Preekschets Psalm 84:6
Psalm 84:6
Dertiende zondag na Pinksteren
Gelukkig wie bij u hun toevlucht zoeken,
met in hun hart de wegen naar u.
Schriftlezing: Psalm 84
Het eigene van de zondag
Dit is de achtste zondag van de zomer, veel mensen zijn deze en de komende weken op weg. Ze komen net terug van vakantie, van ‘weg’ geweest, ze gaan onderweg’, of hun geliefden, kinderen, ouders zijn ‘weg’. De keuze viel dus op vier zondagen psalmen-voor-onderweg, de pelgrimspsalmen. Psalm 121 is dan eigenlijk een goed begin, maar die kunt u al vinden in Postille 57. Wie dus vijf zomerweken met onderwegliederen wil bezig zijn, deze als eerste ‘onderwegdienst’ gebruiken. In de uitleg zal hopelijk duidelijk worden dat ook de thuisblijvers altijd onderweg zijn, en als het gelovige mensen zijn, zijn het tevens pelgrims van de Heer.
Uitleg
Dat Psalm 84 een pelgrimslied is, is niet vanzelfsprekend. Het opschrift vermeldt niets van deze aard, zoals de liederen hamaaloth 120-134 dat wél doen. Waar de homileet dit exegetisch wissel passeert, zal dat moeten geschieden op grond van de tekst zelf. Ook het woordje ‘pelgrim’ komt in deze tekst niet voor, nergens trouwens in de gehele bijbel!
Dat ik deze psalm toch schaar onder de pelgrimsliederen komt in eerste instantie door de berijming in het Liedboek bij vers 4: ‘Waar alle pelgrims binnengaan om voor Gods aangezicht te staan.’ Ook de vertaling van Gerhardt en Van der Zeyde is helder: ‘Gelukkig de mensen die sterk zijn in u, met de pelgrimsweg in hun hart.’
Volgens Booij is het mogelijk dat het gaat om een koningslied, waarbij de koning (messias, gezalfde) het verlangen uit om door Jhwh te worden aanvaard. Een wijze synthese geeft de doorslag: de ‘ik’ in dit lied voelt zich verbonden met de pelgrims, gekomen aan het eind van hun tocht.
Ook Waaijman, Kraus (Pilgerlied vor den Toren des Heiligtums) en ThIB zijn de mening toegedaan, dat hier de gevoelens bezongen worden van mensen onderweg, mensen met verlangen, mensen die onderweg van alles meemaken en meegemaakt hebben.
Psalm 84 is een vroege psalm, in ieder geval pre-exilisch: de tempel staat in Jeruzalem en de dichter is daar niet. Het gebruik van verschillende Godsnamen Jhwh, Elohim Sebaóth en God van Jakob is opmerkelijk: het Godsbeeld is blijkbaar nog diffuus én rijk.
Ook al gaan we uit van de tekst van de NBV, dan is het leerzaam om te vergelijken met andere vertalingen. De tekst van de Hebreeuwse psalm stelt vertalers namelijk voor enkele forse problemen. Ik wijs op vers 4, bij uw altaren?; vers 11, één dag bij U is beter dan duizend elders?; vers 12, genade en glorie schenkt ons (?) de Heer. De indeling is daarentegen wel helder, ook al deelt de NBV dit lied in wel vijf delen. De meeste uitleggers zijn het erover eens, dat het om twee delen, stanzas gaat, waarbij de scheiding ligt tussen de verzen 8 en 9. De tekst zelf maakt dat duidelijk: de dichter spreekt eerst over ‘zij’, de andere pelgrims, en daarna over ‘ik’ en ‘mijn’. Deze regiewisseling in de prediking van grote betekenis worden.
De inhoud van het geheel wordt mijn inziens grotendeels bepaald door het driemaal gebruik van asri adam, gelukkig de mens of gelukkig zij, die… Heel de psalm is een heen-en-weer tussen alle oergevoelens: verlangen en vinden, heimwee en thuiskomen, klacht en kracht. Het geluk wordt gevonden bij de levende God, el-chai. Waar de tijd van de pelgrimsreis gesitueerd wordt in het najaar, als de milde regens vallen (vs. 7), dus rond het Loofhuttenfeest, dan is ook een poëtische Franse vertaling diepzinnig: God van het leven. Pensee et corps chantent joie vers Dieu de vie.
Aanwijzingen voor de prediking
Twee invalshoeken zijn zeker mogelijk: een opmerkelijk voorval van mensen onderweg. In krant, televisie of gebeurtenis uit eigen omgeving zal de predikant zeker iets kunnen vinden.
Wat maken mensen allemaal niet mee als ze op reis gaan… Waarom ga je dan ook op reis? De grote filosoof Immanuel Kant woonde zijn hele leven in het kleine stadje Koningsbergen, het huidige . ‘Alle ellende is begonnen, toen de mensen zich gingen verplaatsen,’ beweerde Kant. Hij is dan ook nooit ergens anders geweest, terwijl zijn geest universeel was.
Men ook gewoon met de deur in huis vallen: met welke mensen gaan we vandaag in Psalm 84 op reis? Zeker als enkele coupletten hiervan zojuist gezongen zijn, is de aansluiting eenvoudig en natuurlijk in het geheel van de dienst. Het zijn mensen van ongeveer 2500 jaar geleden, op reis naar Jeruzalem, naar het Loofhuttenfeest. Het zijn pelgrims, ze hebben misschien wel een beetje vakantie, maar tegelijk zijn ze op bedevaart. Op reis naar God.
Waarom? Ze zijn op zoek naar geluk, het zijn gelukzoekers, driemaal staat het er!
Dus wellicht is de afstand tussen hen en ons, van 2500 jaar, van Israël naar Nederland eigenlijk niet zo groot als het lijkt. Op reis naar het geluk, onderweg naar Huis, naar de God van het leven.
Wie denkt dat hij of zij daar niet bij past, die kunnen we iets moois vertellen. Want onder alle vreemde vogels trekken hier ook op de mus en de zwaluw. Ook zij komen thuis bij God. Niet de pauw of de adelaar, niet de roofgier of de paradijsvogel, nee, de gewone huismus en de boerenzwaluw, die straatjongen, die huismoeder. Aldus Willem Bamard: ‘Ik vind dat zeer bemoedigend.’
De inhoud van oer-gevoelens geeft aanleiding tot ten minste drie invalshoeken. Eerst: de dichter vindt het allemaal heel natuurlijk: ‘Wat zou mijn hart, mijn lev, nog liever wensen?’ De dichter heeft er, modem gezegd, een goed gevoel over, dat hij op weg is naar God en met God. In de preek is dat natuurlijk de vraag: kunnen we dat zomaar van onszelf zeggen? Maakt de psalm het niet te mooi? In een tussen-haakjes de predikator even geduld vragen van de hoorder, er komt zo wel een ander geluid uit datzelfde lev. Het hart kent vele uitingen. Men ook met enige vanzelfsprekendheid zeggen, dat dit natuurlijke gevoel en geloof er slechts één van de 150 is. Volgende week komt u maar weer, dan is er een heel andere psalm voor onderweg. Vandaag is het natuurlijk, dat we op onze levensweg met God gaan, we komen ergens vandaan, we gaan ergens naar toe. En onderweg is er geluk, volheid, schoonheid, puur genieten van de levende God, en van het leven dat deze God geeft. Het leven is soms tov, goed!
Het tweede is, dat deze pelgrims onderweg veel emoties kennen. Wie gevoel heeft voor mystiek, met Waaijman zeggen, dat het de pelgrimsweg van binnen is. Dus ook wie gewoon thuis is, in een klooster, altijd in eigen dorp of stad, iedereen is pelgrim; iedereen deze weg afleggen: verlangen, smachten, jubelen, zoeken, veilig zijn, geluk hebben en thuiskomen. De emoties vinden hun plek in het hart: in het hart zijn immers de wegen naar U (vs. 6). Daarom déze kerntekst als centrum van het geheel. Ook het dorre dal bestaat, het Bakadal; de Franse vertaling maakt er een tranendal van, vallée des larmes. Pastoraal vergezocht is het niet… Merkwaardig is dat juist dit dorre tranendal soms een oord van bronnen wordt. Voorzichtigheid is hier geboden: de constatering dat het zo gaat onder ons, pelgrims, is ruim voldoende. Mensen herkennen het in hun hart, of ze herkennen het nooit.
Het derde is, dat pelgrimeren een goede balans vraagt tussen enkeling en gemeenschap. De psalm geeft beide aan, de cesuur zit in vers 9. Dit is de eerder vermelde regiewisseling in de tekst: van ‘zij’ naar ‘ik’. Hier neemt de gezalfde koning, als voorganger van zijn mede-reisgenoten, het woord. Hij gaat voor in gebed. Volgens Augustinus is hier sprake van de totus Christus: de gehele Christus is aan het Woord: Jezus én de gemeente (vgl. Schrama, 13w, Schuman, 12w).
Daar gaan ze dus allemaal, die hele stoet pelgrims van alle eeuwen. En wij vragen: waarheen gaat de reis? Waarheen, pelgrims, waarheen gaat ge? Jezus en Petrus en Paulus onderweg, wat heb je meegemaakt? Hoe ben je aangekomen? Luther en moeder Teresa, en mijn opa en mijn vriend of vriendin? Zijn ze gelukkig geworden tijdens hun levensreis, zijn ze uiteindelijk Thuis gekomen, bij de God van het leven? Ze zijn voortgegaan, niet van klacht tot klacht, maar van kracht tot kracht. Gelukzoekers worden dan geluk vinders.
Liturgische aanwijzingen
De Orde voor het morgengebed is, naast de gewone Zondagmorgendienst, zeker een mogelijkheid om als gemeente enkele weken te wagen. De psalm en de meditatieve preek komen in zo’n sobere dienst zeker tot hun recht. DB I, pag. 962-964, aan te passen naar eigen inzicht.
Liederen: Psalm 84; Gez. 381; 442; 459; 441:2, 5, 6; lied 232, Joh. de Heer; het zijn alle pelgrimsliederen. Voor de zomertijd: Tr Lied 197.
Als tweede lezing is er keus genoeg in het Nieuwe Testament: onderwegverhalen van Jezus en zijn leerlingen met name. Ik koos voor het beroemde gebeuren dat Saulus/Paulus onderweg overkwam in Handelingen 9:1-9.
Geraadpleegde literatuur
Willem Bamard, Psalmgetier. Gepeins bij psalmen, Zoetermeer 2004; Th. Booij, Psalmen III, POT, Nijkerk 1994; Olivier Cadiot, Psaumes, Bayard 2001; H.J. Kraus, Psalmen II, BK, Neukirchen 1966; Martijn Schrama e.a., Aurelius Augustinus. Zoals het hart verlangt; preken over de Psalmen, Zoetermeer 2001; N.A. Schuman, ‘Preken over Psalmen, een schets’, in: Postille 55, 7-16, Zoetermeer 2003; Kees Waaijman, Mystiek in de psalmen, Baam 2004; The Interpreters Bible, ThIB, Nashville 1955.