Menu

Premium

Preekschets Lucas 9:22

Lucas 9:22

Invocabit

Hij zei: ‘De Mensenzoon zal veel moeten lijden…’

Schriftlezing: Lucas 9:18-27

Het eigene van de zondag

Op deze eerste zondag in de lijdenstijd is het van belang duidelijkheid te bieden over het lijden van Christus. Voor veel mensen is het lijden van Christus een struikelblok voor het geloof geworden. De eerste lijdensaankondiging in het evangelie van Lucas daagt de predikant uit zowel het lijden van Christus als het lijden van zijn navolgers uit te leggen.

Uitleg

In de perikoop van Lucas 9:18-27 is een nader onderscheid te maken tussen de verzen 18-22 en 23-27; te scheiden zijn deze twee gedeelten niet. In het eerste gedeelte gaat het om het lijden van Christus, in het tweede gedeelte gaat het om het lijden van de mens. Wie zich geroepen weet tot navolging, zal met zijn Heer moeten lijden.

In vers 18 is Jezus alleen met de twaalf leerlingen. Met hen heeft Hij duidelijk een andere relatie dan met ‘allen’ die in vers 23 toegesproken worden. Met de leerlingen bespreekt Jezus de aard van zijn gezonden-zijn. Met allen doet Hij dat niet. Sterker: als Petrus Hem de door God gezonden Messias noemt, waarschuwt Jezus hem daarover met niemand te spreken.

Tot aan deze perikoop heeft Jezus in het Lucasevangelie nog niet over de betekenis van zijn persoon gesproken. Alleen bezetenen hebben Hem Zoon van God genoemd (Luc. 4:41 en 8:28). Hij is daar niet verder op ingegaan. In deze perikoop geeft Jezus enige openheid, maar door het verbod aan Petrus te spreken over het Messias-zijn van Jezus blijft het zogenaamde Messiasgeheimenis bestaan. In Lucas wordt duidelijk dat het Messiasgeheimenis en de vraag naar het waarom van het lijden voor de leerlingen een grote opgave zijn. Als Jezus al opgestaan is van de doden blijft dit geheimenis nog voortduren. Denk aan Lucas 24:13-53, waar na de ontmoeting van vrouwen en engelen bij het lege graf, leerlingen in onzekerheid zijn over de betekenis van het lijden. De levende Christus moet zelf eraan te pas komen om het geheim onthullen.

In vers 22 noemt Jezus zichzelf Mensenzoon. De titel wordt ook in Daniël 7:13 gebruikt. Over de betekenis van de titel is men het niet eens. Toch is het meest waarschijnlijke dat ‘Mensenzoon’ bij Daniël een messiaanse titel is. Wanneer Jezus die titel gebruikt, lijkt Hij Petrus gelijk te geven in zijn antwoord dat Hij de Messias is. Door de titel Mensenzoon te gebruiken sluit Hij aan bij joodse kringen in die tijd, waar de Mensenzoon uit Daniël verbonden wordt met de lijdende knecht des Heren uit Jesaja 53. Op deze wijze bereidt Hij zijn uitspraak dat de Mensenzoon moet lijden, voor.

Alleen in het evangelie van Lucas wordt de noodzaak van het lijden gekoppeld aan het verbod verder te spreken over de aard van Jezus’ zending. Lucas benadrukt hiermee dat het ware Messias-zijn pas kan worden begrepen vanuit het lijden. En dat zal later blijken.

Omdat de noodzaak van het lijden zo benadrukt wordt, is er wel gespeculeerd over de mogelijkheid dat de zinnen over de noodzaak van het lijden behoren tot latere gemeentetheologie. Voor de preek lijkt mij deze vraag er niet toe te doen. Het feit dat Jezus moet lijden, heeft ook in het vervolg van Lucas zo’n impact dat de noodzaak van het lijden vanuit het geheel van het evangelie begrepen kan worden. Denk hier ook aan Lucas 22:37, waar duidelijk verwezen wordt naar Jesaja 53:12.

Dan begint het tweede gedeelte van de perikoop. Jezus richt zich vanaf vers 23 tot ‘allen’. Het gaat niet alleen meer om de twaalf leerlingen. Hier wordt een wijdere kring van navolgers toegesproken. Het Messias-zijn van Jezus is niet langer aan de orde. De link met het voorafgaande ligt in het lijden. Jezus zal lijden. Maar ook wie achter Jezus aan wil komen moet drie consequenties trekken: zichzelf verloochenen, kruis dragen en volgen. In drie zinnen die met ‘want’ beginnen worden de consequenties nader uitgelegd. Allereerst gaat het om de bereidheid het leven te verliezen omwille van Christus. Zo heeft Hij immers ook zijn leven opgegeven (Luc. 22:32). Ten tweede gaat het om de juiste keuzes maken; en ten derde om het lef je niet te zullen schamen voor Christus of zijn woorden. De derde ‘want’-uitspraak is gedaan in het futurum. Het lijden van de leerlingen en van de andere navolgers zal na het lijden van Christus komen. De woorden die in 23-27 gesproken worden, worden door Jezus gedaan ter voorbereiding op de dingen die komen gaan. Gezien het feit dat Christus’ lijden pas ruim na de opstanding begrepen wordt, zal ook de noodzaak van het lijden pas laat tot de leerlingen en dan tot allen doordringen.

