Menu

Premium

Rivier

stroom, beek, Jordaan, Eufraat, Nijl, water

Bij sommige mensen staat ergens in huis een flesje Jordaanwater. Tijdens hun bezoek aan Israël hebben zij zich dit water toegeëigend. Voor hen heeft het Jordaanwater kennelijk bijzondere betekenis: het herinnert aan het bijbelse land of het verwijst naar de bijbelse verhalen die zich afspelen bij de Jordaan of het doet denken aan de doop van Christus en de eigen doop. Het komt zelfs voor dat mensen uit het westen naar Israël gaan om zich daar in de Jordaan te laten dopen of het Jordaanwater meenemen om thuis als doopwater te gebruiken. De christelijke traditie heeft aan deze rivier een rijke symboliek ontleend.

Geeft de bijbel daartoe aanleiding? Zijn rivieren daar meer dan geulen waardoor water stroomt?

Grondtekst

Het Oude Testament heeft meerdere woorden voor waterlopen. Met nahar (Aramees: nehar), ‘rivier, stroom’ (ca. 120x) is een permanente stroom bedoeld. Mogelijk hangt het woord samen met een werkwoord voor ‘stromen’ of ‘verlichten’. Nu eens doelt de nahar op een bij name genoemde rivier (Jabbok, Abana, Parper, Tigris, Eufraat enz.), dan weer op een algemene stroom (Jes. 47:2; Ps. 24:2). Voor de bekende rivier Jordaan bestaat een eigen aanduiding, jarden. In enkele teksten zijn nahar en j’am, ‘zee’, parallellen (Ps. 66:6). Is nahar de blijvende stroom, nachal (ca. 140x) is een ‘beek, stroom’ die ontstaat tijdens de regentijd en later weer opdroogt, zoals Job 6:15-17 goed beschrijft’ De nachal majim is de volle beek (Deut. 8:7). Met je’or (ca. 60x) geeft de bijbel veelal de Nijl of de rivierarmen van de Nijl aan (Ex. 1-2; 7-8), maar ook rivier in het algemeen (Dan. 12:5-7) of watertunnel (Job 28:10). Een waterstroom in het dal is ‘afieq, ‘beek, water’ (18x, zoals Ez. 36:4-6; Joël 1:20; Ps. 18:16; vgl.‘etan in Deut. 21:4); ‘oeval betekent ‘waterloop, kanaal’ (Dan. 8:2-2). In het Nieuwe Testament verschijnt potamos, ‘rivier, stroom’, als aanduiding van de Jordaan (Mat. 3:6; Mar. 1:5), de Eufraat (Op. 9:14; 16:12) of een niet nader genoemde rivier (Luc. 6:48-49; vgl. Mat. 7:25-26, ‘bergstromen’; Hand. 16:13; 2 Kor. 11:26; Op. 8:10; 12:15-16; 16:4). Johannes spreekt van ‘stromen van levend water’ (7:38). Daarnaast komt de Jordaan, meestal als geografische aanduiding, voor zonder de verbinding potamos (Mat. 3:13; Mar. 1:9; Luc. 3:3; Joh. 3:26; 10:40). Johannes 18:1 noemt nog cheimarros, ‘beek’.

Letterlijk en concreet

a.We moeten onderscheiden tussen beken en stromen die ontstaan in de regentijd en later opdrogen (1 Kon. 17:1-7) èn rivieren en stromen met een blijvend karakter. Als de laatstgenoemde droog komen te staan is dat een bijzonderheid (Ps. 64:15).

b.Rivieren en beken vormen dikwijls een barrière voor reizend volk (Joz. 3-4). Alleen doorwaadbare plaatsen bieden gelegenheid over te steken (Gen. 32:22). Vaak fungeren rivieren als grens tussen twee gebieden; we spreken wel van ‘grensrivieren’ (Gen. 15:18; Num. 34:12; 1 Kon. 2:37). Om vreemd land te duiden, hebben de bijbelschrijvers het over ‘aan die kant van de rivier’ (Jes. 7:20; Neh. 3:7).

c.De aanzwellende stromen in de regentijd kunnen gevaarlijk zijn: voor reizigers die er niet over kunnen (Jes. 43:2; 2 Kor. 11:26) en voor de bewoners als hun land onder water loopt (2 Kon. 3:20). Tegelijkertijd maken de stromen de streek daarlangs, het dal, tot vruchtbare grond. Ook voorzien zij mens en dier van drinkwater. Bij deze stromen dumpt men wel afval. Het wordt op een gegeven moment met het bruisende water weggespoeld (1 Kon. 15:13; 2 Kron. 29:16).

d.De bekendste rivier in Israël is de Jordaan. De bijbelschrijvers geven weinig geografische en topografische informatie over deze rivier. De Jordaan staat voornamelijk in het kader van een gebeurtenis of ervaring die daar wordt gesitueerd en heeft primair godsdienstige betekenis.

Beeldspraak en symboliek

a.We zagen dat rivieren dikwijls dienen als grens tussen twee gebieden of volkeren. Wie de rivier oversteekt, gaat de grens over; wie de grens wil overgaan, moet de rivier oversteken. Bijbelverhalen waarin mensen een rivier passeren, hebben veelal een meer dan letterlijke betekenis. Mensen doen ‘grenservaringen’ op, doorbreken grenzen in figuurlijke zin. Een indrukwekkend voorbeeld vinden we in Genesis 32:2232. Jakob staat voor de Jabbok, over de rivier ligt het land waar hij thuis hoort. Er is echter nog een grens te overschrijden, namelijk de vervreemding tussen hem en zijn broer en daarin de vervreemding tussen hem en God. In de nacht vindt het gevecht – een soort ritueel -plaats om bij de overkant te komen. Als de zon opgaat, komt er ruimte voor de ontmoeting. Later trekt Israël nogmaals de rivier over (Joz. 3-4). Na de woestijntocht staat het volk voor de grens van het beloofde land. Niet zozeer een letterlijke grens – de Jordaan loopt dwars door het land -, maar een grens van tijd: de periode met Mozes is afgesloten, de Tora is ontvangen; nu breekt de periode van Jozua aan, het leren omgaan met de Tora in het nieuwe land.

b.De Jordaan neemt een bijzondere plaats in in de geloofsbeleving van Israël en de kerk. We noemden al de tocht door deze rivier bij de intocht. Maar er valt meer te noemen. Bijzonder interessant zijn de ‘grensoverschrijdende’ verhalen van Elisa bij de Jordaan. Nadat Elia en Elisa de Jordaan zijn overgestoken – zij trekken de buitenwereld in -, draagt de eerste zijn profetenambt over aan de tweede. Elia blijft net als Mozes onvindbaar achter en Elisa trekt net als Jozua de Jordaan over naar het nieuwe land (2 Kon. 2:6-14). Een nieuwe fase breekt aan. Vervolgens trekt de buitenlander Naäman door de Jordaan, door zich zevenmaal onder te dompelen (2 Kon. 5). Met deze tocht door het water wordt hij één met Israël; hij overschrijdt een grens tussen twee volkeren. Meteen daarna lezen we van de naar boven gehaalde bijl in de Jordaan, ijzer en hout komen bij elkaar; wat vervreemd is van elkaar, wordt samengebracht (2 Kon. 6:1-7; zie verder de bespreking van Bijl). In al die verhalen gaat het om de opheffing van de vervreemding, om een nieuw begin. De Jordaan is daarom meer dan een waterloop, de Jordaan verbeeldt de grensoverschrijding. Later – in de evangeliën – krijgt de Jordaan weer een rol toebedeeld op een cruciaal moment. Nogmaals is er sprake van een overgang. Jezus laat zich door Johannes dopen (Mat. 3:13-17). Daarbij zijn ondergang en opgang, afstand nemen van het oude en aanvaarden van het nieuwe de sleutelwoorden. Jezus trekt als het ware de Jordaan over en nadat Hij op het drogekomt, breekt een nieuwe fase aan, de periode van opheffing van vervreemding tussen God en mens, tussen mensen en mensen. De christelijke traditie heeft aan de Jordaanverhalen een rijke doopsymboliek toegekend, zoals we in de kerkelijke kunst en in het kerklied volop kunnen aanschouwen.

c.Tijdens de ballingschap horen we van drie godsdienstige bijeenkomsten bij een rivier: Ezechiël ontvangt bij de Kebar goddelijke visioenen (1:1), de ballingen komen bijeen aan de stromen van Babel (Ps. 137:10) en Ezra verzamelt de ballingen bij de rivier om zich voor God te verootmoedigen (Ezra 8:15). Deze verbinding tussen rivier en aanbidding valt op. Zou het kunnen dat die plek de stilte, reinheid en ontvankelijkheid symboliseert?

d.Sterk verlangen van mensen naar God kan treffend uitgedrukt worden met het beeld van een dier of een mens dat dorst heeft naar stromend water (Ps. 42:2). Een voor de hand liggend beeld, want waar God woont is water, dat wil zeggen, léven (Ez. 47:6; Zach. 14:8). De innerlijke nabijheid van Jezus, de mens van God, is als een stroom van levend water (Joh. 7:38).

e.Een geliefd beeld om sjalom en zegen van een volk weer te geven is dat van een bloeiende tuin, voorzien van rijke waterstromen. Terugkijkend naar het begin (paradijs) en vooruitziend naar de toekomst (nieuwe aarde) biedt dit beeld zich aan. Deze stromen van sjalom en zegen vinden hun oorsprong in God en zijn in de visioenen van de profeten verbonden met de cultusplaats, waar God zetelt (Gen. 2:10-14; Ez. 47:1-12; Op. 22:1-5). Met zijn stroom van goedheid drenkt de Heer de zijnen; als een verkwikking ervaart de vrome zanger Gods nabijheid. De rivier, komende vanuit de tempel, is symbool van goddelijke aanwezigheid (Ps. 36:9; 46:5; vgl. 110:7). Wie daaruit drinkt zal léven. Een brede stroom voor een stad houdt zekerheid en welzijn in (Jes. 33:21). Zie tegen deze achtergrond de oproep van Amos tot de leiders van Israël om gerechtigheid te laten vloeien als een continu stromende rivier (5:24). De nadruk bij dit beeld ligt op bestendigheid. Gerechtigheid mag geen incident zijn.

De liefdespoëzie noemt de tuin met zijn waterstromen om de levenslust en verkwikking van het meisje onder woorden te brengen (Hoogl. 4:15). De Targoem ziet een verband met de studie van de Tora – bron van levend water – en de cultusplechtigheid in de tempel – beken van de Libanon. De wijsheid, opgenomen in de Tora, lijkt op waterstromen (Spr. 18:4; Sir. 24:23-31).

f.De profeten spreken over de rivier als metafoor voor een machthebber of heerschappij: Assyrië zal buiten zijn oevers treden en Juda overstromen (Jes. 8:7); God zal het reusachtige waterdier in de Nijlarmen, dat is farao, zijn macht ontnemen (Ez. 29:3-5); Egypte komt opzetten als de Nijl (Jer. 46:7-8); de tegenstander van Christus en zijn volgelingen is een verslindende stroom (Op. 12:15-16). Voor existentiële bedreigingen gebruikt de dichter het beeld van de woeste beek in de regentijd (Ps. 18:5). Binnen de bijbelse symboliek vertegenwoordigen rivieren net als zeeën het kwade. De stroom ziet men als een kwade macht, soms algemeen, soms als een personificatie (Ps. 124:4-5). Maar de verwoestende kracht van waterstromen is uiteindelijk ondergeschikt aan Gods macht. En de liefde blijkt sterker te zijn dan stromende rivieren, zegt de liefdesdichter (Hoogl. 8:7).

g.De bijbel vergelijkt mensen met hun onbetrouwbare zaakjes, met een beek die aanvankelijk water geeft maar later opdroogt. Micha kondigt aan dat de bloeiende koninklijke industrie in de plaats Akzib op een fiasco zal uitlopen (1:14). Job typeert zijn vrienden als een waterloop die uitloopt in droogte (6:15-18), waarmee hij zeer fel naar hen uithaalt. Ze hebben hem verraden met hun woorden en verklaringen.

h.De opdrogende rivier is een metafoor voor vergankelijkheid. De wijsheidsleraar past dit toe op bezit van onrechtvaardigen (Sir. 40:13). Een andere leraar typeert het wegkwijnen van een mensenleven als het uitdrogen van de rivier (Spr. 14:11). Op een ander moment ziet Israël in het opdrogen van beken maar ook in het bederven van het rivierwater tekenen van Gods gericht. Zo vergaat het Moab (Ex. 7:14-25; Jes. 15:6-7). Weer een andere metaforische toepassing is die van de sterke stroom van de beek: alles wat erin komt, sleurt het water mee. Hetgeen in de stroom komt, vergaat, zoals -sterke overdrijving – een stad (2 Sam. 17:13; vgl. de in Qumran gevonden Rol van de Lofprijzing 3:29).

i.Met het beeld van een aanzwellende beek in de regentijd roept de dichter Jeruzalem op tot krachtig wenen, opdat de Heer haar verdriet zal zien (Klaagl. 2:18). De ogen van de psalmist stromen als waterbeken, omdat zijn omgeving

de Tora niet naleeft (Ps. 119:136). De stromende beek is wel een zeer krachtig beeld om verdriet te schetsen.

j.Als een volle beek die na een poosje opdroogt, zó ervaart Jeremia de Heer (15:18). God verschijnt in Jeremia’s leven als een beek die eerst volop water bevat maar later in de droge tijd haar water verliest. Kortom, hij is God kwijt, hij voelt zich bedrogen door God die hem beloofde altijd nabij te zijn. Rivieren zonder water symboliseren het anti-leven, de ondergang (Jes. 42:15; Nahum 1:4).

Praxis

a.Liederen:

Liedboek: Psalm 46; 65; 78; 93; 98; 104-105; 114; 137; Gezang 33; 39; 165; 242-243; 265; 288; 290; 302; 340; 16; Alles II: 14; IV: 2-4; Bijbel II: 21; Eerste: 6-7; Evangelie II: 2; Gezegend: 228; 234; 288; Land: 24; ZAD II: 22; III: 6-7; Zingend I-II: 111; 116; 27; VI: 37; Zolang: 6 (= Gezangen: 5525; Liturgie: 491); 88 (= Liturgie: 657).

b.Poëzie:

Remco Campert, Dichter, Amsterdam 1995, blz. 7: ‘Credo’. Ida Gerhardt, Verzamelde gedichten, Amsterdam 1980, blz. 161-216: ‘Kwatrijnen in opdracht’; 415: ‘Denkend aan Israël’. Van der Graft, Mythologisch, Baarn 1997, blz. 179: ‘De verspieder’. Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 3: ‘Adam’. Jan Willem Schulte Nordholt, Verzamelde gedichten, Baarn 19962, blz. 39: ‘Het water’.

c.Verwerking:

Evenals in onze taal treffen we in de bijbel herhaaldelijk de rivier aan als beeld van verschillende levenservaringen. Niet alleen in de poëzie zien we dat, ook in de muziek, zowel in de klassieke als in de moderne muziek. Thema’s die we, vanuit de bijbel gezien, in dit woord herkennen zijn: vrede en gerechtigheid, ondergang en opgang, eind en nieuw begin, doop, reiniging, schepping en milieu, grenservaringen en -bepalingen, oordeel (de kolkende èn de opgedroogde rivier), vruchtbaarheid en geluk.

Verwijzing

Water vormt het hoofdbestanddeel van rivieren, beken, stromen, wat hun onderlinge verwantschap overduidelijk aangeeft. Verder liggen er verbindingen met dal (‘berg‘), ‘tuin‘ en ‘bron‘.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken