Preekschets Lucas 9:29
Lucas 9:29
Reminiscere
Terwijl hij aan het bidden was, veranderde de aanblik van
zijn gezicht en werd zijn kleding stralend wit.
Schriftlezing: Lucas 9:28-36
Het eigene van de zondag
Zie 21 februari. De doopcatechese wordt op zondag Reminiscere (‘gedenk uw barmhartigheden’ naar Ps. 25:6) voortgezet met ‘zij die in het licht treden’. In onze lezing gaat het om een vooruitblik op het doel van de weg: Pasen. Is die weg een opgaande lijn of een van nederdaling?
Uitleg
Jezus is met de leerlingen onderweg naar Jeruzalem. Petrus’ belijdenis heeft geklonken en Jezus heeft verteld van zijn weg die een kruisweg zal zijn, maar uitloopt op zijn heerlijkheid (Luc. 9:26, doxa). ‘En het geschiedde’, staat er dan en later nog een keer, maar niet in de NBV. Maar het wil wel gehoord worden; met andere woorden: pas op! Acht dagen later, naar de Romeinse kalendertelling (bij Marcus en Matteüs zes dagen, naar de joodse kalender) ongeveer een week, is er wederom de doxa (9:31 en 32) en tuimelen vervolgens de beelden over elkaar heen: een berg, drie tenten of hutten, een wolk, een stem uit de wolk, Mozes en Elia, allemaal beelden.
Volgens de traditie gaat het om de berg Tabor waar het gelaat van Jezus anders werd (niet ‘metamorfose’ als bij Marcus en Matteüs). Maar het heeft geen zin de atlas te pakken. Het beeld is dat een berg dé plek is waar hemel en aarde elkaar raken, waar God zich openbaart. Zo was het op de Sinaï met Mozes en Elia, zo is het nu als Jezus de berg opgaat om te bidden. Drie kroongetuigen gaan mee: Petrus, Jacobus en Johannes. Ze zullen er ook zijn op de Olijfberg. Zij zijn getuigen van Jezus’ luister, maar ook van zijn ontluistering.
Maar zowel op deze berg als op de Olijfberg vallen ze in slaap. Ze zien niet waar het om gaat. Het betekent dat Jezus uiteindelijk alleen is. Maar biddend is Hij zo met de Vader verbonden dat Hij stralend wit wordt en een opstandinglichaam krijgt. Mozes en Elia zijn erbij als twee paranimfen. Wet en profeten talen bij deze Zoon van de Vader. Zij slapen niet. Deze twee uit het hooggebergte van de Geest, die ook een exodus hebben volbracht, bemoedigen Jezus. Om hem als het ware hemels proviand mee te geven voor zijn uittocht, zijn lijdensweg.
Zo moet het gaan, zo moet het worden volbracht. Er is geen andere weg, die Gods weg is.
Alleen: dat weten de leerlingen niet. Laten we tenten opzetten, zegt Petrus. Drie loofhutten wellicht? Dat feest herinnert aan de tocht door de woestijn. Of zijn het tabernakels? Tenten waar God zich laat vinden. In ieder geval zegt de actie van Petrus: laten we dit moment vasthouden. De hemel op aarde, laten we dat vastleggen. Even de gloria, al het lijden en kwaad opgelost in hemels licht. We begrijpen Petrus wel, maar het is helemaal mis. Jeruzalem wacht. En waar ben jij dan, Petrus, met je belijdenis en je tenten opzetten?
Petrus wordt geïnterrumpeerd. Een wolk verschijnt, een stem klinkt, symbool van goddelijke aanwezigheid, als eens op de Sinaï. ‘Zoon van God’ werd toen Israël genoemd. Ook nu is God zelf daar als een stem zo weggelopen uit Jesaja 42. Dezelfde stem als bij de doop in de Jordaan. Jezus wordt sprekend zijn Vader. En wat van de stem uitgaat, heet: luister!
Na de topervaring staat Jezus weer alleen. Een zwijgen is wat rest, want beneden staat een wanhopige vader met een volkomen tragisch kind. En er mag dan wel een hele schare bij komen, alsof ze een koning inhalen, de werkelijkheid is niet de gloria, maar ellende samengebald in die vader met zijn zoon. Daar moet Jezus zijn, daar is Hij Zoon van de Vader.
Aanwijzingen voor de prediking
Mensen veranderen. Je ziet iemand na jaren terug en denkt: wat is die veranderd! Het omgekeerde kan ook. Maar ook in het alledaagse verschieten we voortdurend van kleur. Momenten van intense vreugde, met ons hoofd in de wolken en een stralend gelaat, worden afgewisseld met dieptepunten, met een somber en triest gelaat.
Waar het om gaat, is dat we, als we spreken over dieptepunten en hoogtepunten in het leven, beelden gebruiken. Lucas gebruikt ook beelden. Jezus is op weg, dreigend ligt Jeruzalem in de verte. En dan gaat Hij de berg op om te bidden, maar dat gebed verandert niets aan de weg die voor Hem ligt. Zo is het met menig gebed. Het verandert diegene die bidt, maar de situatie van pijn, lijden, onrecht verandert niet, veelal. Zo vergaat het ook Jezus. Alleen: het kruis zal het einde niet zijn. Dat vertelt Jezus’ in goddelijke glans schitterende gelaat op die berg; deze tijdelijke heerlijkheid is een voorproefje van wat komt: een beetje Pasen. En wet en profeten bevestigen zijn doortocht, zijn exodus; de Vader niet minder. Dan is Jezus weer alleen.
Kunnen wij ook op de berg komen, geraakt worden door de Eeuwige? Zeker, ook wij kunnen worden wie we ten diepste zijn: mensenkinderen geraakt door God.
Door Hem opgehemeld. Jezus’ Pasen is ons Pinksteren en zo kunnen ook wij een voorsmaak krijgen van ons Pasen, onze doortocht, waardoor wij innerlijk veranderen. Vervuld van vertrouwen, moed en hoop.
Alleen, het duurt maar even en dan sta je er weer alleen voor. Zouden we als Petrus dat moment op die berg ook niet willen vasthouden? Ik denk het. In beeldtaal vertelt Lucas evenwel dat de weg die Jezus vanuit de Thora en de profeten wordt gewezen een lijdensweg is. Het licht is er om het donker aan te kunnen. Want zijn intocht in Jeruzalem zal zijn uittocht betekenen, een afschuwelijk levenseinde. Maar er staat ook bij dat de verheerlijking speelt op de achtste dag. Ongeveer een week, maar kan het misschien ook duiden op de dag die nog komen moet? De dag die nog uitstaat, zolang wij tot zeven blijven tellen. De dag van Gods toekomst, de laatste sabbat, de échte sabbat, als alles, alles tot rust gekomen zal zijn. Des te meer dan een bevestiging, midden op de weg naar Jeruzalem, dat de glans vooruitgrijpt op dat einde.
Zover is het echter nog niet. Petrus denkt van wel. Hij wil vastleggen. Maar dat is het ongeloof van het ongeduld. Hij mist het wezenlijke: mens te zijn met verwachting, met hoop. Want wie de hoop vastlegt, helpt de hoop om zeep. De Zoon van de Vader gaat de hele weg. Hij stopt niet voortijdig. Hij wil de broeders hoeder zijn, ook al betekent dat lijden en sterven. Als dat aan hét komen van het koninkrijk van God dienstig is, dan moet het maar.
Maar past deze levenswijze ook in ons woordenboek? Of voelen we meer voor Petrus? Wat moeten wij met de weg van de Zoon als wij botsen op een uitgeblust gelaat? Als de twijfel komt of er wel een God is en er ooit een koninkrijk van God zal zijn? Is het wel waar, dat wie zijn leven zal willen verliezen het zal behouden, zoals Jezus zei en zelf ook deed? Petrus wist niet wat hij zei, staat er. Later, in 2 Petrus 1:16, herinnert Petrus zich dit moment. Pas na Pasen begreep hij waarom hij het moment daar op die berg niet vast mocht en kon houden. Toen werd hem duidelijk dat Jezus de geliefde Zoon was omdat Hij het lijden niet uit de weg ging. De laatste en uiterste poging van God om de wereld te overtuigen van het feit dat God niet wil dat mensen verloren gaan.
Daarom is er geen privéhemel. We moeten de berg af. Want het kan geen Pasen worden los van ons gewone leven, los van de wildernis, los van al ons vragen en al ons zoeken. De weg van het graan dat sterft op de akker om op te groeien en vrucht te dragen voor de grote oogst. Zonder licht geen donker, zonder donker geen licht. Zonder een vermoeden van opstanding, van leven aan de dood voorbij, zou het donker werkelijk ondragelijk zijn. En omgekeerd: levend aan het donker voorbij is de opstanding een vloek. ‘Nobody knows the trouble Ihave seen… nobody knows but Jesus.’De slaven die deze spiritual zongen, hadden een vermoeden. Hier is Hij, hier lijdt Hij mee. Hem zij de glorie, omdat Hij weet van de nood in de wereld, omdat Hij er zelf aan bezweken is. Want beneden aan de voet van de berg staat een wanhopige vader met zijn zieke zoon, als beeld van de gebrokenheid van de mensenwereld die geheeld moet worden. En wij staan daar met lege handen. Zo zijn wij er aan toe, zo leven wij ons leven. En als we een licht zien, dan maar even… En verder: hoor naar zijn stem, dat is alles.
Liturgische aanwijzingen
Naast onze lezing kan ook gelezen worden: Exodus 24:12-18 en 2 Koningen 19. Liederen: op deze zondag kun je het prachtige lied ‘Gij zijt in glans verschenen’ zingen (Tt 148). Daarnaast Gezang 89 en 284 (LvdK). Psalm van de zondag: Psalm 25.
Geraadpleegde literatuur
J. Faber, Een handvol woorden, Kampen 1988.