Preekschets Lucas 24:50-51 – Hemelvaart
Lucas 24:50-51
Hemelvaart
Hij nam hen mee de stad uit, tot bij Betanië. Daar hief hij zijn handen op en zegende hen. Terwijl hij hen zegende, ging hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel.
Schriftlezing: Lucas 29:49-53
Het eigene van hemelvaart
Veertig dagen na Pasen en tien voor Pinksteren, de leertijd na Pasen is vol. Nu volgen tien dagen van. Ja, van wat eigenlijk? Rouw na het afscheid, wachten op de toegezegde Geest? Het fragment van Lucas eindigt in een stemming van feest en vrolijkheid. Hemelvaart is dan ook een feest, zij het ook een beetje een vergeten feest. Zelfs in de kerk. Vanouds is het de enige dienst waarvan je als gereformeerde nog wel eens mocht spijbelen. Het verhaal in de Bijbel geeft misschien ook minder feestgevoel dan de prachtige natuur buiten. Met Hemelvaart moet je dan ook niet onder een dak gaan zitten, maar naar buiten gaan. Of minstens beide doen, net als in het onderhavige gedeelte van Lucas.
Uitleg
Het klassieke verhaal van Hemelvaart met wolken en al vind je in Handelingen. In ons gedeelte wordt alleen gezegd dat Jezus werd opgenomen in de hemel. Bij Matteüs is het slechts een berg die verwijst naar de hemel. In Marcus en Johannes is geen vergelijkbaar verhaal. Het beeld van die letterlijke hemelvaart komt dus bij Lucas vandaan en heeft deze dag bekend gemaakt. Maar eigenlijk gaat het om andere, belangwekkender zaken. En wel om het feit dat de leerlingen worden toegerust om zonder Jezus verder te gaan. Ze krijgen daartoe een hele uitrusting: de belofte van de Vader, bekleding met kracht uit de hemel én ze worden gezegend.
Zegenen is de vertaling van ‘goedspreken’ (eulogeoo), begunstigen, iemand of iets kracht geven, of je vertrouwen uitspreken in iemand. Zegenen kan zo de gezegende moed geven en blijdschap, zoals ook in deze passage. Zegenen komt bij Lucas alleen voor in het geboorteverhaal (Maria is de gezegende), en in verband met de maaltijd, waarbij soms wordt opgekeken naar de hemel. Bij Marcus worden ook de kinderen gezegend. Het is een veelzeggend gebaar want zo vaak wordt in de evangeliën dus niet gezegend, en volwassen mannen al helemaal niet. Hier maakt Jezus een gebaar van blijvende verbondenheid. Hij geeft als het ware goddelijke kracht aan de leerlingen; voorproefje van de Geest, de belofte, de kracht die ook nog komen gaat. Datzelfde zegenen komt in de evangeliën verder niet voor. Wel in het Oude Testament, de zegen als groet bij aankomst en afscheid, bij bepaalde kernmomenten in het leven (geboorte, huwelijk, dood), de erfzegen waarbij kracht van de ene generatie wordt overgedragen op de volgende (Gen. 27:1vv. of Tobit 5:16 en veel andere plaatsen in dit boekje).
Terwijl Jezus zo zegent, de handen geheven, wordt Hij opgenomen in de hemel. Deze regels drukken veel meer uit dan de vreemde ‘ruimtevaart’ die er vaak van is gemaakt. Hier worden hemel en aarde bij elkaar gebracht. De hemel verbindt zich met de aarde en de aarde met de hemel. Zij wisselen kracht en vertrouwen uit.
Jezus opgenomen in de hemel. Ik lees daarin dat de dingen van Jezus een soort goddelijke goedkeuring krijgen, een hemels stempel. De dingen van Jezus zijn ook die van God, het zijn ook de dingen van de hemel. De hemel, de werkelijkheid van God, wordt meestal aangewezen boven ons, maar is dat terecht? De hemel is de (nog) verborgen werkelijkheid van God en in Jezus raakte die de aarde. In dat zegenende gebaar raakt de hemel de leerlingen voorgoed. De hemel wordt als het ware op hun hoofden gelegd, een hemelhoed. Zo worden de leerlingen toegerust om dat oplichten verder mogelijk te maken. De leerlingen zijn in dit gedeelte eerder vrolijk dan verdrietig. Ze hebben iets van God gezien en meegemaakt. En nu kunnen ze zelf die ervaring doorgeven aan anderen. In die euforische stemming hollen ze naar de tempel en vieren daar nog even door.
Aanwijzingen voor de preek
Wat vier je nou eigenlijk op deze donderdag? Wat is er zo feestelijk aan hemelvaart? Aan afscheid nemen? De lijn van vorige week kan doorgetrokken worden, maar dan uitbundiger. De nadruk ligt op het goede dat loslaten ook kan zijn. Jezus maakt plaats voor de leerlingen, rust hen uit om zijn boodschap alle ruimte te geven. Uiteindelijk is Jezus minder belangrijk dan ‘zijn zaak’. En ook de kerk zal later zichzelf minder belangrijk moeten vinden dan ‘de zaak’. Zo is het goed als kinderen zo ver komen dat ze op eigen benen kunnen gaan staan. Het is een drama als dat niet kan. Maar wat deze dag ook feestelijk maakt, is de verbintenis die hemel en aarde met elkaar lijken aan te gaan. Via de handoplegging worden mens, Jezus, God, ofwel hemel en aarde, één. Niet alleen de Zoon en de Vader, maar de hele hemel en aarde, de natuur incluis.
In de preek zou ook iets gezegd kunnen worden over de zegen. Wat dat inhoudt: goede woorden spreken, iemand groot maken en daarmee kracht geven. Zegenen kan iedereen doen. Het is gezond als het meer gebeurt. Mensen kunnen elkaar zegenen, zich laten zegenen door God, maar ook omgekeerd God zegenen, groot maken, Gods kracht benadrukken en loven. Iemand of iets loslaten kan dus goed zijn, ruimte scheppen, nieuwe mogelijkheden en nieuwe visie.
Liturgische aanwijzingen
Zelf lijkt het me leuk om de liturgie, net als in het verhaal, buiten en binnen te laten spelen. Een ochtendgebed met aan het eind een mooie, uitgebreide zegen, mét handoplegging bijvoorbeeld. Er zijn toch maar weinig mensen, zodat iedereen gezegend kan worden. Het fysieke, de aanraking van zegenen, is ook belangrijk, doet ook wat met de gezegende. In de protestantse kerk is men misschien vervreemd van die aanraking. Jammer, want het kan iets – misschien wel de heilige Geest? – in beweging zetten, wat woorden niet vermogen. Vredeswens, vredeskus, elkaar een hand geven of omhelzen, maar ook zoiets als een kruis getekend op je voorhoofd (het doopkruisje in de paasnacht), het zijn allemaal mogelijkheden van zegenende gebaren. En daarna een wandeling om de hemel te voelen op je hoofd. Of net andersom, dat kan ook. Eerst dauwtrappen en dan zingen, net als de leerlingen.
Literatuur
Begriffslexikon zum Neuen Testament 2, 1119vv., Wuppertal 1986; Henri Nouwen, Eindelijk thuis, Tielt 1992.