Menu

None

Reacties op de Messiaanse koning

Bij Jesaja 60,1-6 en Matteüs 2,1-12

Ten tijde van het ontstaan van de messiaanse beweging rond Jezus hield men de hoop levend, dat God bevrijdend zou tussenkomen voor zijn volk. Sommigen verwachtten een koning voor de Joden, die geen marionet van Rome zou zijn, maar de luister van Israël zou herstellen. In Jezus herkent de christengemeenschap de vervulling van de goddelijke belofte aan David, al heeft men schijnbaar de historische feiten tegen. Een koning die gekruisigd wordt, in een land dat aan zijn verzet ten onder gaat. Tot driemaal toe wordt Jezus in het lijdensverhaal volgens Matteüs ‘koning van de Joden’ genoemd (Mat. 27,11.29.37). Het is de officiële aanklacht die bij het kruis hangt, het is de enige vraag die de landvoogd Hem stelt en die beantwoord wordt: ‘Bent u de koning van de Joden?’ ‘Dat zegt u.’ Het is de titel waarmee de soldaten Jezus bespotten. Met de tempel zal in 70 ook menige droom over het herstel van Israël als natie verwoest worden.

Tegen deze achtergrond verkondigen christenen toch deze gekruisigde koning als hun Messias. Eén van de verhaal lijnen in het Evangelie volgens Matteüs is de zoektocht naar de messiaanse koning van de Joden. Enerzijds speelt dit in op het niveau van het verhaal zelf: wie is die koning en waar is hij te vinden? Anderzijds roept deze vraag de lezers op om zelf positie te nemen tegenover deze vraag.

Zoon van David

De verwachting van een bevrijder van Godswege heeft ook koninklijke trekjes. Dit steunt op de beloften aan David (2 Sam. 7). Tegelijkertijd moet het voor de Matteaanse christengemeenschap duidelijk zijn dat deze koninklijke Messias anders is dan de wereldse heersers zoals Herodes of de Romeinse keizer. Dit geeft de evangelist aan door zijn goede nieuws over Jezus, zoon van David (Mat. 1,1) te beginnen met een wordingsgeschiedenis. Subtiel wordt aangegeven dat deze generaties niet vanzelf, op eigen kracht, een koninklijke redder voortbrengen. De namen roepen verhalen op, onder meer van onvruchtbare aartsmoeders, van een koning die zich misdraagt, van Tamar die noodgedwongen het recht in eigen handen neemt. Het is het samenspel van goddelijk en menselijk initiatief dat doorheen de geschiedenis van het volk loopt en kan uitlopen op de vervulling van Gods beloften. Vraag is, in welke mate mensen Jezus zullen erkennen als ‘Zoon van David’.

Een vrouw hoort maatschappelijk gezien niet ongehuwd zwanger te zijn. Toch draagt Maria Gods bevrijding. Aanvaardt Jozef Jezus als drager van Gods beloften? Jozef staat hier model voor de interne erkenning van Jezus als Zoon van David, door de joodse rechtvaardige die kiest voor Gods uitdagende wegen. Maar anderzijds is er ook de vraag naar erkenning van buitenaf. Twee posities staan tegenover elkaar: van de politieke machthebber die zijn machtspositie bedreigd ziet en desnoods met geweld wil verdedigen en van de vreemdelingen uit het Oosten, die bereid zijn een lange weg te gaan om dit kind te erkennen. Daaromheen ‘heel Jeruzalem’, opgeschrikt uit hun dagelijkse bestaan, nog ongedefinieerd in hun keuze.

Koning van de Joden

Als het kind geboren is in Betlehem in Juda, gebeurt er iets onverwachts. Magiërs duiken op in het politiek-economisch en religieuze centrum Jeruzalem en stellen er de verontrustende vraag naar een pasgeboren koning. De evangelist verweeft in het verhaal van de zoektocht naar de koning van de

Joden diverse tradities: de ster die de heerser aangeeft (Num. 24,17), de komst van volkeren naar Jeruzalem, beladen met giften waaronder goud en wierook (Jes. 60,2-3.6), Betlehem in Juda als de plaats vanwaar een leider als een herder zal komen (Mi. 5,1). Stuk voor stuk bekende gegevens voor de toehoorders binnen en buiten het verhaal. Hoewel de Wijzen zoeken naar een koning, legt Herodes de schriftgeleerden en hogepriesters dan ook dadelijk de vraag naar een Messias voor, waarop zij zonder meer het antwoord klaar hebben. De onverwachte komst van de magiërs roept zowel op het niveau van het verhaal als op het niveau van de lezers vragen op. Wat als die toekomstige tijd van heil hier en nu werkelijkheid is geworden? Wat als die messiaanse koning ‘nu’ geboren blijkt te zijn? In lijn met de visioenen over de optocht van de volkeren naar Sion, zijn de magiërs helder in hun visie: ze willen het kind huldigen (Mat. 2,2). Het zien van de ster en het vinden van het kind leidt consequent tot grote vreugde. Dit verplaatst de aandacht naar de andere betrokkenen. Hoe willen zij zich verhouden tot deze situatie?

Argwaan of vreugde?

De tegenstrijdige belangen bij Herodes zijn wel duidelijk. De wereldse heerser wil geen mogelijke concurrent voor zijn machtspositie. Zijn ondervraging van de magiërs (Mat. 2,7-8) heeft dan ook weinig te maken met de hulde aan de boreling, maar alles met een toekomstige consolidering van zijn eigen macht. Maar hoe staan Jeruzalem en daarmee de wijdere kring van omstanders en lezers, die een boodschap van vervulde belofte te horen krijgen, tegenover dit kind?

Op het niveau van het verhaal blijft de hulde voor het kind voorlopig beperkt tot deze onbekende magiërs. Het symbolische geschenk van de mirre (gebruikt voor zalving) laat reeds vermoeden dat het erkennen van dit kind geen romantisch gebeuren is. In het Matteüsevangelie komt de uitdrukking ‘koning van de Joden’ terug in het lijdensverhaal. Pilatus wast zijn handen in onschuld, de soldaten maken er een bespotting van, het is de aanklacht op basis waarvan Jezus gekruisigd wordt. Na de kruisdood en de verrijzenis krijgen de magiërs navolging. In een verhaal met talrijke woordparallellen (Mat. 28) beschrijft de auteur hoe de vrouwen Jezus zoeken, op weg gaan, te horen krijgen dat hij hen voorgaat naar Galilea (vgl. Mat. 2: de ster gaat voor), en vol vreugde (zo ook de magiërs) het nieuws overbrengen. Tussen aanvang en slot speelt dan het proces af van erkenning van deze messiaanse koning, met de onderliggende vraag voor de lezers welk proces zij bereid zijn te gaan.

Bij Jesaja 60:1-6 en Matteüs 2:1-12

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken