Menu

Premium

Preekschets Matteüs 19:13-15

Elfde zondag van de zomer

Matteüs 19:13-15

Daarop brachten de mensen kinderen bij hem, ze wilden dat hij hun de handen zou opleggen en zou bidden. Toen de leerlingen hen berispten, zei Jezus: ‘Laat de kinderen ongemoeid, belet ze niet bij mij te komen, want het koninkrijk van de hemel behoort toe aan wie is zoals zij.’ En nadat hij hun de handen had opgelegd, trok hij weer verder.

Schriftlezing: Marcus 10:13-16

Het eigene van de zondag

De zomerse zondagen lenen zich goed om eens stil te staan bij bijbelse thema’s waar we in de dienst bijna vanzelfsprekend mee omgaan. Daarom ga ik in drie preekschetsen in op ‘zegenen’. In de andere twee schetsen komen het liturgische aspect van zegenen (16 augustus) en de waarde van de zegen voor de gezegende (23 augustus) aan de orde. In deze schets gaat het over het zegenen van kinderen. Een thema dat past bij het begin van het nieuwe schooljaar, waar ouders en kinderen met heel diverse verwachtingen aan beginnen en een zegen op z’n plaats is.

Uitleg

Het binnengaan van het koninkrijk is in Marcus 10, maar ook al in 9 onderwerp van gesprek tussen Jezus en de mensen om Hem heen. Te midden van teksten waar volwassenen de vragen stellen en de discussie aangaan, staan de verzen 13-16 waarin kinderen centraal staan. Zij vragen niet naar het koninkrijk, zoals de volwassenen, maar krijgen het door Jezus aangereikt. De kinderen zijn het antwoord op de discussies die aan dit gedeelte voorafgaan en erop volgen, waar volwassenen zoeken naar manieren om het koninkrijk van God binnen te gaan. Jezus laat door de kinderen te zegenen zien dat het kinderlijk eenvoudig is om het koninkrijk binnen te gaan. De aanwijzingen die Jezus deze vragenstellers geeft, zijn allemaal te bezien vanuit het voorbeeld van het kind: wie het koninkrijk wil binnengaan, moet net als een kind los zijn van bezit, los van allerlei verantwoordelijkheden, en niet denken aan macht of positie. Het koninkrijk van God ontvang je als je met lege handen kunt staan zoals een kind. De zegening van de kinderen is de realisatie van het ontvangen van het koninkrijk. Direct aan het verhaal vooraf gaat het twistgesprek over het verstoten van een vrouw door haar man. Daar gaat het om relaties, het verbinden en het ontbinden ervan. De zegening van de kinderen is daar een logisch vervolg op. Kinderen kunnen immers voortkomen uit een relatie, en ook bij hen speelt het verbinden en loslaten. In beide gedeelten wordt aangegeven dat de primaire wens van God is dat een mens verbonden is: een man met zijn vrouw, een mens met God, een kind met Jezus, een kind met God. De bijbelgedeeltes laten zien dat mensen niet eigenhandig tussen die relaties in moeten gaan staan, zoals de man bij de vrouw, en de discipelen bij de kinderen. God is een relationele God, en in de relatie wordt het koninkrijk van God zichtbaar.