Aanwijzingen voor de prediking

  • De prediking van de noodzaak van het lijden is nooit populair geweest. Denk maar aan Paulus die het kruis een dwaasheid noemt voor allen die verloren gaan (1 Kor. 1:18). En die impopulariteit van het kruis is alleen maar gegroeid. Voor velen ligt de aanstoot vooral hierin dat Christus aan het kruis voor mij geleden zou hebben. Dat strijdt met het moderne levensgevoel van de zelfredzaamheid van de mens die voor de productie van het leven niet afhankelijk is van goddelijke krachten, laat staan van goddelijk lijden. Het ferme antwoord van Petrus dat Jezus de Messias is, moet gehouden worden tegen het licht van Jezus’ opmerking dat Hij veel zal moeten lijden. De aard van zijn Messias-zijn houdt het lijden in.

  • Alvorens oog te krijgen voor het Messias-zijn van Jezus moet men eerst een aantal hobbels nemen. Om de hobbel van de noodzaak van het lijden te nemen moeten op weg naar Pasen eerst een aantal misverstanden opgeruimd worden. In de geschiedenis is het lijden vaak zeer verheerlijkt. Van deze verheerlijking moeten wij afstand nemen, niet alleen met het oog op degenen die moeite hebben met de noodzaak van het lijden, maar ook met het oog op onszelf. Lijden is niet mooi. Als Jezus aan het kruis hangt, dan hangt Hij daar als de absoluut verworpene. Als Hij uiteindelijk aan het kruis lijdt, lijdt Hij eenzaam en alleen. Het is de eenzaamheid die ook al blijkt uit het verbod van Jezus tegenover zijn leerlingen om te spreken over zijn Messias-zijn. Hij alleen weet wat er nog gebeuren gaat.

  • Een andere hobbel als het gaat om de noodzaak van het lijden dat al genoemd is, is de zelfredzaamheid van mensen. Mensen die een beroep doen op hun zelfredzaamheid hebben gelijk. Maar zelfredzaamheid kan verzanden in eenzaamheid en onvermogen het leven te leven. En dat wil het evangelie voorkomen. Daarom is de enig mogelijke, menselijke zelfredzaamheid voor kerk en geloof verbonden aan de persoon van Jezus Christus. En die lijdt. Lijdt als Mensenzoon, als lijdende knecht die zijn zending door God volbrengt.

  • Om welk lijden gaat het? In het tekstgedeelte van vanmorgen wordt daar niets over gezegd. Het antwoord moet gezocht in het antwoord dat Jezus de Messias is. Als Messias lijdt Hij plaatsvervangend voor alle mensen. Denk aan de verwijzing naar Jesaja 53 in Lucas 22:37. Hier ligt het hart van het evangelie, dat Jezus door God gezonden is om de weg voor te gaan die zo velen van de mensen moeten gaan. Want het leven is lijden. Alle zelfredzaamheid kan dat niet verbloemen. Wij zijn in de wereld als speelbal van krachten en machten. En hoe zouden wij dat ooit kunnen verduren als wij niet wisten, dat er Eén ons is voorgegaan die deze krachten en machten over zich heeft laten komen, en ze heeft overwonnen.

  • Hebben wij op die manier het belang van het lijden begrepen, dan kunnen wij Jezus’ woorden ook naar waarde schatten als Hij zegt dat wie achter Hem aan wil komen, zichzelf moet verloochenen, dagelijks zijn kruis op moet nemen en Hem moet volgen. Het christelijke leven bestaat in de bereidheid Christus te kennen en Hem te volgen. Dat klinkt zwaar en dat is ook zwaar. Denk aan de problemen die Jezus’ leerlingen ermee hadden. Maar wie Jezus vasthoudt, kan in zijn voetstappen treden en met Hem meegaan.

  • Niet alleen Jezus’ bereidheid om te lijden was enorm belangrijk. Ook de onze telt. Jezus vraagt het heel voorzichtig. Hij oefent geen druk uit. Hij stelt een open vraag. Ieder zal op zijn of haar wijze op Jezus’ uitnodiging in moeten gaan. Niemand mag overvraagd worden. Jezus stelt een voorzichtige vraag, maar wel een indringende. Maar de vraag blijft staan. Het is een vraag die Jezus aan allen stelt. Zijn lijden vraagt de bereidheid van meelijden. Hier kan de weerzin tegen het lijden van Christus overwonnen worden, in zoverre wij moeite hebben met het feit dat een ander voor ons lijdt. Hij is het niet alleen, wij zijn het ook. Ons wordt een heel nieuwe manier van leven gevraagd. Aan het einde van deze episode wordt door Jezus de druk daarbij opgevoerd met zijn opmerking dat sommigen die hier aanwezig zijn niet zullen sterven voor ze het Koninkrijk van God hebben gezien. Het mag zo niet gegaan zijn. Het appel van Jezus blijft staan. In de samenleving is christelijke navolging enorm belangrijk.

  • Het zal belangrijk zijn de preek te eindigen met moderne voorbeelden van zelfverloochening, kruis dragen en navolging. De keus die de leerlingen maken na de dood van Jezus kan een eerste voorbeeld zijn.

Liturgische aanwijzingen

Op deze eerste zondag van de lijdenstijd kan eigenlijk Gezang 401 niet ontbreken omdat daarin de broosheid van de mens en zijn kracht in Christus zo prachtig verwoord worden. De introïtuspsalm is Psalm 91:1, 2, 3.

Geraadpleegde literatuur

De volgende literatuur is van belang bij de eerste drie zondagen van de lijdenstijd: S.F.H.J. Berkelbach van der Sprenkel, Het evangelie van Lukas, ’s-Gravenhage 1964; Karl Heinrich Rengstorf, Das Evangelium nach Lukas, NTD, Göttingen 1978; H.L. Strack en Paul Billerbeck, Kommentar zum NeuenTestament aus Talmud und Midrasch, München 19695.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken