Menu

Premium

Preekschets Matteüs 21:31

Matteüs 21:31

Misericordia Domini

Ik verzeker u: de tollenaars en de hoeren zijn u voor bij het binnengaan van het koninkrijk van God.

Schriftlezing: Matteüs 21:23-32

Zie bij deze schriftlezing ook:

Bijbels-theologisch artikel bij Matteüs 21:23-32

Kindermoment bij Matteüs 21:28-31

Het eigene van de zondag

Op de tweede zondag na Pasen en op Koninginnedag mag het Koninkrijk Gods centraal staan. Wie zullen daar als onderdanen van Koning Jezus binnengaan? Wie zullen tot de kudde van de Goede Herder (naam van de zondag is ook: de Goede Herder) behoren? Oppassende schapen? Nette brave burgers? Hoeren en tollenaars gaan ons voor? Dat is schokkend!

Uitleg

Volgens Schuman (156vv) hoort dit gedeelte bij het vierde hoofdblok van het Evangelie van Matteüs als uitwerking van de gemeenterede van Jezus (Mat. 18). Matteüs 19-22 vallen onder het kopje: ‘kritiek en zelfkritiek’. Er is een groeiend verzet tegen de kritiek die Jezus van binnenuit geeft met name op de godsdienstige leiders van zijn volk, die zichzelf rechtvaardig achten. In ieder geval rechtvaardiger dan dat ‘schorremorrie’ (verwijzing naar de os en de ezel uit Jes. 1:3) waarmee Jezus bij voorkeur lijkt om te willen gaan. Met het vertolken van dit soort zelfkritiek roept Hij het lijden op. Het is geen goedkope kritiek, maar het gaat Hem door merg en been. Hij graaft er zijn eigen graf mee. Zo wordt het steeds duidelijker waarom Hij onderweg naar Jeruzalem voor de derde keer zijn lijden, sterven en opstanding aankondigde (Mat. 20:17-19).

De verzen 28-32 kunnen niet los van de rest van Matteüs 21 en 22:1-14 verstaan worden. Het is een van de drie gelijkenissen (vgl. 31:45 en 22:1), die Jezus afvuurt tot heil van zijn tegenstanders. Deze gelijkenis over de twee zonen is veel minder bekend dan die uit Lucas 15 en behoort tot het Sondergut van Matteüs.

Wie een gelijkenis wil verstaan, moet goed op de aanleiding tot het vertellen ervan letten. De plaats waar een van de laatste heftige botsingen met vertegenwoordigers van de joodse rechtbank geschiedt, is veelbetekenend: in het hart van Jeruzalem (vs. 1, 10, 17, 18), namelijk de tempel (vs. 12, 13, 14, 15, 23). De herhalingen van sleutelwoorden spreken boekdelen. Zie ook: profeet (vs. 11, 26, 32); koning (vs. 3, 9, 15, 19; 22:2); amen (‘Ik verzeker u’ in vs. 21, 31); (niet) geloven (vs. 21, 22, 25, 32); zich bedenken/berouw hebben (SV)/tot inkeer komen (NB) (vs. 29, 32); vrucht (vs. 19, 43).

Door Jezus’ woorden en daden in de tempel en de belijdende reactie van kinderen, wordt de vraag steeds urgenter: is deze rabbi een volksverlakker die zonder licentie en autorisatie optreedt en zo de doodstraf over zich afroept of is er meer met Hem aan de hand? De vraag van de leiders naar zijn exousia (volmacht, bevoegdheid; 4x in 23-27; vgl. 7:29; 9:6; 28:18) is directer dan ooit. Jezus beheerst de rabbijnse discussietechniek en antwoordt met een tegenvraag én knoopt onze gelijkenis daar gelijk bij aan.

De vragen waar het om draait, zijn: Wie doet de wil van de Vader? Wie gaat het Koninkrijk van God binnen via de ‘weg der gerechtigheid’, waarop de voorloper Johannes de Doper liep? Wie draagt werkelijk vrucht door Jezus’ woorden te geloven én te doen?

