Menu

Premium

Preekschets Numeri 35:15 – Dienst voor de stad

Numeri 35:15

Deze zes steden moeten een vrijplaats zijn voor zowel de Israëlieten als de vreemdelingen die bij jullie wonen of tijdelijk bij je verblijven.

Schriftlezing: Numeri 35:9-15

Het eigene van de zondag

De gemeente van Jezus Christus in de gestalte van gewone protestantse gemeenten is klein geworden, vergrijsd en heeft in de samenleving aan betekenis ingeboet. De kerk raakt gemarginaliseerd. Toch zijn deze gemeenschappen in staat om zich vitaal te tonen in de interpretatie van wat het geloof van hen vraagt. Zoals bijvoorbeeld rond de inzet voor mensen die zonder de juiste papieren in ons land verblijven. Een strafbaarstelling van het illegaal verblijf van vreemdelingen heeft voor de betrokkenen verstrekkende en schrijnende gevolgen. Voor de mensen die proberen hen te helpen mogelijk ook.

De stad (of dorp of burgerlijke gemeente) is de concrete omgeving waarin vreemdelingen opgevangen worden. Het landelijke beleid ten aanzien van zogenoemde illegalen wordt door veel lokale overheden beantwoord met een protest tegen een dreigend verlies van humaniteit. De stad (als pars pro toto) kan zich laten kennen als een inclusief denkende samenleving van en voor mensen van allerlei overtuiging en komaf. De stad kan in die hoedanigheid in alle loyaliteit aangesproken zijn door haar eigen kerkmensen.

We vieren een dienst in en voor ‘de stad’, met gemeenteleden die ook burger zijn, in verbondenheid met burgers die ook geloven in een humane samenleving.

Uitleg

Numeri vertelt van Israël dat voor de grens van het beloofde land staat. Na de tocht door de woestijn is er aarzeling om de volgende stap te zetten (Num. 14). De vraag is vervolgens hoe het leven in het nieuwe land vormgegeven moet worden, zodanig dat het goede en rechtvaardige samenleven gewaarborgd wordt. ‘De crisis is, dat dit volk de vrijheid niet aandurft en gedoemd wordt in de woestijn te blijven, totdat vrijwel de hele woestijngeneratie is uitgestorven. En dit alles speelt zich af binnen de tijdsgrens van één generatie, een veertig jaar’ (Den Dulk, 20). Aan de orde zijn de opbouwprocessen van deze gemeenschap in wording. ‘Numeri roept de context op van de onomkeerbare en hachelijke processen van maatschappelijke ordening èn van sociale verandering en vernieuwing’ (Den Dulk, 21).

De vrijplaatsen of vrijsteden, asielsteden, komen ter sprake bij de opsomming van de verdeling van het land onder de stammen van Israël (Num. 34, 35) wanneer eenmaal de overtocht over de Jordaan gemaakt zal zijn. De priesterstam van de Levieten komt in Numeri 35 apart ter sprake. Deze stam krijgt geen eigen land toebedeeld. De andere stammen moeten een deel van de steden die hun door het lot toebedeeld worden (34:13) aan de Levieten afstaan. In 35:6 is er direct al sprake van zes steden die als vrijplaats aangewezen moeten worden; ze behoren tot het quotum dat voor de Levieten gereserveerd wordt. Daarmee krijgen deze vrijsteden een status met bescherming onder de priesterdienst.

Vers 11 en 12: er is rond de vrijsteden onmiddellijk sprake van wetgeving. Ze zijn ingesteld om bescherming te bieden tegen bloedwraak. Kennelijk zijn er in de samenleving noodlottig verlopende gewoontes en gebruiken, waardoor iemand die de dood van een ander veroorzaakt heeft, zonder pardon zelf gedood moet worden. Om ruimte te scheppen voor een serieuze rechtsgang mag iemand die zonder opzet iemand gedood heeft, vluchten naar een vrijstad. De bloedwreker, go’el (van g’l), komt in de Pentateuch alleen voor in combinatie met de vrijsteden en heeft dan de rol van de vervolger. Elders kan dit woord ook de ‘losser’ aanduiden (Ruth 2:20).

Vers 13: het woord dat specifiek voor vrijplaats gebruikt wordt, miqlAT, is afgeleid van het zelden voorkomend werkwoord qlT met een betekenis in de sfeer van samentrekken, naar binnentrekken. Het woord voor stad dat hier gebruikt wordt, is cir.

In vers 14 is er sprake van een nadere plaatsbepaling van de vrijsteden: drie zullen er aan de woestijnkant van de Jordaan aangewezen moeten worden en drie aan de Kanaänzijde. Het ‘deze kant’ voor de woestijnkant van de hsv is bezien in het perspectief van iemand die na de woestijntocht het beloofde land nadert. Het mecebEr (op de ene van twee tegenoverliggende zijden) besluit niet noodzakelijk voor de keuze voor de vertaling van het, vanuit de latere gevestigde positie beziene, Overjordaanse (nb, nbv).

Deuteronomium 19:3 meldt dat de vrijsteden goed verspreid over het gebied moeten liggen dat bewoond gaat worden door Israël, omdat de bereikbaarheid gegarandeerd moet zijn. In Deuteronomium 19:4-7 wordt een expliciet voorbeeld gegeven van een situatie waarin iemand aangewezen is op zo’n vrijplaats. In Jozua 20 en 21 worden de zes vrijsteden met name genoemd. Zie ook 1 Kronieken 6:42, 43 (6:51).

In vers 15 worden ook de vreemdelingen (gerim) onder de mensen gerekend die recht hebben op een verblijf in een vrijstad. Volgens het woordenboek Koehler/Baumgartner is een vreemdeling iemand die zijn of haar land heeft moeten verlaten als gevolg van oorlog of oproer, bloedschande, hongersnood of ongeluk, en hij of zij is daarmee in de eerste plaats een kwetsbare. Zie: ‘Behandel vreemdelingen die bij jullie wonen als geboren Israëlieten. Heb hen lief als jezelf, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte’ (Lev. 19:34, zie ook Deut. 10:19).

In Exodus 21:13 kondigt God al aan dat Hij een plaats zal aanwijzen waar iemand heen vluchten wanneer hij zonder opzet iemand doodde. Hier geen vrijstad, maar een plaats (mAqom) waar iemand onder Gods hoede veilig moet zijn.

F.W. Marquardt benoemt in zijn commentaar op de asielsteden (Marquardt, 175-177) een archetypische samenhang van stad en moord; theologisch gezien is de stad de plaats van de Kaïnitische mens én van het Kaïnsteken (Gen. 4). Andere steden die een bijbels-theologisch motief dragen, zijn bijvoorbeeld Babel (Gen. 11), Sodom en Gomorra (Gen. 19) en Ninevé (Jona). We kennen ook Jeruzalem en het nieuwe Jeruzalem (Op. 21).

Het vrijplaatsmotief is in kerken overgenomen in het ‘kerkasiel’, maar al in de Middeleeuwen bestond het gebruik om aan vluchtelingen die aan de kerkdeur aanklopten een schuilplaats te bieden. De ‘sanctuary knocker’ (zoek op internet) van de kathedraal in Durham, Engeland, is een sprekend twaalfde-eeuws voorbeeld.

Aanwijzingen voor de prediking

In de samenleving die voor en door Israël wordt opgebouwd, worden zekeringen ingebouwd. Er moeten bijvoorbeeld vrijsteden komen voor mensen die eerwraak vrezen. Er is ook de Jom Kippoer (Grote Verzoendag) en het jubeljaar. Elk samenleven gaat zonder relativeringszin te gronde; ieder rechtssysteem en ieder corpus aan wetten kent zijn manco’s.

De vrijsteden worden noodzakelijk geacht omdat mensen zonder opzet schuldig kunnen zijn aan de dood van een ander. Zij vrezen de bloedwraak; hun leven is in gevaar. De rechtsregels van dit gewoonterecht missen hun doel. De vrijsteden staan voor een humane rechtspraak.

Vanaf het begin van het opbouwen van de samenleving in het beloofde land is er een sterk pleidooi geweest voor een goede positie van de vreemdelingen die onder de Israëlieten leven. Ook in Numeri 35 geldt dat de vreemdeling die een beroep doet op een vrijstad dezelfde bescherming kan verwachten als een Israëliet.

De teksten rond de vrijsteden zijn de aanzet geweest voor het kerkasiel dat met name in de jaren negentig van de vorige eeuw belangrijk is geweest. Ook nu spreken ze ons aan. Numeri gaat over de fundering van de (samenlevings-, kerk-)orde in de verantwoording voor Gods aangezicht. Opkomen voor vervolgden en vreemdelingen is een priesterlijke taak.

Het strafbaar stellen van een verblijf zonder geldige papieren staat voor een samenleving die verhardt en de humaniteit uit het oog verliest. Mensen die met vluchtelingen werken, vertellen hoe bijvoorbeeld zij die niet meer erkend worden door hun land van herkomst, nu al gevangengehouden worden tussen onmogelijkheden. Vreemdelingen zonder geldige verblijfspapieren dreigen eens te meer te bezwijken onder nieuwe officiële rechtsregels. Zij die voor hen opkomen, lopen risico’s. Dat zegt wat over de kwaliteit van ons samenleven.

De stad, de samenleving, heeft een keuze. Babel of Jeruzalem: stad van de hoogmoed of stad van de vrede, vrijstad. Een stad die het teken van Kaïn kent en erkent, is een stad die beseft dat het morele gelijk van haar gevestigde bewoners relatief is en daarom mensen die het minder troffen gastvrij ontvangt. In de Bijbel is er het fundamentele besef dat iedere gelovige een vreemdeling en bijwoner is op Gods aarde (Lev. 25:23 en Heb. 11:13). Kiezen voor een barmhartige, humane, open en vrije samenleving is een kwestie van belijden.

Liturgische aanwijzingen

De evangelielezing kan uit Matteüs 2 (Betlehem, vluchtverhaal) gekozen worden. Openbaring 21:1-4 als tweede lezing geeft het perspectief van het nieuwe Jeruzalem. Hier ligt het accent op de terechtgebrachte samenleving waar God bij de mensen woont.

Liederen: Psalm 122, 147; Gezang 28, 114, 129, 103 (1), 480 (5), 490; T 208.

Geraadpleegde literatuur

Horst Seebass, Biblischer Kommentar Altes Testament Band IV/3, Neukirchen-Vluyn, 2007, levert veel exegetisch materiaal. Over de plaats en duiding van Numeri: Maarten den Dulk, Vijf kansen. Een theologie die begint bij Mozes, Zoetermeer, 1998; F.W. Marquardt, Eia, wärn wir da. Eine theologische Utopie, Gütersloh, 1997 geeft naar aanleiding van Numeri 35:9ff. een verhandeling over de stad (172 e.v.).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken