Menu

Premium

Preekschets Marcus 14:43-45 – 2e zondag van de veertigdagentijd

2e zondag van de Veertigdagentijd

En meteen, terwijl hij (dit) nog uitspreekt, treedt Judas aan, een van de twaalf, en met hem een schare met zwaarden en stokken, vanuit de heiligdomsoversten, de schriftgeleerden en de oudsten. Die hem overgeeft heeft hun een teken gegeven; hij heeft gezegd: die ik zal kussen, die is het, grijpt hem en voert hem beveiligd weg! Als hij komt, komt hij meteen op hem af, zegt: rabbi!, en kust hem.

Lezing: Marcus14:43-52 (Naardense Bijbel)

Zie ook

Het eigene van de zondag

Voor de zes zondagen van de veertigdagentijd kies ik voor één doorlopende lezing: het lijdensverhaal uit het evangelie volgens Marcus (Mc. 14:32 – 15:47) De keuze voor Marcus is arbitrair. Het gegeven dat het de oudst bekende bron is, speelt een rol. Het lijdensverhaal heb ik in zeven stukken verdeeld. De eerste zes zijn het thema voor de zes zondagen van de veertigdagentijd, deze zes én de zevende pericoop zijn voor lezing op Goede Vrijdag.

De gekozen centrale verzen voor deze zondag zijn 43-45. Mijn focus ligt op Judas. Hij staat er beroerd op in onze traditie. Als een verrader. Bevindt zich achter dit beeld nog iets anders? Hoe kunnen we Judas ‘recht doen’? Heeft Judas méér gezichten dan alleen dat van ‘verrader’ en stereotiepe jood, dat het antisemitisme in de hand heeft gewerkt? Hoor ‘m zingen… Delf mijn gezicht op, maak mij mooi, wie mij ontmaskert zal mij vinden, ik heb gezichten, meer dan twee… (NLB 789).

Uitleg

Daar treedt Judas aan. Maar wat weten de lezers van Marcus eigenlijk tot nu toe van deze Judas?

De eerste keer dat we Judas tegenkomen in Marcus is in 3:19, waar hij wordt geïntroduceerd als één van de twaalf leerlingen. ‘Judas Isjkariot, die hem ook heeft prijsgegeven.’ Hierin hoor ik een aantal dingen over Judas:

  • Zijn naam, op zichzelf niet bijzonder: Juda, Judeeër, Jood, uit Juda, Isj Kariot: man van Kariot, een stadje in het zuiden van Juda. Dus niet uit Galilea, zoals de andere discipelen. Eén van de twaalf – maar anders. Min of meer een vreemdeling.

  • Na de introductie van de naam volgt een typerende bepaling. In alle evangeliën volgt na de naam Judas bijna altijd ook: ‘die hem ook heeft prijsgegeven.’ Dat we het maar vast weten. ‘In fact, each time he is mentoined in this gospel, he is mentioned as the one who handed Jesus over.’ (B. Witherington, 381) Het Griekse woord is παραδίδωμι (overleveren, prijsgeven, uitleveren). Dat woord wordt in alle evangeliën consequent gebruikt om de daad van Judas t.o.v. Jezus te beschrijven. Een uitzondering die de regel bevestigt: in Lucas 6:16 wordt van Judas gezegd προδότης (verrader).

Dit soort consequent toegevoegde bepalingen geeft het evangelie een status van onvermijdelijkheid en goddelijke sturing. De karakters liggen vast en de rollen zijn verdeeld – het verhaal is al geschreven.

Opvallend is hier trouwens nog het woordje καί, dat de NB vertaalt met ook. Hoe dat καί te duiden? Waren er meer of anderen die Jezus hebben prijsgegeven? Of heeft Judas ook nog andere dingen gedaan dan alleen het prijsgeven van Jezus? Wat dan? Of zou het de evangelist er vooral om gaan te beklemtonen dat Judas méér is dan de man die Jezus prijsgeeft?

De tweede keer dat we de naam Judas ontmoeten in Marcus is in 14:10-11, waar wordt beschreven, dat Judas naar de heiligdomsoversten gaat om Jezus over te leveren.

De derde keer dat Judas met naam wordt genoemd, is in onze verzen 43-45.

Overigens is er al een aantal keren impliciet naar Judas verwezen, als Jezus in zijn vooruitblik op het lijden dat gaat komen, het heeft over degene die hem zal overleveren. Eén keer voegt Jezus daaraan toe, dat het beter ware, als deze mens niet zou zijn geboren! (Mc.14:21b) Wij, de lezers, weten dat dit om Judas moet gaan, maar zijn naam noemt Jezus nergens.

Met deze ‘voorkennis’ over Judas komt zijn optreden nu niet meer als een verrassing. Hij is al aardig gedemoniseerd en nu hij dan opdaagt met zijn mannen, geeft het een gevoel van ‘nu toont hij zijn ware gezicht’…

Maar dan: toch een enorme verrassing. Want om Jezus over te leveren, kust Judas hem. Dat kun je toch allesbehalve demonisch noemen… Je zou toch denken: wie kust, toont zijn liefde. Ik word in die gedachte bevestigd door het verloop van de verzen 44-45. In vers 44 staat voor ‘kussen’ het woord φιλέω. Het kan inderdaad met kussen worden vertaald, maar het is vooral zoiets als met vriendschap en liefde begroeten. In die dagen en contreien is dat doorgaans met een kus. De kus is dus niet ongewoon – maar in deze setting toch opmerkelijk. En al helemaal als we in vers 45, waar Judas daadwerkelijk Jezus kust, niet het woord φιλέω lezen, maar het veel sterkere en meer gepassioneerde καταφιλέω. Naar mijn idee houdt Judas van Jezus. Dat vermoed ik al als ik lees van Judas’ voornemen om Jezus te ‘φιλέω. Ik raak er van overtuigd te raken in vers 45: als Judas dan oog in oog staat met Jezus, wordt het φιλέω zelfs καταφιλέω. Gevoegd bij het tweemaal uitgesproken – teken van aandacht en toewijding – Ῥαββί Ῥαββί, is dit voor mij een teken van Judas liefde voor zijn Heer. Bovendien is het Judas’ zorg ook nog, dat Jezus beveiligd wordt weggevoerd. Het kan heel goed, dat Judas voorzag, dat er strijd zou kunnen volgen – er is ook een oorlel afgehakt. Wilde hij niet dat Jezus iets overkwam? Het beveiligd (ἀσφαλῶς) wegvoeren van Jezus is klaarblijkelijk Judas’ intentie. Dat staat overigens alleen in Marcus. (C.Clifton Black, 298) Hoe het te vertalen? ‘Carefully’, ‘securely’, ‘safely’ – meer met het oog op bescherming van Jezus dan met het oog op de mogelijkheid dat hij zou ontsnappen (C.Clifton Black, 298).

Het kan natuurlijk, dat ik Judas veel te zonnig inzie. In de christelijke traditie is een zonnige Judas (behalve dan in het Evangelie van Judas uit de gnostiek) geen gemeengoed. Judas is gewoon de slechterik, punt uit. En die kus heeft niets met liefde te maken – het is het uiterste cynisme waarin Judas zich een demon toont. Zo gezien wordt Judas met zijn kus alleen nog maar slechter en verdorvener.

Wie het weet, mag het zeggen. Of kan het allebei?

Aanwijzingen voor de overweging

Het zou mooi zijn, als na de overweging de hoorders een idee hebben, hoe je (in pastoraal-contextuele termen gesproken) ook achter de stoel van Judas kunt staan, zonder Jezus prijs te geven (meerzijdige partijdigheid). Het brengt het verhaal in beweging. Juist voor het lijdensverhaal is dat van belang. Het heeft vanuit zichzelf de neiging om als fait accompli gelezen te worden: het zou immers gaan om Gods voorbestemde heilsgeschiedenis in Jezus Christus. Mijn streven zou zijn om Judas los te weken van zijn muurvaste plek in de dogmageschiedenis: de (Joodse) verrader van Jezus, onze Heiland.

Dit beeld van Judas is de aanstichter van onvervalst antisemitisme. Naar aanleiding van het boek Judas – the troubling history of the renegade apostle van Peter Stanford schrijft Jos Palm in de NRC van 25 maart 2016:
De notie dat Judas een noodzakelijke rol speelt in het verlossingsdrama bestaat, maar dat doet tijdens de Middeleeuwen niets af aan de ondraaglijke slechtheid van de grote afvallige. (…) En uiteraard waren er de ‘dertig zilverlingen’ die Judas tot het stereotype van de geldbeluste jood maakte. Van daaruit was het nog een kleine stap naar de woekerjood en de kromneuzige, hol-ogige jood, die al in de Middeleeuwen iconografisch carrière maakt. Het bodempje voor de nazi’s, die evenzeer raad wisten met Judas, werd bijtijds gelegd.’ (..) Als protestantse kerk hebben we deze antisemitische traditie tijdens de reformatie niet verlaten, getuige wat Luther opmerkt: ‘Sluit de joden op in een stal. Laat hun jongemannen dwangarbeid verrichten. Steek hun bedehuizen in brand. Het zijn geen mensen. Denk aan wat Judas heeft gedaan’ (ter Linden, 151) .

Dit moet als het gaat over Judas wel genoemd worden, vind ik. Erkenning van onze collectieve antisemitische schuld is een eerste stap van recht doen aan Judas.

