Rots
spelonk, klipdas
In het begin van de twintigste eeuw dichtte (vertaalde) Jacqueline van der Waals ‘Vaste rots van mijn behoud..’, een lied dat decennia lang zeer geliefd is geweest onder protestanten. Af en toe wordt het nog gezongen. Christus wordt hier bezongen als vaste rots en als rots der eeuwen. De auteur draagt ermee uit dat Christus steun, rust en bescherming schenkt. Waar ligt de bron van deze metafoor? Het is bekend dat veel oude volkeren geloofden dat bij bepaalde rotsen, die door hun vorm vaak opvielen, de godheid woonde. Heilige plaatsen waren het, waar geofferd en aanbeden werd. De rots vertegenwoordigde treffend wat mensen zochten: zekerheid en vastheid in het voortdurend bedreigde bestaan.
Het oude Israël vormt daarop geen uitzondering, al heeft dit volk de rots als beeld en metafoor op zijn eigen wijze inhoud gegeven.
Grondtekst
Het Oude Testament kent twee woorden voor ‘rots, rotsblok, rotswand’, te weten: tsoer en sèla’. Het verschil tussen de twee is moeilijk aante geven. Het eerste verschijnt ruim 70x, vooral in poëzie, zoals de Psalmen (24x; vgl. het Aramese toer, in Dan. 2:35,45). Daarnaast zijn er verschillende persoonsnamen waarin het woord voorkomt, onder andere: Elisur, ‘mijn God is een rots’ (Num. 1:5); Surisaddai, ‘mijn rots is Sjaddai’ (Num. 7:37); Pedasur, ‘de rots redt’ (Num. 7:54). Het tweede woord vinden we ruim 60x, waarvan eenderde bij de profeten Jesaja, Jeremia en Ezechiël. Mogelijk hangt het samen met een werkwoord voor ‘splijten, scheuren krijgen’. Ook plaatsnamen dragen het, zoals Sela, ‘rotskloof (2 Kon. 14:7); Sela-Hammachlekot, ‘rots der ontsnapping’ (1 Sam. 23:28). Zie verder kefiem, ‘rotsen’ (Jer. 4:29; Job 30:6; Sir. 40:14) en challa-miesj, ‘hard gesteente’ (Deut. 8:15; Jes. 50:7; Ps. 114:8; Job 28:9). Het rotsgebergte bezit velerlei holen, spleten en grotten, oftewel ‘spelonken’, me’arah, dat ongeveer 40x verschijnt (waarvan 5x in Gen. 23; 8x in Joz. 10; 5x in 1 Sam. 24; 4x in 1 Kon. 18-19). In Deuteronomium 32 is rots (8x tsoer en lx sèla’) een sleutelwoord. De Septuaginta geeft nogal eens een omschrijving van rots als aanduiding voor de Heer; kennelijk vonden de vertalers de symboliek te sterk en te rechtstreeks.
Het nieuwtestamentische equivalent luidt petra dat we 15x aantreffen, waarvan 9x in de synoptici. Het betekent zowel ‘rots’ (Op. 6:15-16) als rotsachtig of rotsachtige bodem (Luc. 8:6,13). Tweemaal staat petra als parallel bij lithos, ‘steen’ (Rom. 9:33; 1 Petr. 2:8). Als de bodem rotsachtig is, spreekt het evangelie ook wel van het verwante petroodès, in dit geval in de parabel van het zaad (Mat. 13:5,20; Mar. 4:4,16). In dit verband noemen we ook Petros, de nieuwe bijnaam voor Simon (Mat. 16:18), equivalent van het Aramese Kèfas.
Letterlijk en concreet
a.Israël bestaat voor een aanzienlijk deel uit berg- en rotsachtig landschap. Opvallende rotsen zijn wel plaatsen van godsverschijningen en dienen veelal als offerplaats (Ex. 33:21-22; Richt. 6:21; 13:9). Rotsachtige bodem is verder buitengewoon geschikt voor woningbouw, terwijl deze bodem vanwege de geringe laag aarde ongeschikt is voor teelt van gewassen (Mat. 7:24-27; 13:5, 20). Een uitgehouwen rots kan ook als graf dienen; voornamelijk rijke mensen kunnen zich dat veroorloven (Gen. 49:29-33). Jezus wordt begraven in zo’n rotsgraf (Mat. 27:60).
b.Rotsen bieden tal van dieren ruimte en beschutting om te leven. De klipdas heeft er zijn hol (Ps. 104:18), de duif bouwt er haar nest (Hoogl. 2:4), roofvogels hebben er hun woning(Job 39:26-28[29-31]) en de slang verbergt zich in de spleten (Spr. 30:19). Ook mensen zoeken in geval van levensgevaar bescherming in rotsen. Aldus Israël, bij bedreiging door de Filistijnen; David houdt er zich lange tijd schuil voor koning Saul (1 Sam. 13:6; 23-26; vgl. Op. 6:15). Vooral de spelonken zijn geliefde plekjes om zich te verschuilen. Indrukwekkend verwoordt de dichter van Psalm 47 en 142, volgens de traditie David, wat hem naar de spelonken dreef.
Beeldspraak en symboliek
a.Opvallend is het frequente gebruik van rots als metafoor voor God in het Oude Testament, terwijl dat gebruik in het Nieuwe Testament ontbreekt. Kennelijk heeft de latere traditie dat directe spreken over God als rots willen temperen, huiverig voor de schending van Gods anders-zijn. Bij de auteurs van het Oude Testament, met name de dichters, is de naam of bijnaam rots voor de Heer geliefd, omdat rots zo goed de inhoud van geloven en van de geloofsstrijd verbeeldt. Als overkoepelende betekenis voor deze symboliek zouden we kunnen noemen Gods betrouwbaarheid, duurzaamheid en presentie. Daarbinnen zien we allerlei nuances. Ten eerste: de Rots als hulp in nood (Ps. 18:47). Ten tweede: de Rots als beschermer bij wie je kunt schuilen (Ps. 62:8). Ten derde: de Rots als toevlucht om je te verbergen voor onheil (Jes. 17:10). Ten vierde: de Rots als plek waar je je geborgen weet te midden van onveiligheid (Ps. 144:1). Ten vijfde: de Rots die bevrijdend handelt (Ps. 19:15). Ten zesde: de Rots die waarachtig en trouw is (Ps. 92:16). Alle zes aspecten zijn sterk relationeel bepaald, zoals de aanduiding ‘rots van Israël’ (Jes. 30:29) verraadt. De dichter van het prachtige lied uit Deuteronomium 32 heeft de meeste betekenissen van deze metafoor voor God knap verwerkt.
b.Het is niet zo verwonderlijk dat Israël God als rots benoemt. Evenals de meeste volkeren in de Oudheid, ervaart Israël op cruciale momenten in zijn geschiedenis de aanwezigheid van de Eeuwige bij rotsgebergten. Bergen en rotsen dragen immers het mysterie in zich en de contouren van het gebergte geeft ruimte aan het ontzagwekkende. De godheid heeft volgens de toenmalige gedachtegang voorkeur om zich op die plek te manifesteren. Zeer gewichtige plaatsen van godsontmoeting en godsopenbaring zijn de Horeb of de Sinai (Ex. 33:21; 1 Kon. 19:9) en Sion (Ps. 87:1). Plaatsen die tot verbeelding spreken, van Israël en de kerk. Zij symboliseren buitengewoon krachtig Gods aanwezigheid in geschrift (Horeb) en tempel (Sion).
Dat houdt echter niet in, dat God samenvalt met zulke plaatsen. Rotsen en bergen zijn ondergeschikt aan zijn macht en zijn plannen. Hij heerst over deze stukken natuur. Ja, het kan gebeuren dat zij de intensiteit van zijn aanwezigheid niet kunnen verdragen (1 Kon. 19:11). Wanneer God zijn boosheid, vanwege ongeloof en ongerechtigheid, naar buiten brengt, breken de rotsen in stukken, juist rotsen die Hem tot op zekere hoogte vertegenwoordigen (Nah. 1:6). Anders gezegd: als rotsen scheuren door Gods toorn, zegt dat hoe ontzaglijk die toorn is! Tegelijkertijd dient het beeld van scheurende rotsen als teken van de dag waarop de Heer zal komen om recht te doen (Mat. 27:51; vgl. Testament van Levi 4:1).
c.Paulus verbindt, in de eerste brief aan de kerk van Korinte (10:1-5), de rots waaruit Israël water kreeg in de woestijn met Christus. Hij spreekt van geestelijk water en een geestelijke rots. Geestelijk wil niet zeggen immaterieel, maar dat door Gods handelen het woestijnwater en de rots waaruit het stroomt gekwalificeerd zijn. Het is niet louter gewoon water, een gewone rots. Gods bevrijdend ingrijpen is ermee verbonden. Deze rots, zegt Paulus, is met Israël meegetrokken. Met andere woorden, de bevrijding die van de rots is uitgegaan, heeft Israël begeleid tijdens de reis. Die rots was en is Christus, zegt de apostel. Daarmee trekt hij lijnen vanuit het nu naar toen en andersom. Christus schenkt brood voor het hart, water voor de ziel en biedt het fundament voor de gemeente. In de brief van Barnabas – vroeg-christelijke traditie – zegt Christus, dat God Hem tot een krachtige rots heeft gemaakt (6:3). De schrijver duidt daar Christus sterkte en standvastigheid mee.
d.Niet alleen God en Christus dragen de naam rots. Allen die de weg van Tora en evangelie gaan zijn rots. Abraham en Sara heten rots; uit hen is Israël gehouwen (Jes. 51:1). En Simon ontvangt een tweede naam: Petrus, dat is rots (Mat. 16:18); op deze rots bouwt Christus zijn gemeente. Abraham en Sara zijn de eersten van Israël, Petrus is de eerste van de gemeente. Let wel, niet zozeer op de persoon Petrus wordt de kerk gebouwd, maar op de belijdenis die Simon uitspreekt: ‘U bent de Christus, de zoon van de levende God’ (16:18). Dät is de rots waarop Christus zijn kerk grondvest; al wie dat nazegt, in eigen taal en context, geldt als rots. Op nog eenandere manier maakt de bijbel een koppeling tussen rots en mens. Dan heeft het de betekenis van vastbeslotenheid. Dat kan zowel positief als negatief zijn. De knecht van de Heer houdt stand, positief (Jes. 50:7). Het afvallige volk blijft zich verharden, negatief (Jer. 5:3; vgl. Ez. 3:9). En als Jesaja de koning van het machtige Assyrië (of Babel?) een rots noemt en meteen daarbij zegt dat hij zal vergaan, klinkt daar grote ironie in door (Jes. 31:9).
e.In de parabel van het fundament (Mat. 7:2427; Luc. 6:47-49) legt Jezus een verband tussen de bestendigheid van het huis en de rots als ondergrond. Het huis staat voor het leven, de rots staat voor het fundament, huis en fundament staan samen voor de betrouwbare levensweg. In de crisis – als het stormt – ontdek je pas wat het fundament waard is. De rots, dat is het horen en naleven van de Tora zoals Jezus daarover spreekt, geeft werkelijk grond onder de voeten. Deze rots kan echter ook ergernis bij mensen oproepen, dan is het geen rots van heil maar een rots van aanstoot (Rom. 9:33; 1 Petr. 2:8; vgl. Jes. 28:16). In de gelijkenis van het zaad symboliseert de rotsachtige bodem het geloof dat geen wortel schiet. Daardoor blijft het oppervlakkig, heeft het geen diepgang en is het een kortstondig bestaan beschoren (Mat. 4:5,16-17 vgl. Sir. 40:15).
f.Wanneer de bijbelschrijver de overvloed en weldaad van het bestaan onder woorden moet brengen, grijpt hij naar het beeld van de rots die honing en olie geeft (Deut. 32:13; Ps. 81:17; Job 29:6). Of we dit ook letterlijk moeten opvatten -olijfbomen op de berghellingen -, is van ondergeschikt belang. De strekking is helder: het schilderen van overvloed.
g.De wijsheidsleraar Agur wil zijn leerlingen leren dat het kleine binnen de eigen grenzen groot kan zijn. Kijk naar de klipdassen, hoe wijs die zijn! Zij zijn op het eerste gezicht zonder macht, nietig. Zij bouwen echter hun woning in de rotsen, zodat die ontoegankelijk is voor vijandige dieren (Spr. 30:26). Zo dient de klipdas als beeld van het kleine dat groot is, wat tot verwondering leidt.
Praxis
a.Liederen:
Liedboek: Psalm 18; 28; 31; 62; 71; 73; 78; 89; 104; 105; Gezang 8; 11; 195; 206; 299; 390; 450; 470; Bijbel II: 45; III: 59; Evangelie II: 48; III: 23; Gezangen: 62; 383; 404; Gezegend: 270;Liturgie: 539; ZAD III: 36; Zingend I-II: 1; V: 44; IV: 105.
b.Poëzie:
Remco Campert, Dichter, Amsterdam 1995, blz. 7: ‘Credo’. Guillaume van der Graft, Verzamelde Liederen, Baarn 1986, blz. 15: ‘Esto mihi’. Muus Jacobse, Het oneindige verlangen, Nijkerk 1982, blz. 55: ‘Rots der eeuwen’. Jan Willen Schulte Nordholt,Verzamelde gedichten, Baarn 1996, blz. 7: ‘Landschap’. M. Vasalis, Vergezichten en gezichten, Amsterdam 1997, blz. 69: ‘Steen’.
c.Verwerking:
Vanuit de betekenissen van rots als beeld enmetafoor biedt een aantal thema’s zich aan om te bespreken. Onder meer duurzaamheid, zekerheid, vertrouwen, kracht, navolging. Daarnaast kunnen we vragen wat het fundament van ons leven is. Op wat bouwen wij onze ideeën en keuzes, onze visie, levensstijl en spiritualiteit?
Verwijzing
Er bestaat sterke verwantschap met ‘steen‘, ‘hoeksteen‘ en ‘berg‘.