Preekschets Psalm 50:14,23
Psalm 50:14, 23
Tiende zondag na Pinksteren
‘Breng God een dankoffer en doe watje de Allerhoogste belooft.’
‘Wie een dankoffer brengt, geeft mij alle eer,
wie zo zijn weg gaat, zal zien dat God redt.’
Schriftlezing: Psalm 50
Het eigene van de zondag
Voor deze zondag een minder bekende psalm van Asaf. Een psalm die veel mogelijkheden biedt voor de prediking: het gaat over liturgie, over godsbeelden, over godsdienst.
Uitleg
Psalm 50 verplaatst ons naar een rechtszaal, waar God als rechter het oordeel gaat uitspreken over zijn volk. In klassieke termen wordt zijn verschijning beschreven. Zijn aanklacht tegen Israël in één woord worden samengevat: contractbreuk. God heeft een verbond met zijn volk en daar horen afspraken bij: over de relatie met God en met de naaste. Beide komen in deze psalm aan de orde.
Eerste ronde: wat is er mis tegenover God? Het gaat niet goed met de offers, zegt God. Waarom? Te weinig offers, of de verkeerde offers, of misschien niet de juiste rituelen als je het offer brengt, of misschien de verkeerde woorden uitgesproken bij de offers? Nee, te veel offers. Te veel offers, dat ook nog? Je kimt toch nooit genoeg aan God offeren?
De stem van de Heer klinkt heel sarcastisch: ‘Eet Ik stierenvlees, drink Ik bokkenbloed?’ Denk je dat je mijn honger kunt stillen? Denken jullie: als we nu maar voldoen aan onze verplichtingen? Als je alleen maar doet wat er gedaan moet worden, dan is elk offer eigenlijk al te veel.
Tweede ronde: de naaste. God zegt: jullie maken geen onderscheid tussen mensen. Nee, dat wil niet zeggen dat je discrimineren moet, maar je moet wel weten wie de mensen zijn met wie je omgaat. Als je omgaat met dieven en overspeligen word je zelf ook zo. En eeuwen later zegt Jakobus (1:19-27): als iemand denkt dat hij godsdienstig is maar daarbij zijn tong niet in toom houdt, dan is zijn godsdienst waardeloos. God heeft er niets aan en de naaste ook niet. Zulke godsdienst is nergens goed voor.
Dat is een duidelijke aanklacht: over de verhouding tot God, over de verhouding tot de naaste.
Vervolgens horen we hoe het allemaal zo gekomen is. In onze rechtspraak is dat vaak een psychiatrisch rapport met de achtergronden en zo. Hier wordt dat rapport uitgebracht door God zelf. Hij legt duidelijk de vinger bij de zere plek. Het is slechts één vers, maar daar draait alles om: ‘Je denkt toch niet dat ik ben als jij?’ De vertaling van 1951 is hier wat vrijer, maar geeft duidelijker de bedoeling weer: ‘Gij beeldt u in dat ik geheel en al ben zoals gij.’ Daar zit het probleem: een verkeerd beeld van God. Als mensen een verkeerd beeld van God hebben, gebeuren er altijd ongelukken. De mens schept God naar zijn beeld en zijn gelijkenis. Maar dat is de omgekeerde wereld, want de mens is geschapen naar Gods beeld en Gods gelijkenis. Wij denken dat God is zoals wij zijn. Hoe zijn wij dan? Wij, mensen, zijn concurrenten. Wij stellen onze eigen belangen veilig ten koste van anderen. Daardoor hebben wij ook zo’n beeld van God. Want als wij ons moeten handhaven tegenover elkaar, dan moeten we dat ook tegenover God. En God zal zich dan ook wel moeten handhaven tegenover ons. Als wij concurrenten zijn van elkaar, dan zal God onze concurrent wel wezen. Een concurrent, die we te vriend moeten houden met onze offers, met onze rituelen, met onze liederen en gebeden. Maar dat is puur heidendom. Zo gaan heidenen om met hun góden: als je nu maar veel offert, als je nu maar vaak offert, dan zijn ze tevreden. Houd je ze te vriend, dan krijg je een goede oogst, gezondheid en een lang leven. Want als mensen concurrenten zijn, zien ze hun góden ook als concurrenten. De God van Israël is anders. Die wil zo niet met mensen omgaan. Hij wil een relatie met mensen hebben, een verbond, op gelijk niveau.
‘Breng God een dankoffer en doe wat je de Allerhoogste belooft,’ zegt Hij. Sommigen vertalen: gelofteoffers, want gelofteoffers hebben te maken met doen watje beloofd hebt. Daar begint het mee, daar wordt God door geëerd, door gewoon te doen wat je afgesproken hebt.
Maar er is meer: we horen dat God ook wordt geëerd doordat je Hem aanroept in tijden van nood. Hoe dat? Uitleggers zeggen: als je God te hulp roept, redt Hij je en dan breng jij een dankoffer en dan krijgt Hij zijn eer. Dat is waar, maar het begint al eerder. Op het moment dat mensen in hun nood God aanroepen, wordt Hij geëerd. Hij wil erbij zijn, Hij wil datje Hem aanroept, datje vraagt om hulp. Dan komt Hij tot zijn eer, als je Hem aanroept in de benauwdheid. Jesaja zegt: ‘In al hun benauwdheid was ook Hij benauwd.’ Dat wil Hij. Als jij roept, met jou meeroepen. Als jij lijdt, met je mee lijden. Wie God er zó bij haalt eert Hem. In de oude catechismus komt het gebed aan de orde bij de dankbaarheid. Terecht, want bidden is God eren.
Ten slotte: de psalm loopt niet uit op een vernietigend oordeel, maar op vrijspraak: ‘Wie lof offert, eert mij en baant de weg, dat ik hem Gods heil doe zien.’ Met andere woorden: het heil van God is er al, het ligt al klaar. Maar dat wij, mensen, het niet zien, dat ligt aan de wegen die wij kiezen, omdat het verkeerde wegen zijn, of omdat we verdwaald zijn, of omdat we op een doodlopende weg zitten. Hoe kom je weer op de goede weg? Psalm 50 zegt: als je lof offert, als je God laat zien waar het om gaat in je leven, als je Hem eert. Door Hem erbij te roepen en door je naaste niet te laten stikken.
Aanwijzingen voor de prediking
De psalm leent zich bij uitstek voor een narratieve inzet. De beelden zijn indringend en aansprekend. Verplaats de hoorders naar de rechtszaal. Laat ze de spanning voelen die de psalm van het begin tot het eind beheerst. De teleurstelling van God, zijn sarcasme, maar ook zijn bewogenheid. En natuurlijk zijn analyse: jullie hebben een verkeerd beeld van mij!
In de toepassing zijn diverse accenten mogelijk, die elkaar niet uitsluiten, maar aanvullen. Een daarvan werk ik wat verder uit.
-
Het verbond van God met ons. Je houden aan de afspraken; geen contractbreuk plegen. De psalm biedt aanknopingspunten genoeg daarvoor.
-
Liturgie, eredienst: hoe komt God tot zijn eer, als de naaste in de kou blijft staan?!
-
Het Godsbeeld: als mensen een verkeerd beeld van God hebben gaat het altijd fout. Hitler zag God als de Voorzienigheid, die hem geroepen had om orde op zaken te stellen. En zes miljoen Joden gingen de gaskamers in, door een verkeerd beeld van God.
-
Het gebed: door God te hulp te roepen, eer je Hem.
-
Het concurrentiedenken, tegenover God, tegenover elkaar.
-
Ten slotte biedt de psalm een goede gelegenheid om iets te zeggen over de vraag: gaat het nu om God of om de naaste? Soms zeggen mensen: als we in de kerk alsmaar horen over de naaste, dan gaat dat ten koste van de eer van God. Ook deze psalm maakt duidelijk dat dat onzin is. Dan denken we weer in het concurrentieschema. Dan is het weer die God van het concurrentiedenken. Dan projecteren wij ons eigen beeld op God. Maar Hij heeft ons geschapen naar zijn beeld. Hij is bondgenoot, geen concurrent. En als Hij mensen schept naar zijn beeld, zijn ze bondgenoot, moeten ze als bondgenoten met elkaar omgaan. Mensen dienen, mensen eren, mensen tot hun recht laten komen, dat nooit ten koste van Gods eer gaan. Waar mensen zo met elkaar omgaan, daar komt Hij tot zijn eer, want dat heeft Hij gewild, daar heeft Hij hen voor gemaakt.
Wat is de ware godsdienst? De ware godsdienst is daar, waar mensen God dienen als hun bondgenoot en met elkaar omgaan als bondgenoten. Bevrijd zijn van het denken in concurrentie en in macht. God zien zoals Hij werkelijk is: de bondgenoot van mensen, betrouwbaar.
Liturgische aanwijzingen
Jakobus 1:19-27 over het dienen van God en de naaste als de ware godsdienst leent zich uitstekend om de lijnen vanuit de psalm nog eens te accenturen. Psalm 50 moet zeker gezongen worden; met een keer voorspelen lukt dat heel goed. Als glorialied is Gezang 434 heel geschikt; wie kiest voor verootmoediging Psalm 51:6, 7 als schuldbelijdenis laten zingen en Psalm 66:5 na de lezing van de geboden. Verder denk ik aan Psalm 40:3, 7 en Psalm 118:10. Van de Gezangen: 322 (onze offeranden) en 473 (ons leven in dienst van God).
Geraadpleegde literatuur
Zie 13 juli. Het commentaar van Nico Ridderbos (KV) biedt in 20 bladzijden een degelijke en zorgvuldige uitleg van deze psalm, die ook zeer inspirerend werkt. Kort, maar krachtig is de uitleg van Nico Tromp (Psalmen 1-50, KBS/VBS, 2000). Verder Waaijman (Psalmen om het uitroepen van de Naam, Kampen 1991).