Jezus omarmt de kinderen, en zegent hen. Hier in Marcus wordt voor het hand opleggen gebruikgemaakt van haptô en tithêmie, twee algemene woorden voor ‘aanraken’ en ‘(neer-/op)leggen’. De nadruk hier in Marcus ligt daardoor in woordkeus wat meer op de zegening dan op de aanraking. In het parallelle gedeelte in Matteüs 19 wordt epithenai, afgeleid van epithesis, gebruikt voor de handeling van de handoplegging, maar wordt niet gesproken van de zegen. In beide versies is duidelijk dat de handoplegging een gebaar is dat intimiteit uitdrukt, en een nauwe relatie uitstraalt (zie het artikel van M.C. Mulder, Handoplegging). Die nauwe relatie is er ook in Genesis 48:14, waar Jakob zijn kleinkinderen Efraïm en Manasse zegent. Aanraken is geen magische handeling, maar maakt de zegen zichtbaar. Jakob ervaart dat als hij in de Jabbok vecht en gezegend wordt (zie de preekschets van 23 augustus 2015). Het woord kateulogeô, zegenen, zoals dat in Marcus 10:16 wordt gebruikt, komt verder in het Nieuwe Testament niet voor. Het is te ontleden als ‘goed zeggen’, het latijnse benedicere. ‘Zegenen’ dus, waarmee je de ander in naam van God het goede toewenst voor de toekomst. Zo deed Jakob dat bij zijn kleinkinderen in Genesis 48, zo doet Jezus dat voor deze kinderen. Het goede dat hij hun toewenst is, zoals je uit de context mag opmaken en heel direct uit 10:15, het binnengaan in het koninkrijk van God.

Het verhaal wordt vaak zo geïnterpreteerd als dat het de ouders zijn die kinderen naar Jezus brengen. Er staat echter alleen proseferon, ‘zij brachten’, in een derde persoon meervoud zonder nadere specificatie van die persoon. Het kan dus iedereen geweest zijn: opa, buurman of oudere zus. Hoewel kinderen in de maatschappij van toen nauwelijks meetelden en pas werden gezien vanaf het moment dat ze volwassen waren (jongetjes vanaf hun dertiende jaar, de leeftijd waarop ze ook nu nog barmitswe worden), is duidelijk dat er zorg is om de kinderen en dat er beseft wordt dat Jezus hun iets kan geven. En belangrijker: Jezus erkent de kinderen hier ten volle. Het onderscheid dat de volwassenen maken, en dat door de discipelen verwoord wordt doordat zij de volwassenen berispen keurt hij niet goed. Vonden zij wellicht dat de discussie over het koninkrijk alleen voor volwassenen was? Een reden voor hun berisping staat niet in de tekst… Jezus sluit binnen wie door anderen worden buitengesloten. Dat Jezus de kinderen positief benadert heeft overigens niets te maken met het idee dat kinderen rein en ongerept zouden zijn; dat is een beeld uit de romantiek maar niet uit de bijbelse tijden.

Het moment van de zegen is niet goed uit de tekst af te leiden. Er is verondersteld (Bolkestein, 220) dat het zou gaan om de vooravond van Grote Verzoendag, het moment waarop traditioneel ouders hun kinderen zegenen. Dat is echter niet uit de tekst af te leiden. Wat wel belangrijk is om te weten is dat het zegenen van kinderen in de joodse traditie inderdaad op meerdere momenten gebeurde en gebeurt. Op de avond van de sjabbat zegenen de ouders voor de maaltijd hun kinderen door hun de handen op te leggen. De jongens wordt toegewenst dat de Eeuwige hen mag maken als Efraïm en Manasse en de meisjes dat de Eeuwige hen mag maken als Sara, Rebecca, Rachel en Lea. Ook is het gebruikelijk dat leerlingen door een meester (leraar?) gezegend worden.

Aanwijzingen voor de prediking

Omdat in de tekst niet aangegeven wordt wie precies de kinderen bij Jezus brengen, biedt de tekst de ruimte voor identificatie aan zowel ouders als aan mensen die zorgen voor kinderen die niet hun eigen vlees en bloed zijn: grootouders, pleegouders, juffen en meesters et cetera. Zij zouden allemaal die ene geweest kunnen zijn die wil dat het kind de zegen van Jezus meekrijgt.

In de traditie is deze tekst een basis geweest voor een pleidooi voor de kinderdoop. Echter, er wordt niets over de leeftijd van de kinderen gezegd, anders dan dat het paidia zijn, wat betekent dat ze nog te klein zijn om echt mee te tellen. Maar dat is niet hetzelfde als dat het nog baby’s zijn, het kunnen ook zeer wel oudere kinderen zijn geweest. De tekst geeft daarover eenvoudigweg te weinig informatie (Bolkestein 223-225).

Voor wie geen kinderen heeft kan een tekst waarin kinderen zo centraal staan, vervreemdend of zelfs kwetsend zijn. Zij kunnen toch meekomen in de tekst door te wijzen op de omstanders die de kinderen naar Jezus brengen, en het feit dat hun relatie tot de kinderen niet door bloedband of dergelijke getekend wordt, maar doordat zij kinderen naar Jezus brengen. Het is als het ware de gemeenschap die zorgt voor de volgende generatie.

Op nogal wat (kinder-)graven staat de tekst ‘Veilig in Jezus armen’, afgeleid van onder andere dit bijbelverhaal. Kinderen naar Jezus brengen krijgt dan een heel andere lading. Het is goed hier oog voor te hebben in de preek, en het te benoemen. Het koninkrijk van God is voor deze kinderen het rijk waarin zij nu ten volle al leven. De zegen die Jezus geeft kan dan wellicht ook als troost gezien worden, die door de (herinnering aan de) kinderen de ouders/verzorgers/grootouders enzovoorts weer mag bereiken.

Als deze tekst gelezen wordt aan het begin van het schooljaar is er een mooie verbinding met de actualiteit te leggen voor de kinderen. Zij staan aan het begin van een nieuw, spannend jaar. Hun ouders/verzorgers kunnen hen dan helpen door achter ze te staan, en ze steun te geven. Dit verhaal kan de kinderen tegelijk ook vertellen dat ze als kinderen volledig meetellen, belangrijk zijn, en dat ze hoe ze zijn altijd groot en goed genoeg zijn om de zegen te ontvangen van Jezus. Voor de zegen hoeven ze geen toetsen af te leggen, maar die krijgen ze zonder meer.

Ideeën voor kinderen en tieners

Misschien zijn er in de gemeente wel kinderen die gezegend zijn. Kunnen zij hier wat over vertellen? En als er in uw gemeente kinderen gezegend worden, kunt u samen doornemen wat er op zo’n moment gebeurt. U zou eventueel kunnen voordoen hoe dat gaat, gezegend worden, en vertellen hoe dat in de joodse gezinnen op vrijdagavond gebeurt.

Liturgische aanwijzingen

Andere schriftlezingen kunnen zijn Psalm 129, over het zegenen van kinderen, en Genesis 48:10-19, over grootvader Jakob die zijn kleinkinderen Manasse en Efraïm zegent.

Het is goed in het gebed aandacht te hebben voor ouders en kinderen, maar zeker ook voor wie geen kinderen heeft, ze verloor of het contact met hen verloor. Als de dienst aan het begin van het schooljaar is, dan is een gebed voor wie de kinderen lesgeven op school en opvangen in de kinderdagverblijven en peuterspeelzalen, en voor de kinderen zelf ook op z’n plaats.

Suggesties voor liederen: NLB 347 en 348, over kinderen die de zegen ontvangen, en NLB 354, over de betekenis van de zegen in de doop voor kinderen. Voor kinderen: AWN 1, 20. Een mooie zegen is NLB 426, eventueel de eerste keer door de voorganger solo te zingen. Wanneer dit past in de context van de gemeente, kan er voorgesteld worden dat ouders bij het zingen van dit lied hun kinderen vasthouden/de handen op hen leggen en zo hun dit toezingen. Als gezongen gebed in de dienst kan NLB 199 gebruikt worden.

Geraadpleegd

M.C. Mulder, Woordenboek voor Bijbellezers, Handoplegging

R. Pesch, Das Markusevangelium 2.Teil, Herder Kommentar NT, Basel 1977

M. Bolkestein, Het evangelie naar Marcus, Prediking van het Nieuwe Testament, Nijkerk 1973

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken