ook vertellen over het avondmaalsbrood in de Hollandse vluchtelingengemeente, dat overbleef en bestemd was voor de armen. Avondmaal vieren is oefening in samen delen, niet alleen binnen de gemeente, maar ook naar buiten toe.
Ten slotte wil de viering van het avondmaal leren leven van de verwondering. Een glans van die verwondering en vreugde mag over de avondmaal-vierende gemeente liggen. Zij roept dan spontaan, vol verlangen: ‘Maranatha, kom Here Jezus.’
Liturgische aanwijzingen
Schriftlezingen: Psalm 23; Lucas 22:14-23; Johannes 6:47-59. Liederen: Psalm 16:3, 6 (OB); 105:22, 24 (OB); LvdK Psalm 23; 146; Gezang 355; 358. Voor de liturgie van doop en belijdenis, zie ook: Dienstboek II Leven. Zegen. Gemeenschap, Zoetermeer 2004, 53 w.
Geraadpleegde literatuur
A. Noordegraaf e.a., (red.), Woordenboek voor bijbellezers, Zoetermeer 2005; J.H. van de Bank e.a. (red.), Kennen en vertrouwen. Handreiking bij de prediking van de Heidelbergse Catechismus, Zoetermeer 1993; G. Oorthuys, De sacramenten, Nijkerk 1948 / Franeker z.j., (deel 3 in de serie Toelichting op de Heidelbergse Catechismus, 2e druk); M. Micron, De Christelicke Ordinancien der Nederlantscher Ghemeinten te Londen (1554). Opnieuw uitgegeven en van een inleiding voorzien door Dr. W.F. Dankbaar, ’s-Gravenhage 1956.