Rachel huilt om haar kinderen
Luid weeklagen hoort in bijbelse tijden bij de vaste gebruiken rond een begrafenis. Soms worden daar zelfs beroepskrachten voor ingehuurd. Rachel is in dat verband een heel bijzondere figuur. Ze sterft nog voordat een van haar kinderen overlijdt. Toch laat Jeremia haar in 586 BCE, zo’n duizend jaar na haar dood, huilen om haar kinderen, en dat zijn dan de ballingen die vanuit Rama naar Babylon worden afgevoerd. En die zijn dan nog niet eens dood. Weer eeuwen later huilt zij volgens Matteüs om de kinderen die Herodes de Grote laat vermoorden in Betlehem en de wijde omgeving. Al met al een fraai voorbeeld van hoe een bijbels personage in latere teksten steeds meer betekenis kan krijgen.
Wie is Rachel?
Rachel is een jongere zus van Lea. Het zijn dochters van Laban, die zelf weer een broer is van Rebekka, de moeder van Jakob. Jakob is dus een volle neef van de twee zussen, die in het verre Paddan-Aram wonen. Zijn vader, Isaak, stuurt Jakob daar naartoe, om te voorkomen dat hij met een meisje uit Kanaän gaat trouwen, want die zouden niet deugen. Na een lange reis ontmoet hij bij een waterput het herderinnetje Rachel. Meteen kust hij haar, liefde op het eerste gezicht, en na een maand vraagt hij Laban al om de hand van Rachel. In ruil daarvoor biedt hij zijn oom aan om maar liefst zeven jaar voor hem te werken. Die jaren duren naar zijn gevoel maar een paar dagen, zo verliefd is hij op Rachel. Daarna organiseert Laban een huwelijksfeest, dat een hele week zal duren. Maar warempel, na de eerste huwelijksnacht ontdekt Jakob bij het ontwaken dat niet de bloedmooie Rachel naast hem ligt, maar Lea met haar fletse ogen. Laban heeft zijn twee dochters stiekem met elkaar verwisseld en zegt dat het in zijn streek de gewoonte is om de jongste niet vóór de oudste uit te huwelijken. Na het huwelijksfeest mag Jakob alsnog ook met Rachel trouwen als hij nog eens zeven jaar voor Laban blijft werken.
Mede daarom kon Rachel het symbool worden van alle moeders van Israël.
In die zeven jaren krijgt Lea in totaal zes bloedeigen zonen (Ruben, Simeon, Levi, Juda, Issachar en Zebulon) en ook nog eens twee zonen (Gad en Aser), die ze voor zichzelf laat baren door haar slavin Zilpa, en ten slotte krijgt ze ook nog een dochter, Dina. Hoewel Rachels naam ‘moederschap’ betekent, blijft zij lange tijd onvruchtbaar. Ook zij schakelt een draagmoeder in, haar slavin Bilha, die Dan en Naftali ter wereld brengt. Pas daarna krijgt ze zelf twee kinderen, Jozef en Benjamin. Ze worden allemaal geboren in Paddan-Aram, behalve Benjamin, de jongste. Hij ziet het levenslicht pas als Jakob met zijn twee vrouwen, zijn twee bijvrouwen en zijn kinderen compleet met veel vee, weer terug is in Kanaän, op de thuisreis naar Hebron. Deze laatste bevalling is voor Rachel heel zwaar en als het kind er eindelijk is, wil zij het Ben-Oni noemen, zoon van smart, maar vader Jakob verandert deze sombere naam in Benjamin (zoon van de rechterhand ofwel zoon van het geluk).
Wie zijn haar kinderen?
Deze rijke kinderschaar laat zien dat het niet zo duidelijk is wie nu eigenlijk de kinderen van Rachel zijn. Strikt genomen heeft ze maar twee eigen kinderen, maar binnen de toenmalige gebruiken gelden ook Dan en Naftali als de hare, en dus heeft ze er vier. Omdat Jakob Rachel steeds is blijven zien als zijn favoriete vrouw, heeft hij ook een zwak voor Jozef en Benjamin. Duidelijk is verder dat Rachel niet de moeder is van het kroost van Lea. In het boek Ruth wordt dat onderscheid nog in acht genomen. Daar is daar sprake van ‘Rachel en Lea, die beiden het huis van Israël groot hebben gemaakt’. In de latere Joodse traditie is Rachel uitvergroot tot de moeder van heel het volk Israël, net als Sara en Rebekka. Dan wordt ze Rachel Iemenoe genoemd, dat is: Rachel onze moeder. Daarbij speelt een rol dat haar zoon Jozef twee zonen kreeg, Manasse en Efraïm, die deel zijn gaan uitmaken van het noordelijke rijk Israël, terwijl de afstammelingen van haar jongste zoon Benjamin gingen behoren tot het zuidelijk rijk Juda. Mede daarom kon Rachel het symbool worden van alle moeders van Israël. Haar betekenis is dus steeds verder toegenomen en dat proces is al in de bijbel begonnen.
Rachel in Jeremia 31:15-16
Een verwijzing aan naar het verhaal over Rachels dood in Genesis 35:17-20 treffen we aan in Jeremia 31:15. Daar zegt YHWH het volgende:
Er is een stem gehoord in Rama,
een weeklacht, bitter geween.
Rachel weent om haar zonen.
Zij weigert zich te laten troosten
om haar zonen, want ze zijn er niet meer.
Rama betekent: hoogte, een hooggelegen dorp of stad, en is ook een plaatsnaam. Binnen het boek Jeremia is Rama de naam van een plaats, negen kilometer ten noorden van Jeruzalem. Vanaf die plek vindt in 586 BCE het transport plaats van ballingen uit Jeruzalem en Juda naar Babel (zie ook 40:1). In de Hebreeuwse brontekst staat: ‘zonen’, niet de meer inclusieve term ‘kinderen’. Wonderlijk is dat de aartsmoeder Rachel na ongeveer een heel millennium ten tonele wordt gevoerd als een moeder die in tranen is vanwege het droevige lot van haar verre nazaten. Ze rouwt hier overigens niet om doden, maar om nog levende personen. Zo vereenzelvigt zij zich met de fysieke moeders van ballingen uit 586. In de Targoem op Jeremia (waarschijnlijk ontstaan kort voor 300 CE) wordt Jeremia 31:15 verrijkt met latere exegetische verklaringen: de hoogte (rama) is daar vervangen door ‘de hoogste hemel’; Rachel is vervangen door ‘het huis van Israël’, wat bevestigt dat Rachel heel het volk Israël representeert. Dat Jeremia 31:15 slaat op de verwoesting van Jeruzalem door Nebukadnessar en op de daarop volgende ballingschap, wordt in de Targoem bij wijze van uitleg toegevoegd.
Jeremia 31:15 maakt deel uit van een groter geheel (Jeremia 30-33), dat het troostboek wordt genoemd, omdat hierin vele troostende woorden staan en een hoopvolle visie op de toekomst wordt gepresenteerd. We moeten de uitspraak in 31:15 dan ook in dit licht lezen. Meteen al in het volgende vers staan heel andere woorden van jhwh: ‘Huil niet langer, droog je tranen. Je zorg voor hen wordt nu beloond. Ze keren terug uit het land van de vijand. Je hebt een hoopvolle toekomst, je zonen keren naar hun eigen land terug.’
Kindermoord in Matteüs 2:13-18
Na hun bezoek aan Jezus, de pasgeboren ‘koning van de Joden’, keren de magiërs langs een andere weg terug naar huis, zonder eerst nog Herodes op de hoogte te stellen van hun bevindingen. Vervolgens krijgt Jozef in een droom van een engel te horen dat hij met moeder en kind naar Egypte moet vluchten omdat Herodes het kind zoekt te doden. In Betlehem en omgeving laat Herodes alle jongetjes van twee jaar en jonger om het leven brengen. Zo denkt hij ook het kind uit de weg denkt te ruimen dat ‘de koning van de Joden’ is. Of deze kindermoord echt heeft plaatsgevonden, wordt betwijfeld. Buiten Matteüs beschikken wij niet over bronnen die dat gebeuren vermelden. Toch past zo’n wrede actie wel bij andere gruwelverhalen over de door paranoia gekwelde Herodes. Enkele voorbeelden zijn te vinden in de Geschiedenis van de Joden van Flavius Josephus: hij zou zijn eigen zonen Alexander en Aristobulus gedood hebben uit vrees dat ze hem van de troon zouden stoten en hij zette tal van notabelen uit Jericho gevangen om die meteen na zijn eigen dood te laten doden, zodat er dan volop gerouwd zou worden, weliswaar niet om hem maar door de nabestaanden van deze onschuldige slachtoffers.
Twijfel aan het historisch gehalte van het verhaal over de kindermoord wordt ook gevoed door het verband dat er is tussen dit verhaal en Exodus 1-2. Daar gaat het over maatregelen die de farao van Egypte neemt om te voorkomen dat de Hebreeërs zo talrijk zouden worden dat zij een bedreiging zouden gaan vormen voor de eigen bevolking. In beide verhalen is er één jongetje dat aan de dood ontsnapt: de kleine Mozes en de jonge Jezus. Van beiden wordt ook verteld dat zij op een bepaald moment moeten vluchten naar een gebied waar ze veilig zijn: Jezus vrij kort na zijn geboorte en Mozes als volwassene, nadat hij een Egyptenaar van het leven heeft beroofd. Na de dood van degene die hen zochten te doden keren ze allebei terug naar het land waar zij vandaan kwamen: Mozes naar Egypte, Jezus naar het land Israël. In Matteüs worden de genoemde verbanden bevestigd door een citaat in 2:19: ‘allen die het kind naar het leven stonden, zijn gestorven’. Deze aanhaling stamt uit Exodus 4:19 waar Mozes te horen krijgt dat allen die hém naar het leven stonden, intussen dood zijn.
Rachel in Matteüs 2:13-18
Het bloedige gebeuren in Betlehem wordt door Matteüs in 2:17-18 met behulp van een vervullingscitaat gekoppeld aan de al genoemde tekst uit Jeremia 31:15. Dit citaat luidt als volgt:
Toen is vervuld wat gesproken is door de profeet Jeremia:
Een stem is in Rama gehoord,
geween en luid geklaag.
Rachel weent om haar kinderen,
en wil niet getroost worden,
want ze zijn er niet meer.
Qua details komt dit citaat soms overeen met de Hebreeuwse brontekst en soms met de Griekse vertaling, de Septuaginta. De overeenkomsten met de Hebreeuwse versie zijn in dit geval het sterkst.
Interessanter zijn de verschillen. De inleidende zin in Jeremia (‘Dit zegt jhwh / de Heer’) is hier vervangen door de vaste formule waarmee Matteüs vervullingscitaten inleidt, die in zijn evangelie veelvuldig voorkomen. Met deze formule geeft hij aan dat de vertelde gebeurtenis opgevat moet worden als de vervulling van oude profetenwoorden. Hier brengt hij het bloedbad in Betlehem in verband met het droevige lot van Rachels kinderen. Een vervullingscitaat wordt gewoonlijk ingeleid met een finale zin (‘opdat vervuld werd’). Hier is dat niet zo. In dit geval is het ‘opdat’ vervangen door een tijdaanduiding (‘toen werd vervuld’), Dit treffen we verder in Matteüs alleen aan in 27:9-10. Ook daar in een citaat dat aan Jeremia wordt toegeschreven. Deze twee vervullingscitaten staan allebei in een tekst waarin sprake is van de afwijzing van Jezus, door een machthebber, zoals Herodes in Matteüs 2:13-18 en de hogepriesters en oudsten van het volk in Matteüs 27:1-10. De vertelde gebeurtenissen zijn zo verschrikkelijk dat Matteüs de connectie met de Schrift in deze twee gevallen niet inleidt met een finale zin. Zo wil hij te kennen geven dat de kindermoord niet direct het werk is van God maar dat dit kwaad is aangericht door mensen.
Een verschil met de Hebreeuwse brontekst is verder dat de tem ‘zonen’ in Matteüs verruild is voor het meer inclusieve woord ‘kinderen’, en dat terwijl ook de Septuaginta hier – meer nauwkeurig – spreekt over ‘zonen’. Bovendien zou gezien de connecties met Exodus 1-2 de keuze voor jongetjes meer voor de hand hebben gelegen. Wellicht is het inmiddels gegroeide idee dat Rachel de moeder is van heel het huis van Israël hier debet aan. Zij is begaan met het lot van al haar kinderen.
Een opmerkelijk verschil met zowel de Hebreeuwse en de Griekse tekst is dat het laatste zinsdeel (‘want ze zijn er niet meer’) nu slaat op jonge kinderen die vermoord zijn, en niet op mensen van alle leeftijden die in ballingschap gaan, ver van huis, en die na verloop van tijd weer zullen terugkeren. Deze tekstuele omslag opent mogelijkheden om Rachel ook te laten rouwen over alle Joden die in de loop va n de geschiedenis vervolgd en vermoord zijn, met als het meest gruwelijke dieptepunt de Shoah in het christelijk Europa in de twintigste eeuw.
Het graf van Rachel
Rama kan gezien de betekenis van dat woord (‘hoogte’) voor verschillende plaatsen gebruikt worden (zie bijvoorbeeld Jozua 19:29.36 en 1 Samuël 1:1). Er zijn twee verschillende tradities als het gaat over de locatie van het graf van Rachel. In beide gevallen wordt haar graf gelokaliseerd in Rama. De eerste en waarschijnlijk de oudste traditie is dat het hier gaat over Rama, een plaatsje dat negen kilometer ten noorden van Jeruzalem ligt. Daar klonk de stem van Rachel, toen in 586 BCE ballingen van daaruit werden afgevoerd naar Babylon.
Volgens een tweede traditie ligt Rachel begraven ‘langs de weg naar Efrat, het tegenwoordige Betlehem’ (Genesis 35:20 en 48:7). Het graf ligt dan in Rama ten zuiden van Jeruzalem, op een uur of twee afstand van Betlehem. Matteüs sluit zich aan bij deze tweede traditie. Dat past ook bij het gegeven dat hij de kindermoord niet alleen laat plaatsvinden in Betlehem, maar ook in de wijde omgeving van dat stadje. Zo koppelt hij de geboorteplaats van Jezus aan Rachels graf, dicht bij Betlehem. Daarom kunnen ook volgelingen van Jezus haar in ere houden.
Ook buiten haar eigen volk laat zij zien dat rouwen een vitaal proces is.
Op die plek ligt nog steeds een gebouw, dat bekendstaat als het graf van Rachel. Dat gebouw stamt waarschijnlijk al uit de vierde eeuw CE en is later diverse malen verbouwd. Het is een plaats waar zowel Joodse vrouwen als moslima’s veelvuldig komen om onder tranen te treuren over hun geliefde doden. Het is een heilige plaats voor zowel het jodendom als voor de islam.
Bijzonder is ook dat in het Museon in Den Haag een bronzen plaquette te zien is, vervaardigd door de kunstenaar Theo van der Nahmer, met daarop Rachel die haar kinderen beweent, en daaronder in het Nederlands en het Hebreeuws de tekst uit Jeremia 31:15. Deze plaquette wil de herinnering levend houden aan de Joodse kinderen die in de Tweede Wereldoorlog vanuit Den Haag zijn afgevoerd naar vernietigingskampen. Hun namen, in totaal 2061, staan onder de plaquette. Moge hun nagedachtenis ons tot zegen zijn.
Ter afsluiting
De Rachel uit de Bijbel is een personage dat na haar dood is uitgegroeid tot een figuur die van betekenis blijft voor mensen van latere tijden. Ook buiten haar eigen volk laat zij zien dat rouwen een vitaal proces is. Als daar genoeg tijd en ruimte voor is kan het verdriet om iemands dood ook omslaan in nieuwe levenskracht. Rachel zal ook wel huilen om de slachtoffers van de terroristische aanval van Hamas op Israël op 7 oktober 2023 en om de vele onschuldige burgers en kinderen die het leven verloren door geweldsexplosies in de Gazastrook.
Literatuur
Maarten Menken, ‘The Quotation from Jeremiah 31(38).15 in Matthew 2.18’, in: Maarten Menken, Matthew’s Bible, Leuven: Peeters, 2004, pp. 143-159.
Wim Weren is hoogleraar Bijbelwetenschappen aan de Universiteit van Tilburg.
Boekentip
Klaproosmomenten
In dit prachtig geïllustreerde geschenkboek staan bemoedigende teksten voor allerlei momenten in een tijd waarin jouw grond omgewoeld wordt. De klaproos staat symbool voor momenten van moed en kracht. Ze wortelt ondergronds, vindt daar kiemkracht en komt uiteindelijk tot bloei op plekken waar je dit het minst verwacht. In dit boek worden tekeningen afgewisseld met poëtische teksten, verhalen en anekdotes over de klaproos en haar symboliek, over rouw en afscheid nemen.