Preekschets Spreuken 30:15-16
Spreuken 30:15, 16
Drieëntwintigste zondag na Pinksteren
De bloedzuiger heeft twee dochters: geef, geef! Deze drie zijn onverzadelijk, vier zeggen nooit: Het is genoeg: het dodenrijk en de onvruchtbare schoot, de aarde die nooit van water verzadigd wordt, en het vuur dat nooit zegt: het is genoeg!
Schriftlezing: Spreuken 30:1-16
Liturgische aanwijzingen
In tekst en preek komen vier machten duidelijk in beeld. Het verdient aanbeveling dat die in de voorbeden gerichte aandacht krijgen. Geschikte liederen zijn: LvdK Psalm 23; 49; 62; 131; Gezang 33; 75; 92; 171; 466. Johannes 6:32-40 en 1 Timoteüs 6: 2-10 kunnen als nieuwtestamentische lezingen worden gelezen.
Uitleg
Er blijft enige onduidelijkheid bestaan over de persoon van Agur. Er zijn goede exegetische gronden om de originele lezing ‘uit Massa’ te volgen (zie Spr. 31: 1). In dat geval gaat het waarschijnlijk om een spreukenverzameling van een niet- Israëliet. Dat zet vers 3 in een bijzonder licht. Gelet op Spreuken 9:10 kan het haast niet missen of hier wordt aangeduid dat de auteur niet groot geworden is in de kennis van
De getalspreuk schijnt volgens een wel eens verdedigde theorie ontstaan te zijn uit de gewoonte raadsels op te geven. Dat is ook als onderwijsmethode erg geslaagd om een betrokken leerproces te bevorderen. Bijvoorbeeld: welke twee zeggen altijd maar ‘geef’? Kun je er ook drie vinden? Misschien wel vier! Via veel antwoordpogingen en afgewezen oplossingen ontstaat uiteindelijk de definitieve vorm van de getallenspreuk. In dit geval een samengesteld miniatuurtje, dat de onverzadigbaarheid in beeld brengt.
De context van Agurs verzameling laat zien dat hij het onheil heeft ontdekt van de zucht naar meer (8-9). Tegen die achtergrond vormen de verzen 15 en 16 in het klein een schets van de honger naar meer, die als een allesverslindende macht door het leven raast op macro- en microniveau. Dat dit ook de scopus van de tekst is, blijkt uit het woord, dat hier met ‘genoeg’ is weergegeven, een substantivum (!), dat gewoonlijk materieel bezit aanduidt.
Het is werkelijk een juweel van een miniatuurtje. Het verbindende thema is de dwingende eis ‘geef’. Hier duidelijk negatief getypeerd als de mentaliteit van de bloedzuiger. Vervolgens wordt dat basisthema trefzeker geschetst in vier centrale machten. A. Het graf heeft nooit genoeg. Altijd is er ruimte voor meer doden. Daarom gaat de mond van het dodenrijk altijd weer open (Spr. 27:20). B. Diep in alle liefde en seksualiteit is het verlangen naar bevruchting, naar nieuw leven aanwezig. Naarmate dat verlangen onvervuld blijft, kan het een haast ontembare macht worden (zie Gen. 30). C. In het groot is het verlangen naar bevruchting aanwezig in de schoot van ‘moeder aarde’. De hitte van het woestijnklimaat creëert een onverzadigbare dorst (Ps. 63:2). D. Vuur is voor mensen altijd een fascinerend verschijnsel geweest. In veel taaluitingen wordt het als een verslindend roofdier voorgesteld (prooi). Ook metaforisch duidt het een macht aan die om zich heen grijpt (Spr. 6:27-34; Jak. 3: 5, 6).
Te midden van deze machten heeft de mens zijn plaats. De (onuitgesproken) vraag is: hoe verhoud je je als mens tot deze machten? Bewustwording is een eerste stap. Dat is wat de spreuk bereiken wil. Vervolgens is de luisteraar/leerling aan zet.
De spreuk schijnt niet meer te doen dan een beeld te schetsen van de onverzadigbaarheid. De intentie wordt meteen aan het begin neergezet: ‘geef, geef ’ zijn dochters van de bloedzuiger. Door die subtiele kleuring bevat de spreuk een niet mis te verstane impliciete waarschuwing.
Aanwijzingen voor de prediking
Wanneer zeggen wij: het is genoeg? De nieuwere versie lokt. Het volgende model is al weer uit. Als de groei stagneert, slaat iedereen alarm. Nooit zetten wij een punt. Agur leert ons dat te doorzien. Er is ook zoiets als de economie van het genoeg. En dat gaat dieper dan alleen economie. Dat is een levenshouding.
Deze tekst biedt de kans om de hoorders met nieuwe ogen naar de werkelijkheid te laten kijken. Het is belangrijk dat zij in het concrete leven ontdekken hoe allesverslindende machten die werkelijkheid vaak bepalen. A. Er komt maar geen eind aan de aanslagen, aan het zinloze geweld in het groot en in het klein. De dood eist telkens opnieuw met onverzadigbare honger. B. Misschien is voor veel hoorders de onvruchtbare schoot vandaag meer in het algemeen de vrouwenschoot geworden. Maar wat Agur tekent als het ongestilde verlangen naar vervulling in liefde, is diep in onze cultuur herkenbaar gebleven. C. De aarde is in een agrarische samenleving, meer dan in de onze, de moederschoot op een onpersoonlijke schaal. Maar het beeld dat de van droogte gescheurde grond in Kanaan vertoonde, herhaalt zich in de tv-beelden van hongerend Afrika waar de woestijnen oprukken. D. Vuur dat om zich heen grijpt en alles verteert, is een macht die in haar concrete vorm en in haar metaforische gebruik een bedreiging vormt voor de mens.
Wat doet het met ons, als die machten om ons heen door de wereld razen? Is het mogelijk ons te ontworstelen aan de mentaliteit van de bloedzuiger? De tekst mag in de preek tot een spiegel worden. Is het herkenbaar dat het eindeloos verlangen naar meer ons leven verteren kan en soms ook werkelijk verteert?
Een bijzonder aspect is verbonden aan het woord over de onvruchtbare schoot. Voor hoorders, die uit hun eigen leven of omgeving onvruchtbaarheid kennen, kan de spreuk pijnlijk zijn. Het lijkt ook weinig fijnzinnig, zoals de aarde en de onvruchtbare schoot in één adem genoemd worden. Als dit op subtiele wijze woorden krijgt in de preek, kan tegelijkertijd herkenbaar worden dat verlangen naar kinderen ook een obsessie kan worden, die een diepe schaduw over het leven legt. Daarmee komt precies de kern van de spreuk tot zijn recht.
Deze getalspreuk is een vlijmscherpe schets van een mensheid, onrustig op zoek naar meer, naar houvast, naar vervulling. Daarmee stelt hij tegelijk de diagnose van onvervuldheid, rusteloosheid, begeerte. Strikt genomen geeft de spreuk geen echt antwoord. Maar de formulering van de diagnose laat het antwoord als in negatieve contouren doorschemeren. Een mens moet leren te leven bij het genoeg. Door dat biddend van God te vragen (8 en 9) kun je ontdekken dat je in Hem genoeg vindt.
Dit antwoord mag in de preek uitgediept worden vanuit het evangelie van Christus. Tegenover de allesverslindende honger en de niet te verzadigen dorst belooft Hij dat niemand meer honger zal hebben en niemand meer dorst zal lijden (Joh. 6). Het verdient aanbeveling dit antwoord op zijn minst met betrekking tot één van de vier genoemde machten uit te werken. De ieder leven opeisende dood vindt in Hem de overwinnaar (Joh. 11:25, 26 of Openb. 20:11-15). Het rusteloze, onvervulde verlangen dat woelt in (en buiten!) zoveel relaties (eros) vindt in het lichaam van Christus een antwoord in de gevende liefde (1 Kor. 13).
Op de bodem van de preek mag het antwoord op Agurs vraag (vers 4) hoorbaar worden. Zijn naam is