Preekschets voor Israëlzondag – bij Psalm 133:1b
Hoe goed is het, hoe heerlijk
als broeders bijeen te wonen
Psalm 133:1b
Schriftlezing: Psalm 133
Het eigene van de zondag
De eerste zondag in oktober is in de Protestantse Kerk de zogenaamde Israëlzondag. Ook in de Christelijke Gereformeerde Kerken wordt op deze zondag extra aandacht gevraagd voor de relatie Kerk – Israël.
Uitleg
Vs. 1a. Psalm 133 is een lied dat hoort bij een groep psalmen die allemaal een zelfde thema hebben. Het zijn de zogenaamde liederen Hammaäloth, de psalmen 120 – 134. De NBG vertaling van 1951 noemt ze ‘bedevaartsliederen’, de NBV heeft het over ‘pelgrimsliederen’. Ze worden ook wel ‘opgangsliederen’ genoemd. Het zijn liederen voor pelgrims die ‘opgaan’ naar Jeruzalem om daar een feest te vieren of de tempeldienst bij te wonen.
‘Van David’ past in de sfeer van de twee voorafgaande psalmen. In Psalm 131 doet David afstand van eigen grootheid. Psalm 132 plaatst die nederigheid in het licht van het verlangen om een woning te vinden voor de HEER. Psalm 133 tekent de vreugde van het samenzijn in deze woning die gevonden is.
Vs. 1b. Het broederlijk samenzijn roept het beeld op van het samenkomen in Jeruzalem op de grote feesten. Gedacht kan woorden aan het Loofhuttenfeest waar men zeven dagen in een gammele hut woont, gedenkend hoe de trouw van God ook in de woestijn als een boog over hen heen welfde.
Het verbum yšb kan ‘wonen, verblijven’ betekenen, ook ‘zitten’. De terminologie komt overeen met Deuteronomium 25:5 waar in het kader van het zwagerhuwelijk gesproken wordt over twee broers die bij elkaar wonen. In Psalm 133 gaat het echter om een bij elkaar wonen van broeders als zodanig.
Dat het ‘goed’ en ‘heerlijk’ is als broeders samen wonen, geeft aan dat het niet vanzelfsprekend is. Zie bijvoorbeeld de relatie Jacob – Ezau, of Jozef en zijn broers. Het bij elkaar wonen is een feestelijke gebeurtenis die als een geschenk ontvangen wordt.
Vs. 2. De betekenis van bijeen wonen van broeders wordt geïllustreerd aan de hand van een vergelijking. Het is zoiets als de geurige olie die op het hoofd van Aäron is neergevallen en zo weer van zijn hoofd in zijn baard en zo weer ‘op de hals van zijn gewaad’. Letterlijk staat er ‘op de mond van zijn kleren’. Daarbij moeten we denken aan het gat van het gewaad waardoor men het hoofd steekt. Het meervoud ‘kleren’ of ‘gewaden’ kan duiden op de waardigheid van Aäron. Of het gaat om de halsopening van boven- en onderkleed samen. Het geheel tekent de vreugde en het plechtige moment. De omgeving deelt in de geur van vreugde en heiligheid.
Opvallend is de neerdalende beweging. De olie daalt neer, eerst op de baard van Aäron, daarna op de hals van zijn gewaad.
Vs. 3. In dit vers komen we een andere vergelijking tegen die hetzelfde wil zeggen. Ook hier komen we die neerdalende beweging tegen. Het bijeen wonen van broeders is net zoiets als de dauw van de Hermon die neerdaalt op de bergen van Sion. De Hermon in het uiterste Noorden van Israël staat bekend om zijn besneeuwde toppen en zijn waterrijkdom. De vraag is alleen hoe de dauw van de Hermon kan neerdalen op de bergen van Sion. Tussen de Hermon en Sions bergen zit ongeveer 200 kilometer. Hier spreekt de dichterlijke verbeelding die datgene wat kenmerkend is voor het Hermongebergte verbindt met de veel lagere bergen van Sion.
Dauw is een symbool van Gods zegen. Zie bijvoorbeeld Genesis 27:28, Deuteronomium 33:13, Spreuken 19:12. Alles wordt fris en doorweekt als een rijke zegen van God. Die neerdalende beweging laat zien dat het ‘goede’ en ‘heerlijke’ van het broederlijk bijeen wonen van Boven komt.
Het zo bijeen wonen van broeders is een zegen die God geeft, die Hij ‘beschikt, beveelt er te zijn’, vergelijk Deuteronomium 28:8.
Die zegen is leven in volkomen welzijn, een goed en gelukkig leven, zie onder andere Psalm 119:17, Spreuken 21:21. ‘Voor altijd’, dat is tot in de verste toekomst.
Aanwijzingen voor de prediking
Deze psalm wekt altijd een zekere vertedering. Geen wanklank wordt gehoord onder de broeders. En, voor alle duidelijkheid, de zusters horen daar ook bij, al werden ze in die tijd niet specifiek genoemd.
Het vredig en liefdevol samenzijn wordt bejubeld. In een tijd van doorgeschoten individualisme is het daarom een kritische psalm. Hoe knus het ook in een gemeente kan zijn, de verdeelde kerk laat zien dat we het samenwonen niet hebben kunnen volhouden. En dan is er nog die eeuwenoude verre afstand met onze oudste broeder, Israël… Wie ligt daar wakker van? Psalm 133 wil ons ook op dat punt kritisch bevragen.
De preek kan er toe aanzetten om met de dichter mee te dromen. De viering van het Loofhuttenfeest zou daarbij als context kunnen dienen. De broeders en zusters kijken in de loofhut in verwondering terug en vol verwachting vooruit. Ze weten uit ervaring en uit de geschiedenis: het bijeen wonen verloopt niet altijd vlot. Uit elkaar vallen is een gemakkelijker en sneller proces dan heel maken en één worden. Maar wat op dit feest zeven dagen in alle ernst gespeeld wordt, ziet uit naar de vervulling. En dan worden de beelden wakker die in de psalm worden opgeroepen.
Iemand vraagt misschien: Heeft die oudste broer wel wat met óns? Eerlijk gezegd heeft de kerk het er in haar geschiedenis niet naar gemaakt dat Israël wat met de kerk zou hebben. Maar de kerk heeft hoe dan ook wel wat met Israël. Zonder Israël zou ze niet eens kerk kunnen zijn. De zegen van God komt namelijk uit Sion.
Hier komen we bij de kern. In deze psalm klinkt de naam van Aäron, de Hogepriester, en Sion, de plaats van de tempel. De offerdienst in de tempel bracht verzoening en was een zegen voor Israël, en Jezus heeft zijn bevrijdende werk in Sion, Jeruzalem, volbracht. Het bericht van Hem is van daaruit tot ons gekomen. Het heil voor de wereld komt van Israël vandaan en is te vinden in die ene Israëliet, Jezus van Nazareth, de gekruisigde en opgewekte Heer.
Die oudste broer valt over Jezus die de kerk nu juist als haar hoogste goed beschouwt. En de kerk heeft de houding van die oudste broer niet kunnen verdragen, met alle gevolgen van dien.
Nu zijn de tijden anders. Enerzijds proberen we wat meer van die oudste broer te begrijpen. We staan ook open voor wat hij ons te leren heeft. Anderzijds baart de situatie in de staat Israël ons zorgen. Maar missen we de oudste broer ook in het bijeen wonen voor Gods aangezicht? Broers kunnen moeite met elkaar hebben, maar ze horen wel bij elkaar.
We mogen meevoelen met Paulus die diepbedroefd is en voortdurend door verdriet wordt gekweld, Romeinen 9:2 en 3. Want we missen de oudste broer als we het feest van de gemeenschap vieren rondom die Naam die vanuit Sion naar ons is toegekomen. De psalm wil verlangen wekken om in alle bescheidenheid de ander te zoeken, luisterend, dienend, getuigend met de grondhouding van verwachting waarin wordt uitzien naar wat God gaat doen. Het is God zelf die de zegen van de gemeenschap geeft.
Jezus kwam in de eerste plaats om de verloren schapen van Israël te zoeken, Matteüs 15:24. Maar als Hij zo bewogen is om de broeders en zusters van Israël, zouden de kerk het dan niet zijn? Niet als eigenwijze broer die het allemaal zo goed weet. Eerder beschaamd, en daarom bescheiden, met oprechte liefde en met ontferming bewogen. Dan worden we in de ruimte van Christus gezet. In die ruimte mag je er zijn en je leert het om blij te zijn dat de ander er ook mag zijn. En het wordt helemaal een feest als je samen met die ander dat mag vieren. Dan kun je elkaar ook kritisch bevragen. Maar het hoogtepunt is dat de Heer wordt geloofd en geprezen door christenen uit de volkeren, met Abrahams kinderen samen. Dan glanst er iets van wat komt. Daar mogen we om bidden.
Ideeën voor kinderen en tieners
Aan de hand van het Loofhuttenfeest kan verteld worden over de trouw van God en over de zegen van het bijeen wonen en het samen delen van wat ons (vanuit Israël) gegeven is.
Met tieners kan gespraat worden over de joodse achtergrond van Jezus en het bijzondere dat wij er ook bij mogen horen. Gevaar van antisemitisme kan ter sprake komen.
Liturgische aanwijzingen
Als nieuwtestamentische lezing kan Romeinen 9:1-5 fungeren.
Liederen: NLB 72:7, 122, 133, 737, 868; Evangelische Liedbundel 34a
Geraadpleegd
-
Hans-Joachim Kraus, Biblischer Kommentar Altes Testament, Psalmen 2. Teilband, Neukirchen-Vluyn 1972
-
Arthur Weiser, Das Alte Testament Deutsch, Die Psalmen II, Göttingen 1973
-
J.P.M. van der Ploeg, De boeken van het Oude Testament, Psalmen deel II, Roermond 1979
-
Th. Booij, De prediking van het Oude Testament, Psalmen deel 4, Kampen 2009
-
Kees Waaijman, Verklaring van een Bijbelgedeelte, Psalmen 120 – 134, Kampen z.j.2