Dan naar de Judas uit het evangelie met zijn meest besproken kus in de geschiedenis. Hij staat bekend als verrader. Toch is het beter te spreken van Judas als degene die Jezus overlevert. Het is spannend om het verschil te omschrijven. Naar mijn idee ligt het verschil hierin: iemand overleveren kan goed met behoud van liefde voor diegene die je overlevert. Denk aan bijvoorbeeld zoiets als een gedwongen opname. Ook al kan dat wel als verraad ervaren worden door degene die wordt opgenomen, je kunt dat toch doorzetten, omdat je beoogt daarmee diegene te helpen vanuit liefde. Verraad voert verder. Daar ontbreekt de liefde. Als het verraad zou zijn geweest van Judas, kan de kus alleen een intens cynische kus zijn. Ik voel er veel voor om de kus van Judas en zijn Rabbi, Rabbi! op te vatten als liefdevol. Daarom is het geen verraad – de evangelisten noemen het ook zo niet. Judas houdt van Jezus. Dezelfde Jezus die over hem zei: het ware beter dat hij niet was geboren… Hoe trouw kun je zijn… De overlevering staat Judas’ liefde voor Jezus dus niet in de weg. Die kus klinkt mij zo intens, zo vol overgave – het ís als de overgave zelf. Judas verdwijnt dan ook in ons evangelie, hij wordt niet meer genoemd – hij heeft alles gegeven, in zijn kus voor Christus is hij mee overgeleverd. In Mattheus loopt die liefde voor Jezus van Judas voor Judas trouwens anders af: als hij ontdekt, hoe verkeerd het gaat aflopen en dat Jezus zal sterven, hangt hij zichzelf op. Het is bijna een crime passionnel, die verhanging…

Blijft de vraag, wat Judas kan hebben bezield om Jezus over te leveren. Want de overlevering kan dan de liefde niet in de weg zitten, dat heeft klaarblijkelijk ook andersom gegolden. Dan wordt de vraag: aan wie was Judas trouw met zijn overlevering van Jezus? Aan God en de ‘christelijke’ Jezus? En zo aan ons zondaars? Dat is de teneur van het evangelie van Judas, waarin Judas een heldenrol krijgt toebedeeld. Of was hij trouw aan het establishment? Ook dat is goed uit te leggen, als je weet dat Judas leefde te midden van een wereld vol charlatans die de spanningen en de maatschappelijke instabiliteit alleen maar deden toenemen. Of bleef Judas vooral loyaal aan Jezus – een Joodse Jezus? In die lijn schrijft Amos Oz in zijn roman Judas. Judas geloofde zó in Jezus, hij hield zielsveel van hem. Hij was ervan overtuigd, dat Jezus in Jeruzalem de dood teniet zou doen en dat er alleen nog maar liefde op aarde zou heersen. Hoe anders liep het (in de visie van de Joodse hoofdpersoon Sjemoeël) door de kruisiging en dood van Jezus.

Het spannende blijft, om Judas minimaal achter de dogmatiek vandaan te peuteren. Daartoe is het gedachten experiment, dat Judas van Jezus heeft gehouden op het moment dat hij hem kust en overlevert, een mooie opening. Ook al kan ik de ambivalentie, die zit in de liefde van Judas voor Jezus en zijn actie met de mannen van de tempel waarin hij Jezus hen in handen geeft, niet uitputtend duiden. Behalve dan zo, dat de man die zijn vrouw in de steek laat tóch ook van haar houden kan. Zo ambivalent is het nu eenmaal soms…

Voor de kinderen

Elke zondag wordt de betreffende pericoop uitgebeeld in een aantal scènes. Die worden in een tableau vivant gezet en daar kun je een foto van maken. Kijk vooraf zelf welke scènes je in beeld wilt brengen. Bij terugkomst kun je dat in de kerk uitbeelden. Op Goede Vrijdag kunnen bij de doorlopende lezing de foto’s worden getoond.

Liturgische suggesties

Geraadpleegd

  • Blue letter bible

  • Online Bible Synopsis

  • R. Bauckham, Jesus and the Eyewitnesses – The gospels as Eyewitness Testimony, Cambridge 2006, 197-201

  • B. Witherington III, The Gospel of Mark – a Socio-Rhetorical Commentary, Cambridge 2001, 378 e.v.

  • B. J.Malina & R. L. Rohrbaugh, Synoptic on the gospels, Minneapolis 2003, 213-218

  • C. Clifton Black, Mark, Nashville 2011, 293-337

  • N. ter Linden, Het verhaal gaat…III, Amersfoort 1998

  • H. Thijssen, Sporen die blijven – op zoek naar een levensecht beeld van Jezus, Zoetermeer 1999, 208-214

  • A. Oz, Judas, Amsterdam 2015, 331-347

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken