Preekschets Prediker 7:18
Prediker 7:18
Elfde zondag na Pinksteren
Houd het ene vast en laat het andere niet los.
Dat is het beste, want wie ontzag voor God heeft,
ontsnapt aan al te veel rechtvaardigheid en ook aan al te veel onrechtvaardigheid.
Schriftlezing: Prediker 7
Uitleg
Prediker zegt niet in ieder hoofdstuk hetzelfde en zo nu en dan spreekt hij zichzelf ronduit tegen. Wat moeten we met al die zwartgallige opmerkingen over rouw beter dan feestrumoer en droefheid beter dan vrolijkheid? Zeven keer raadt Prediker aan toch vooral te genieten, maar hier slaat hij die sombere tonen aan, waardoor lezers in hem toch vaak een cultuurpessimist hebben gezien. Waarschijnlijk heeft Prediker in 7:1-14 een aantal in zijn tijd bekende wijsheidsspreuken aan elkaar geplakt en tussen de regels door van commentaar voorzien. Voor ons is het heel moeilijk te onderscheiden wat hij daarbij nu wel en wat hij niet precies meent. Wat is het spreekwoord en wat zegt Prediker zelf? (vgl. 6:9-11) Ik denk niet dat veel mensen meteen hartelijk zullen instemmen met dit soort naargeestige adviezen. Komisch vind ik wel een beeldspraak waarin het lachen van dwaze mensen wordt vergeleken met het knetteren van dorens onder een pot. Prediker wijst op de waarde van de voltooiing van de dingen. Het leven is een geheel waarin vroeger en nu onlosmakelijk verbonden zijn en je leeft nu. Het heeft geen zin eindeloos over de toekomst te gaan speculeren. Goede en slechte dagen vormen samen nu eenmaal één reliëf, waarbij de slechte momenten de achtergrond vormen waardoor het goede naar voren komt. Het is voor Prediker een blijk van wijsheid het laatste oordeel aan God over te laten.
Direct na dit raadselachtige stuk staat een gedeelte dat Prediker een heel slechte naam heeft bezorgd. Prediker 7:15-22 is wel opgevat als het bankroet van alle ethiek (o.a. door Lauha). Nu gaat hij werkelijk alles relativeren, ja zelfs ‘nivelleren’. Hier blijkt volgens mij dat hij in 7:1-14 met al die moralistische mensenwijsheid zit te spotten, want nu blijkt ineens niets meer wat het lijkt te zijn. Tot schrik van ernstige lezers, die misschien juist hadden ingestemd met het eerste stuk, lijkt Prediker nu een plat compromis tussen rechtvaardigheid en slechtheid aan te bevelen. Ik vraag me af of zij hem goed begrepen hebben. Ik zie eerder een ragfijn spel van ironie en levenswijsheid. Zoals steeds zoekt Prediker zijn uitgangspunt in de werkelijkheid zoals deze zich afspeelt, niet in een of ander ideaal dat door strenge boetepreken tot stand zou kunnen komen. Ieder fanatisme in dit opzicht wordt door Prediker de kop ingedrukt. Er is voor hem geen vaste ethisch vaststelbare bodem waarop zo’n moraal gebaseerd zou kunnen worden. Het absolute onderscheid tussen goed en kwaad wordt zodoende door hem inderdaad verworpen. Maar ik proef hierin geen cynisme of een weigering de mens als zondaar voor God serieus te nemen.
‘Hoe kun je al te rechtvaardig zijn?’ hebben sommigen zich afgevraagd. Maar dat kan heel goed. Als mensen hun eigen handelen boven de wet gaan stellen, omdat zij kennelijk degenen zijn die de waarheid in pacht hebben, verheffen zij hun rechtvaardigheidsideaal tot absolute hoogte. Terroristen spelen in die zin zelf voor God, omdat zij menen het recht te hebben anderen het leven af te nemen omwille van het ideaal waarvan zij geloven dat God dit wil. Maar wij zelf kunnen in die zin ook onze omgeving terroriseren, wanneer wij menen de waarheid in pacht te hebben en ons, al is het in gedachten, altijd boven anderen verheffen.
Hoofdstuk 7 van het boek Prediker eindigt met opnieuw raadselachtige teksten over ‘de vrouw’, die bij eerste lezing wel weerstand zullen oproepen. Prediker is van vrouwenhaat beschuldigd en dat terwijl hij elders zijn (mannelijke) lezers juist oproept samen met een vrouw te genieten (Pred. 9:9). Vrouwen hebben de naam mannen van de wijsheid af te houden. Zou Prediker hier misschien niet vrouwen in het algemeen bedoelen, maar bepaalde vrouwen met slechte bedoelingen in het bijzonder? Het lijkt het er meer op dat het helemaal niet over concrete vrouwen of een bepaalde vrouw van vlees en bloed gaat, maar eerder over een figuurlijke betekenis van ‘vrouw’, die de eerste studenten van Prediker direct zullen hebben begrepen. En dan kun je twee kanten uit. Er is gedacht aan ‘Vrouwe Dwaasheid’, maar merkwaardig genoeg ook aan ‘Vrouwe Wijsheid’. Beide, dwaasheid en wijsheid, worden in het Spreukenboek wel als vrouw gepersonifieerd. En dan wordt het opnieuw een woordenspel vol dubbele bedoelingen. Oprecht wijsheid zoeken kan niet verkeerd zijn, maar er fanatiek achteraan jagen totdat je de wijsheid in pacht meent te hebben is een illusie die alleen dwazen kunnen koesteren. Deze vrouwe doet zich misschien als wijsheid voor, maar het is Vrouwe Dwaasheid in eigen persoon. Het gaat dan over het verslavende karakter van het zoeken naar een wijsheid die toch nooit wordt gevonden.
Aanwijzingen voor de prediking
Mij spreekt de gematigde houding van Prediker, dat zoeken naar een soort middenpositie, buitengewoon aan. Natuurlijk gaat er kwaad schuil in een al te nadrukkelijk streven in deze wereld rechtvaardig te zijn. Wie altijd het naadje van de kous wil weten, gaat op den duur over lijken. Osama bin Laden meende vast en zeker dat hij Allah een heel grote dienst bewees en dat hij het recht had alles wat in deze wereld vies en voos is, uit de weg te ruimen. Er is in de wereldgeschiedenis onvoorstelbaar veel leed aangericht steeds wanneer mensen besloten de rotte plekken te gaan wegsnijden uit de samenleving. Het is mij te gemakkelijk om in deze pogingen direct kwade bedoelingen te zien. Dat is juist de ellende. De Inquisitie is opgericht om de kerk te zuiveren. Velen zijn aan de kruistochten begonnen omdat zij werkelijk geloofden dat God van hen vroeg het heilige land van de moslimoverheersing te redden. Het ‘Deus lo vult’ is van alle tijden, de toevoeging ‘.en daarom kun je mij niet tegenspreken’ wordt meestal niet gezegd, maar wel in de praktijk gebracht. Het is een heilloze weg.
Hebben wij vandaag nog last van al te grote woorden of zijn we daarvoor als gelovigen al veel te onzeker geworden? Niet iedereen zal daarop hetzelfde antwoord geven. Wat voor Prediker blijft, is eenvoudigweg: ontzag voor God. Hier, in ontzag voor God en besef van eigen kleinheid voor Gods aangezicht, vindt Prediker de grond om zijn levenshuis op te bouwen. Het is geen garantie dat alles altijd goed zal gaan. Maar het is genoeg voor een leven waarin men goede dagen kan genieten, eenvoudigweg rekening houdend met de slechte dagen. Vasthouden aan het streven naar rechtvaardigheid zonder de realiteit uit het oog te verliezen is een levenskunst.
Wonderlijk, hoe actueel een stem van ruim 2200 jaar geleden kan klinken. Prediker is niet cynisch of nihilistisch. Zijn zakelijke nuchterheid en oprecht beleden onzekerheid voeren tot een diepzinnige situatie-ethiek. Weeg wat je als kwaad ziet en wat je als goed beleeft eerlijk tegen elkaar af en probeer verder zo goed mogelijk te leven. Weeg in dit opzicht reëel je eigen beperkingen mee en houd rekening met God. Maar verder? Er komen geen briefjes uit de hemel dwarrelen waarop staat hoe mensen hun levenshuis moeten inrichten. Bouwen op vaste grond betekent wel: rekening houden met God en zijn geboden, maar kan nooit inhouden dat wij zonder er bij na te denken, zonder oog voor iedere nieuwe situatie wat als Gods geboden te boek staat blindelings moeten uitvoeren. Dit is waarschijnlijk niet het stoere christian leadership waar evangelicals op zitten te wachten. Laat het zo zijn.
Mogelijk zit er een voor ons wat moeilijk herkenbaar spel van dubbele bodems in de tekst, te vergelijken met de paradoxale uitspraak van Socrates die zegt dat hij tenminste weet dat hij niets weet. Dat is, wonderlijk genoeg, juist wijsheid. Aan de hand van allerlei vooroordelen en karikaturen en ronduit vrouwonvriendelijke platitudes speelt Prediker hier een sterk ironisch getoonzet woordenspel. Hierin schuilt een bespotting van mannen die zich wel heel wijs voordoen, misschien vol gewichtige verering voor Vrouwe Wijsheid zware gesprekken voeren, maar in de ogen van Prediker in werkelijkheid gevangen zitten in het klapnet van een heel andere vrouw: Vrouwe Eigenwijsheid. We kunnen ons er iets bij voorstellen, in de politiek, in de bedrijven, in familieverband, in de kerk. Functies veranderen. Apen zitten op rotsen. De kerk zingt in de samenleving heel wat toontjes lager dan vroeger. Het grote dikdoen echter is gebleven.
In dit opzicht is zelfspot Prediker niet vreemd. Tenslotte is zijn eigen naam ‘Qoheleth’, een Hebreeuws woord met een vrouwelijke uitgang en als er in Prediker 7:27 staat: ‘zegt Prediker’ staat het werkwoord ‘zeggen’ zelfs in de vrouwelijke vorm. Geeft hij daarmee aan dat zelfs zijn eigen wijsheid zo nu en dan al te eigenwijs gaat klinken? Je kunt in ieder geval wel degelijk al te rechtvaardig zijn, dat wil zeggen: mensen opofferen aan je oprecht gemeende streven rechtvaardig te zijn. Het is hoogmoed te denken dat in dit opzicht je menselijke kennis en capaciteiten niet zijn begrensd. Het menselijk vermogen goed te doen is beperkt en het is alleen maar wijs daarmee rekening te houden. Eenvoud en bescheidenheid zijn daarom sierlijke eigenschappen. Het kwaad bestaat. Nooit zullen mensen het kunnen uitroeien. Dat kan niet omdat in het kwaad zelf het reliëf wordt gevonden waarin ons leven zich afspeelt. Mensen leven nu eenmaal met donker en licht.
Liturgische aanwijzingen
Andere mogelijke schriftlezingen: Jacobus 3:16-18 en Lucas 6:46-49. Liederen: Tt 4; 102; 207; Gezang 478:1, 4 en 7; 22:1, 2, 4 en 6 en 326:1, 3, 4 en 5 (LvdK). In deze dienst zou de Maaltijd van de Heer gevierd kunnen worden.
Geraadpleegde literatuur
G.Th. Rothuizen, Scherven brengen geluk. Het ethos van Prediker, Baarn 1983, 79-90; H.L. Strack en P. Billerbeck, Kommentar zum Neuen Testament aus Talmud und Midrasch III, München 1926, 270. Zie verder: 1 augustus.