Jezus wil graag ‘vandaag’ (vs. 28; Luc. 19:5, 9; Ps. 95:7b) het juiste antwoord! Als het om twee zonen gaat in de Bijbel, dan is meestal de bedoeling dat de één een spiegel is voor de ander. Volgens Barnard (151) gaat het om de verhouding tussen beiden. Ze hebben beiden geen naam, opdat er beweging mogelijk is tussen beiden. Vaak zorgt het kruisteken voor omkering van de normale volgorde: eersten worden laats ten en minsten worden meesten.

De vele varianten van de Griekse tekst van de verzen 28-32 in het kritisch apparaat tonen iets van de verwarring die deze kruiswoordpuzzels oproepen. Een variant van de handschriften laat Jezus’ vraag in vers 31 beantwoorden met: de ja-zegger/ nee-doener heeft het bij het rechte eind, want dit leek die overschrijver meer in overeenstemming met de Joodse traditie dan het aanstootgevende, dat tollenaars en hoeren strenge wetsbetrachters zouden voorgaan in het Koninkrijk! Maar dit zou totaal botsen met de rest van Jezus’ onderricht over ‘gerechtigheid’ in Matteüs 3:15; 5:6, 10, 20; 6:1, 33; 7:24, 29; 12:50.

Wat het meest zou accorderen met de twee volgende gelijkenissen en wat dogmatisch het best zou kloppen, is dat eerst de ja-zegger/nee-doener vermeld zou worden. De nbg en de NB volgen deze handschriften. Op grond van de argumenten van Grundmann en A Translator’s Handbook kies ik voor de moeilijker te verklaren volgorde van de NBV, de SV en de KBS.

Gezien de toelichting in de verzen 32, 43, 45 en 22:14 portretteert Jezus zijn tegenstanders scherp en werkt dat breder uit in Matteüs 23:23vv: het zijn ja-zeggers, die nee-doen. Diegenen op wie zij vol afschuw neerkijken wegens hun verslaafd zijn aan geld en seks, zeggen wel eerst bot nee tegen Jezus, maar vervolgens kunnen ze tot geloof en bekering komen. Dan zie je in hun leven wat Gods bedoeling is: ze laten in woorden én daden zien dat ze geloven én gehoorzamen. Levi of Matteüs (die waarschijnlijk dit Evangelie schrijft!!) is er zelf een sprekend voorbeeld van (Mat. 9:9-13; vgl. de tollenaar in Luc. 18:9-14; Zacheüs in Luc.’19:l-10; verder de jongste zoon die door Vader wordt omhelsd (Luc. 15) en het gespuis waarmee Jezus omgaat en eet (Luc. 5:31; 15:1-2)! 1 Timoteüs 1:15 is op Jezus’ lijf geschreven. Hij is ‘de koopman van oud roest’., die outcasts voorop het Koninkrijk ziet binnengaan. Aan wie hebben ze dat te danken?

Grundmann (459) zegt het mooi: ‘Hinter den beiden ungleichen Söhnen aber wird als dritter der Erzähler der Geschichte selbst sichtbar, der zum Willen des Vaters ja sagt und danach tut.’ Hij wil niets liever dan dat door middel van de schok van deze gelijkenis ook de blinde leidslieden de ogen opengaan voor het geheimenis dat Hij de Messias is. Voordat het te laat is. De ernst is groot. Goppelt (114) schrijft: ‘Der Komparativ sei absolut gemeint: Sie gehen ein, ihr nicht.’

Aanwijzingen voor de prediking

Hoe u de dienst aankondigt in de zondagsbrief of het kerkblad, zegt meestal iets over uw inventio en u scherpt uw scopus. Ik deed het zo: ‘Hoeren en tollenaren gaan ons toch niet voor bij het aangaan aan de tafel des Heren of bij het binnengaan in het Koninkrijk van God? Ja, dat gebeurt, als zij zich wél bekeren en in Christus geloven en als wij nette kerkmensen zonder geloof en bekering voortleven. In de dienst van voorbereiding voor de viering van het Heilig Avondmaal willen we samen weer iets ontdekken van de schokkende, ontmaskerende én bevrijdende boodschap van de ‘rechtvaardiging van de goddeloze’. Matteüs 21:28-32 staat centraal. Dit gedeelte heeft geen parallel in de andere evangeliën en was mij eigenlijk onbekend.’ ,

Wat onbekend is, kan een groter verrassingseffect hebben. Onbekend kan echter in dit geval onbemind blijven, want de boodschap klinkt welwillende en erg hun best doende kerkmensen – die wel niet arrivé zijn, maar toch redelijk op pad – cru in de oren. Alleen een hoer en een tollenaar zal er blij mee zijn… én al diegenen die blij willen zijn met de blijden en met hen het Koninkrijk en zijn gerechtigheid willen zoeken en dankzij Christus als een geschenk ontvangen.

Wanneer u of uw gemeente betrokken is bij missionair werk, gevangenen of verslaafden bezoekt en wanneer uw. gemeente ervaring heeft met het opnemen van pasbekeerden, dan lukt het waarschijnlijk wel om de boodschap over te brengen. Maar wanneer de gemeente bestaat uit traditionele kerkmensen, dan zal het moeilijk zijn om dit oerreformatorische thema door te vertalen. Hoe worden en blijven wij onderdaan van Jezus-Koning? Hoe voorkomen wij dat ons christenzijn in mooie woorden blijft steken en geen navolging van Jezus metterdaad wordt? Weten wij wat‘tot inkeer komen’, is?

Mij helpen Visser (38vv), die een paar mooie verhalen doorgeeft van Kierkegaard, en vooral Voigt (353) om de ja-zegger/nee-doener te kenschetsen. Laat merken dat u zelf niet buiten schot blijft! ‘Man diskutiert um Quisquillien und umgeht damit die eigentliche Forderang des Gesetzes: Recht, Barmherzigkeit und Glauben (23:23).’ Het pleidooi van Gollwitzer (Uw) zal nu door velen als typisch idealisme uit de jaren zestig en zeventig bestempeld worden. We lopen nu het risico nee-zeggers én nee-doeners te zijn of te worden. De brug naar de goot van de samenleving is door de meeste burgers ingetrokken. Alleen diegenen die iets beleven van het sola gratia zullen openstaan voor contacten met hen die op de een of andere manier uit de boot vallen.

Belangrijk is het om positief te getuigen van positieve doorwerking van geloof in daden en dankbaar te zijn voor identificatiefiguren in je buurt, die niet graag medemensen afschrijven, maar ze liever mee laten tellen in de moederstad Jeruzalem.

Liturgische aanwijzingen

Een eventueel tweede Schriftlezing: Psalm 87 of 130. Begintekst: Matteüs 9:12. Liederen: Psalm 8; 131 (wegens het begin van Mat. 21); 106:4 (o.b.) 119:10, 11 (schuldbelijdenis); Gezang 436; 482; 426:5; Psalm 95:5, 4, 3 (appel); Evangelische Liedbundel 299. Voorbeden voor evangelisatorisch-diaconaal werk zijn zeker nodig. Een kort getuigenis kan de verkondiging onderstrepen of verhelderen.

Geraadpleegde literatuur

N.A. Schuman, Al deze woorden…, ’s-Gravenhage 1991; W. Bamard, Stille Omgang, Brasschaat/Tïelt 1995; A Translator’s Handbook on the Gospel of Matthew, United Bible Societies (UBS) 1988; L. Goppelt, Theologie des Neuen Testaments, Gottingen 1976; G. Voigt, Die Geliebte Welt, Gottingen, 1980; W. Grundmann, Das Evangelium nach Matthaus (THzNT), Berlijn 1975; H.A. Visser, Schatgraven, ’s-Gravenhage 1979; H. Gollwitzer, Verandering al op deze aarde, Baam 1974.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken