Preekschets Spreuken 4:23 – Afscheid kindernevendienst
Spreuken 4:23
Van alles waarover je waakt, waak vooral over je hart, het is de bron van je leven.
Schriftlezing: Spreuken 4:20-27
Het eigene van de zondag
Niet de gang van het kerkelijk jaar, maar de levensloop, de weg die je in leven en geloven gaat, bepaalt dit keer de aard van de dienst. Deze zondag markeren we met de kinderen die naar het voortgezet onderwijs gaan de overgang van de kindernevendienstleeftijd naar een andere fase in hun leven. Doordeweeks verandert er voor de meesten van hen veel. De overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs is groot; ineens zijn ze weer de jongsten. Op zondag verandert er eveneens heel wat: ze gaan naar de jeugdkerk of gewoon mee met de ouders naar de dienst. Ook innerlijk zijn kinderen rond de twaalf jaar volop in beweging. Hun wereld wordt groter en dat prikkelt hun nieuwsgierigheid en leergierigheid. De meesten kunnen wat abstracter denken dan voorheen. Ze gaan nu ook steeds meer vragen stellen bij de bijbelverhalen, zien tegenstellingen enzovoort. De kindernevendienst zijn ze ontgroeid, ze willen meer weten. In veel gemeenten voorziet de basiscatechese doordeweeks en de jeugdkerk op zondag in hun behoefte. In elk geval staan de kinderen op een drempel in hun leven. Het is goed om daarbij even stil te staan, om achterom te kijken en vooruit te zien. Dit krijgt vorm in een dienst die met de kinderen, ouders en kinderneven-dienstleiding wordt voorbereid. De tekst uit Spreuken is toepasselijk om kinderen wijsheid als een levensles mee te geven. Zij maakt deel uit van een reeks raadgevingen van een ouder aan een kind, van een leraar aan een leerling.
Uitleg
In het boek Spreuken wordt het leven van een mens, zoals ook elders in het Oude Testament, getekend als een weg. Een weg die God wijst, de weg van de Thora. Hoe die weg loopt en hoe je zelf die weg kunt gaan, moet je leren van kinds af aan. Dat leren vindt in Israël vooral thuis plaats (Deut. 6:6, 7).
Kinderen leren het verhaal van de weg die God met mensen gaat begrijpen als hun eigen verhaal. Zo leren ze ook zelf hun voeten op de weg te zetten.
Ook in Spreuken 4:20-27 wordt geleerd hoe een kind de weg kan bewandelen. Die weg wordt getekend als de weg der wijsheid, chokmah (4:11). Wat wordt er bedoeld met die wijsheid?
God heeft ons zijn Thora gegeven, maar om daar in de dagelijkse situatie goed mee te kunnen leven, is er chokmah, wijsheid nodig. Het is de wijsheid die je krijgt wanneer je je in vertrouwen en met ontzag tot God wendt in alles wat je doet (Firet, 74, 75). Het boek Spreuken biedt een helpende hand bij het leren van zulke wijsheid. Het gaat daarbij niet om het zomaar overdragen van wijze lessen. Uit Spreuken 4:11 blijkt hoe het Joodse leren werkt: het is erop gericht dat het kind, de leerling, net als de ouder of de leraar, zelfstandig eigen wegen weet te kiezen en zo het doel bereikt; het leven zoals God dat voor ogen heeft.
Hoe wordt er geleerd in onze tekst?
Vers 20-22 vormt een theoretische inleiding; er wordt gevraagd te luisteren naar de woorden. Daarmee begint leren: met het horen van de woorden, van Gods Woord dat doorgegeven wordt (vgl. Spr. 4:1, 2 en 4:10-13). Naast de zoon die aangesproken wordt in de patriarchale cultuur van toen, kunnen we in onze eigen context ook een dochter denken. Daarna volgt er een aantal concrete aanwijzingen hoe de leerling hetgeen hij of zij gehoord heeft in de praktijk kan brengen. Wat opvalt, is dat daarbij alle zintuigen worden ingeschakeld. De weg van de wijsheid bewandelen doe je met hart en ziel, met lijf en leden. We lezen, als we het Hebreeuws tenminste volgen, over het oor, over ogen, over het hart en het lichaam, over de mond en de lippen, over ogen en oogleden, over de voet. De nb brengt, anders dan de nbv, alle lichaamsdelen goed voor het voetlicht.
Deze lichaamsdelen moeten doen waarvoor ze bestemd zijn; ze moeten het goede doen, de rechte paden zoeken, de weg van de Thora. Als eerste wordt het hart genoemd; het orgaan waar je wil zetelt, je moed, je verlangens, het centrum van je ‘ik’. Net als het ‘Sjemah’ (Deut. 6:4vv) waarvan in de Spreukentekst een echo te beluisteren valt, begint de wijsheidsleer daarom met het noemen van het hart. In onze tekst wordt God niet genoemd, maar wel verondersteld. Als je hart niet op God gericht is, kan het mis gaan. Dan raak je van de weg af. Daarom is het belangrijk om te waken over je hart. Dat waken doe je door je de wijsheid in gedachten te brengen bij alles wat je doet. We zouden nu zeggen: door bewust en aandachtig te leven. Het waken is een bewaken tegen een macht die je van Gods goede weg afhoudt. Die macht wordt in vers 27 bij name genoemd als het kwaad, dat werkzaam is in relaties tussen mensen.
Aanwijzingen voor de voorbereiding
De dienst wordt voorbereid in twee bijeenkomsten met predikant, ouders, kinderen en kindernevendienstleiding. Zorg voor een leuke uitnodiging voor voorbereiding en dienst!
In de eerste bijeenkomst wordt Spreuken 4:20-27 voorgelezen. Iedereen heeft niet alleen een bijbel voor zich, maar ook de tekst uitgeprint in duidelijke layout. Verder ligt er voor iedereen een pen klaar. U vertelt kort en eenvoudig wat over doel en aard van de tekst.
Daarna verdeelt u de groep in subgroepen, waarbij in elk geval kinderen met eigen ouder(s) bij elkaar zitten. U vraagt alle deelnemers de tekst nog een keer in stilte te lezen en een vraagteken te zetten bij wat ze niet begrijpen. Vervolgens leggen de deelnemers in de subgroepen elkaar de vragen voor en proberen met elkaar antwoorden te vinden. Als er vragen zijn waarmee dat niet lukt, komen die nog plenair aan de orde. In een volgende ronde krijgt elke subgroep Spreuken 4:23 voorgeschoteld, die u vooraf voor elke groep met zo groot mogelijke letters hebt uitgeprint. Vertel, weer zo kort en zo eenvoudig mogelijk, wat er met ‘hart’ bedoeld wordt. Laat daarna de kinderen met hulp van de volwassenen bedenken en opschrijven waarvoor zij hun eigen hart willen bewaken in de nieuwe situatie in hun leven straks. Dit wordt plenair uitgewisseld. Vervolgens wordt aan de kinderen gevraagd om voor de volgende bijeenkomst samen met de ouder(s) te bedenken hoe ze hun hart kunnen bewaken en dat in een regel op te schrijven.
Tijdens de tweede bijeenkomst worden deze regels besproken. Verder wordt nu de dienst voorbereid. Elke deelnemer krijgt een uitdraai van de orde van dienst, samen worden liederen uitgekozen en taken worden verdeeld. Hoe wordt de overgang van kindernevendienst naar jeugdkerk/gewone kerkdienst vormgegeven? Een idee is een weg van papier, mooi versierd door de jongere kinderen van de kindernevendienst, met een drempel waar de kinderen die afscheid nemen overheen moeten stappen.
Aanwijzingen voor de liturgie
Kinderen kunnen kaarsen aansteken, bidden, de bijbeltekst lezen, collecteren enzovoort. Er is geen preek. In plaats daarvan spreekt elke kind na de lezing de regels uit die het opgeschreven heeft tijdens de voorbereiding. Dit moet net als alle andere gesproken onderdelen geoefend worden vóór de dienst. Na dit onderdeel kunnen de kinderen, met of zonder ouders, hand in hand over de weg van papier lopen en de drempel overstappen, terwijl de gemeente hen toezingt. Aan de ene kant van de weg kan bijvoorbeeld de kindernevendienst staan, aan de andere kant de jeugdkerk en/of de catechisanten met voor elk kind een bijbel of liedboek, kaars en bloem. Liederen: Psalm 119:1, 6, Gezang 62, T 2, 7, 9:1, 18-20, 208, Hanna Lam, awn II, 6, III, 20, Hanna Lam, Met andere woorden 24, 28. Met name 24 is geschikt om de kinderen toe te zingen als ze de drempel overgaan.
Literatuur
J. Firet, Het agogisch moment in het pastoraal optreden, Kampen, 1979, vierde druk.