Preekschets Matteüs 27:51 – Goede Vrijdag
Matteüs 27:51
Goede Vrijdag
de aarde beefde
Schriftlezing: Matteüs 27:45-56
Het eigene van Goede Vrijdag
Wat zonde is, verloren zijn, van God verlaten, het wordt ons als evangelie verkondigd. Daarin wordt het tegelijk genadig voor ons verhuld. Wie weet woorden die er recht aan doen? Hoe gedenk je de dood van de Heer?
Uitleg
Alle synoptici maken melding van de duisternis die zich over het land (gè, landstreek) legt voordat Jezus sterft en het scheuren van het voorhang nadat Hij gestorven is. Bij Matteüs gaat dat gepaard met een aardbeving, het scheuren van rotsen en de opstanding van doden en hun verschijning. Dat is het kader waarin hij Jezus’ dood zet.
Anders dan bij hen schemert bij Matteüs nergens Jezus’ heerlijkheid door en staat ook niemand Hem bij. Matteüs heeft Èli in plaats van Elooi (Marc.), volgens sommige uitleggers om met die tekstwijziging het misverstand begrijpelijk te maken (bv. Nielsen, pnt: een gebaar van medelijden). Spoort dat echter met de spot? Elia is hier de helper in nood, niet de figuur van de eindtijd. De spot komt niet van de heidenen, maar van Joodse kant, omdat die Elia zo kenden. Een misverstand is dus niet waarschijnlijk. Als bovendien Psalm 68:22 meeklinkt (vgl. vs. 34), is de zure wijn bedoeld om Jezus’ lijden te verlengen.
Lucas en Johannes maken geen melding van de schreeuw waarmee Jezus sterft (phonè megalè, grote stem). Volgens Matteüs is het een gebed (anaboaoo, letterlijk: omhoogschreeuwen; Marc. 15:35, phoneoo, roepen). Is het een overwinningskreet? Grundmann 1086, 561: Marcus heeft eksepneusen, Matteüs afèken to pneuma. Daarmee onderstreept de laatste: ‘Er übergibt den Geist, sodass die laute Stimme als Schrei des Sieges, der Wende verstanden werden muss.’ Daar sluiten dan de tekenen bij aan: ze bewijzen zijn overwinning. Daartegenover Luz, 2002, 434: palin en phoonè megalè grijpen terug op vers 46. Afièmi to pneuma is een gangbare uitdrukking voor sterven. ‘Nur dies sagt also Mattheus: Jesus ruft ein letztes Mal zu Gott und stirbt.’ Zo gezien is het uiting van totale verlatenheid: door Judas, door Petrus, door alle leerlingen en ten slotte door God, en tegelijk, als gebed, van uiterste gehoorzaamheid.
In antwoord daarop volgen de tekenen. Kai idou! (Marc. en Luc. bij het scheuren van het voorhang: Kai, 15:38; 23:45). Matteüs beschrijft ze in korte zinnen, in de aor. pass. (div.). Het gaat om een epifanie. Het betekent het einde van de tempelcultus (vgl. 23:38-24:2; 26:61). De duisternis is ook een element in het woord over de komst van de Mensenzoon (24:29vv). De aardbeving is teken van gericht (Jes. 5:25; 24:18; Joël 2:10; 3:16). Het scheuren van de rotsen doet denken aan Zacharia 14:4v, waar de Olijfberg splijt als de Heer verschijnt. Doordat de rotsen scheuren, gaan de graven open en staan de doden op (vgl. Ez. 37:12, belofte van Israëls herstel). In de Joodse eschatologie zijn de heiligen de rechtvaardigen. Zij verschijnen aan velen in de heilige stad als een getuigenis tegen de inwoners. Ook dat is teken van gericht. De tekst situeert hun verschijning meta tèn egersin auto. Hoe je je dat in de tijd voor moet stellen, is niet duidelijk, wel dat zij met Jezus opstaan. Zoals bij Lucas en Johannes Jezus’ heerlijkheid in zijn kruisdood doorschemert, zo hier daarna, als epifanie. Aardbeving en opstanding van de heiligen volgen op het scheuren van het voorhangsel. Zij bevestigen die als het ware. Niet Jezus geeft een teken dat hij Gods Zoon is (27:39v), maar God doet dat.
Met deze apocalyptiek interpreteert Matteüs de dood (en de opstanding) van Jezus kennelijk als voorspel op de eindtijd, op de verschijning van de Mensenzoon (24:29). Daarbij hoort ook de belijdenis van de Romeinse soldaten (bij Marc. en Luc. alleen de hoofdman), 24:30.
Bij Marcus is het de manier waarop Jezus stierf, bij Matteüs zijn het de tekenen, is het de epifanie die de soldaten ertoe brengt. Zoals in 16:16 Petrus namens alle leerlingen (vgl. 14:33) Jezus als Zoon van God belijdt omdat Hij het hun geopenbaard heeft, zo ook hier. Zoon van God is bij Matteüs christologische titel bij uitstek (zie naast de genoemde plaatsen: 2:15; 3:17; 17:5).
Aanwijzingen voor de prediking
Hart van de verkondiging op deze Goede Vrijdag zou met een woord van Calvijn kunnen zijn: Christus spiegel van onze verkiezing. De accenten die Matteüs in zijn bericht van Jezus’ dood legt, wettigen dat: Jezus is van mensen en van God verlaten, Verworpene bij uitstek. God bevestigt dat deze Gekruisigde zijn Zoon is en in zijn dood voltrekt zich het gericht.
De tekenen die op zijn dood volgen, bevestigen dat Hij Gods Zoon is. Ze maken duidelijk dat de vijandschap tegen Jezus vijandschap tegen God is. Zo zijn zij teken van het gericht, dat van het gescheurde voorhangsel voorop. In deze gekruisigde Jezus verschijnt God.
Hij is tegelijk Gehoorzame tot het einde. Hij komt niet van het kruis af, vers 42-44, om te bewijzen dat Hij Gods Zoon is, maar draagt de vijandschap. Zijn gehoorzaamheid is zijn volgehouden identificatie met Israël (1:1v; 2:15, ‘uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen’; 3:17, in de doop, ‘om alle gerechtigheid te vervullen’).
In het scheuren van het voorhangsel openbaart God tegelijk wat Jezus op cruciale momenten in zijn onderwijs onderstreepte en waarin juist deze solidariteit ter discussie stond: ‘Barmhartigheid wil Ik en geen offers’ (9:13; 12:7). Dankzij Jezus’ gehoorzaamheid leven wij onder een open hemel.
Op deze Goede Vrijdag geschieden in Hem verwerping en verkiezing. Zo is Hij Immanuël (1:23). ‘God met ons’ dan ook nooit pretentie zijn, geen religieuze, geen politieke. Dat geldt voor Israël, evenzeer voor ons. Daarover gaat het gericht dat Jezus’ dood ook is. Het is evangelie van verzoening dat wij dienen in kerk en samenleving.
Liturgische aanwijzingen
De Goede Vrijdagdienst zal ingetogen getoonzet zijn. Zo ergens, dan past hier verootmoediging. In de traditie nemen de gebeden een belangrijke plaats in. Een goed verstaander vergeet daarbij Israël niet. Liederen: Psalm 22; 42; Gezang 86:8, 9, 10; 130:3, 4; 176; 194.