Menu

Premium

Preekschets Matteüs 7:24

6e zondag van Epifanie

Wie deze woorden van Mij hoort en ernaar handelt, kan vergeleken worden met een wijs man, die zijn huis bouwde op een rots.

  • Bijbelgedeelte: Matteüs 7:(13) 15-27
  • Overige Bijbelgedeelten: Deuteronomium 30:15-20, Psalmen 1
  • Preektekst: Matteüs 7:24
  • Thema: Horen en doen

Liturgisch kader

In de periode na Epifanie passen evangelielezingen, waarin Jezus onderricht (Tora) geeft, zoals delen uit de Bergrede uit Matteüs 5:3-7:27.
Als oudtestamentische lezing past Deuteronomium 30:15-20, ook valt te denken aan Psalmen 1.
Passende liederen uit Liedboek, Zingen en bidden in huis en kerk 2013 zijn:

  • 313: Een rijke schat van wijsheid schonk God ons in zijn woord
  • 320: Wie oren om te horen heeft
  • 905: Wie zich door God alleen laat leiden, met name couplet 1 (‘Wer nun den lieben Gott lässt walten’ – verschillende vertalingen zijn op YouTube te vinden)
  • 931: Don’t build your house on a sandy land
  • 992: Wat vraagt de Heer nog meer van ons

Uitleg

Deze perikoop omvat het laatste deel van de Bergrede. Wie bij vers 13 begint te lezen, laat horen, dat dit omsloten wordt, doordat steeds een keuze uit twee wordt geschetst: aan het begin uit twee wegen, aan het einde uit twee verschillende funderingen voor je huis. In het centrum van de Bergrede staat de bede ‘Uw wil geschiede’ uit het Onze Vader. Volgens Peter Schmidt (‘De Bijbel literair’) is dit niet toevallig. In de Bergrede draait het om het doen van de wil van God: de geboden onderhouden, de Tora. Als het hart daarvan benoemt Jezus in de Bergrede: ‘Behandel anderen steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen’ (Matteüs 7:12). Tegelijkertijd speelt steeds mee, dat Jezus is gekomen om de Wet en de Profeten te vervullen, niet om deze af te schaffen.

Centraal in deze perikoop staan het horen en doen (van de woorden van Jezus en daarin de wil van zijn ‘hemelse vader’, Matteüs 7:21) als onafscheidelijke twee-eenheid. Waar het doen niet meer in overeenstemming is met het horen of helemaal ontbreekt, ontstaat scheiding tussen mens en Jezus/God, maar ook tussen mensen onderling: tussen ware en valse profeten, tussen rechtdoeners en onrechtplegers, tussen wijs en dwaas.

De valse profeet (pseudoprophetès) is lastig te onderscheiden van de ware: op het eerste gezicht niet te herkennen, maar wel aan de slechte vruchten. Wat die slechte vruchten zijn, blijft wat schimmig, hoe duidelijk het onderscheid in de vergelijking tussen goede bomen en slechte bomen ook lijkt. Gaat het bij die vruchten vooral om de gevolgen van hun handelen? Verspreiden ze niet de liefde van God, maar gaat het ze om het verspreiden van liefde voor henzelf, verering van henzelf? Staan hun woorden en daden niet in het teken van meer gerechtigheid, met als gevolg dat ook de onderlinge verhoudingen in de gemeenschap geïnfecteerd worden met liefdeloosheid en ongelijkheid? Zit de crux erin, dat ze niet integer zijn: dat wat ze zeggen niet in overeenstemming is met hun eigen gedrag?  De vergelijking met ‘roofzuchtige’ (ἅρπαγες – verwant met afpersen, plunderen) wolven lijkt op gedrag te wijzen, waarbij van anderen geplukt wordt, men zichzelf ten koste van anderen verrijkt (vergelijk Ezechiël 22:27). Toch: zo openlijk destructief kan dit gedrag bijna niet zijn, als ze in ‘schaapskleren’ binnenkomen. Gaat het soms vooral om de gevolgen van hun gedrag op de iets langere termijn, zodra het slechter gaat en er crisis komt?

Het kan specifiek slaan op mensen, die in de gemeente van Matteüs binnenkomen – rondreizende profeten bijvoorbeeld -, mensen die daar de verhoudingen verzieken. Zoals in meer gemeentes verschillende praktijken en leren ontstonden, die tot fracties leidden, vast aangevuurd door boegbeelden. Zo duiken er nogal wat valse varianten op in de evangeliën en in de brieven: pseudoleraren, pseudobroeders, pseudochristussen, pseudogetuigen.

Matteüs 7:21-23 lijkt te slaan op een grotere groep dan de valse profeten, samengevat als ‘onrechtplegers’ (vers 23), letterlijk: οἱ ἐργαζόμενοι τὴν ἀνομίαν, ‘bewerkers van wetteloosheid’, wie de Wet verachten/overtreden. Deze uitdrukking komt meerdere keren bij Matteüs voor (Matteüs 13:41, 23:28, 24:12). Hier is het roepen van ‘Heer, Heer’ en het doen van wonderen en uitdrijven van demonen in de naam van Jezus ‘vals’, fake want het gaat niet gepaard met het doen van de wil van God, met recht doen. Roepen/horen en handelen kloppen niet met elkaar.

De groep over wie Jezus het heeft, wordt nog verder verbreed in de gelijkenis van vers 24-27. Het gaat nu over ieder (πᾶς), die deze woorden van Mij hoort en ernaar handelt of niet. Net als bij het onderscheiden van valse profeten zijn wijzen en dwazen niet direct te onderscheiden: dat blijkt pas, als het tegenzit, als er slecht weer opsteekt. Bouwen op zand kan prima. Maar als de omstandigheden verslechteren, blijkt die fundering drijfzand. Schijnzekerheid.

Bij het bouwen op de rots is het verleidelijk om direct te denken aan God als ‘mijn rots’, zoals David zingt (2 Samuël 22:3), een beeld dat in het Oude Testament frequent voorkomt. God als beschermer en schuilplek; als zeker, waarachtig en betrouwbaar. Hier gaat het echter niet om God of Christus als rots. Jezus noemt zichzelf niet zo. De rots is: het horen van Jezus’ woorden en ernaar handelen.

De focus ligt niet op de blik omhoog (Hoe hoog is het huis? Hoe hoog stel je je doel? Wat wil je bereiken?), maar op de blik naar beneden: wat is de grond, waar je op staat en op bouwt? Waar laat je je door leiden? Waar luister je naar en geef je gehoor aan?

Bij alle drie de onderscheidingen die in deze perikoop voorkomen, wordt een oordeel geveld: in het geval van de valse profeten gebeurt dat aan de hand van de vergelijking met een boom, die wordt omgehakt en in het vuur wordt geworpen; onrechtplegers worden weggestuurd uit de nabijheid en het gezelschap van Jezus; de dwaas verliest dat waar hij/zij in woonde, zijn veiligheid en zekerheid, de basis onder zijn bestaan.

Je kunt al deze oordelen verbinden met het ultieme oordeel, ‘op die dag’ die in Matteüs 24 en 25 geschetst wordt. Steeds, ook in de passage in de Bergrede die voorafgaat aan de perikoop die uitgangspunt is voor deze preekschets (Matteüs 7:1-5), is het Jezus die dit uiteindelijke oordeel velt. Jezus is zelf de maatstaf.

Ik ben geneigd om dat ‘ultieme’ van het oordeel ook te verbinden met het besef van duurzaam, toekomstgericht handelen als wijs handelen: wie bouwen en handelen zonder zich te realiseren, welke gevolgen dat handelen op de langere termijn heeft, voor volgende generaties bijvoorbeeld, zijn dwazen die leven met hun kop in het zand en op drijfzand. Die zijn geen ‘goede voorouders’, gedragen zich liefdeloos en zelfs roofzuchtig, zonder dat dat er op het eerste gezicht zo uitziet.

In 2021 bereidden vrouwen van Vanuatu, een archipel in de Stille Zuidzee, de Wereldgebedsdag voor. Ze kozen de gelijkenis van degene, die op het zand bouwt en degene die op de rots bouwt als Bijbeltekst. Als eilandbewoners hebben ze te maken met natuurrampen én met de gevolgen van klimaatverandering. Ze roepen op om ‘met wijsheid’ onze huizen, onze naties, onze wereld te bouwen.

Tegelijk blijft het bij het ‘horen en doen’ van belang om in het oog te houden, dat de Wet ‘te doen’ is (Deuteronomium 30:11-14). Dat het er ook niet om gaat eerst alles helemaal goed gehoord en begrepen te hebben, om daarna ooit misschien nog aan handelen toe te komen. Naast het beeld van het bouwen op de rots staat het beeld van het gaan van een weg, waarbij je steeds weer blijft drinken uit de bron van levend water.

Aanwijzingen voor de prediking

Over horen en doen:

  • Bij leren zijn beide belangrijk. Maar mensen leren op verschillende manieren. Sommigen leren door eerst te doen en dan daarover na te denken, bij anderen werkt het andersom. Jezus combineert in zijn onderricht meestal ‘theorie’ en ‘praktijk’, doordat hij voorbeelden geeft of doordat er eerst iets gebeurt, hij geneest bijvoorbeeld iemand of voert een gesprek met iemand en hij daarna uitlegt wat en hoe en waarom. Hoe zorg je ervoor om in een preek, die juist over horen en doen gaat, beide al te combineren? En hoe kun je als prediker rekening houden met die verschillende manieren van leren?
  • Hoe verbind je horen en doen? Wanneer zit daar tegenstrijdigheid in? Waar hapert het? Bij jezelf (ook als prediker!), bij de hoorders, in onze maatschappij?
  • Als je deze tekst hoort: wat zou het betekenen om die te ‘doen’? Welke stappen kun je dan zetten?

Onderscheiden:

  • Hoe kun je ‘ware’ en ‘valse’, fake profeten van elkaar onderscheiden?
  • Hoe onderken je opbouwend of destructief gedrag (lees: gedrag dat liefdevolle en gelijkwaardige verhoudingen bevordert of gedrag dat liefdeloze verhoudingen versterkt / verhoudingen afbreekt) in een gemeente, een buurt, families? En wat versterkt het opbouwende gedrag?

Fundering:

  • Tja, erg voor de hand liggend, maar toch: waar vind je je zekerheid, je veiligheid in? En op welke momenten realiseer je je dat echt?
  • Wijs handelen: is dat ook duurzaam handelen, toekomst openend en niet toekomst sluitend?

Ideeën voor kinderen en jongeren

Voor verschillende generaties samen heeft Kliederkerk 15 ideeën voor werkvormen rond ‘Het huis op de rots’:

Kliederkerk: Het huis op de rots | Protestantse Kerk in Nederland

Esther van der Panne is tekstschrijver, eindredacteur en theoloog.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken