Sweelinck en ik
Pim Schipper
Het oktobernummer van De Orgelvriend is helemaal gewijd aan de 400 jaar geleden overleden ‘componist des vaderlands’, Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621). Hieruit hebben we één mini-interview onder de noemer ‘Sweelinck en ik’ gelicht: een gesprek met organist Pim Schipper door Joost van Beek.
Pim Schipper (1989) is sinds 2013 hoofdorganist van Grote Kerk te Wijk bij Duurstede. Een benijdenswaardige positie als het om Sweelinck gaat: het Kiespenning-orgel dateert immers uit diens tijd en is waarschijnlijk zelfs door hem gekeurd. Daarbij komt dat het instrument sinds enkele jaren weer in de voor zijn muziek zo geschikte middentoonstemming staat. Kortom, een Sweelinck-orgel in optima forma.
Schipper heeft als organist in ‘Wijk’, zoals het pittoreske havenstadje in de volksmond heet, overigens nóg een instrument om van te watertanden: een Harrison & Harrison-orgel uit 1883. Maar daarop wordt begrijpelijkerwijs geen Sweelinck gespeeld.
Kwetsbaar
In hoeverre heeft de muziek van Sweelinck je als speler beïnvloed?
Interesse in oude orgels heb ik al van jongs af aan. ‘Mijn’ Kiespenning-orgel in Wijk is daar trouwens in belangrijke mate voor verantwoordelijk: als jong ventje ging hier regelmatig naar de kerk als ik bij familie was, en iedere keer was ik weer diep onder de indruk van dit instrument. Met de muziek van Sweelinck hield ik me toen nog niet zo bezig, hoewel ik in mijn tienerjaren wel Psalm 140 en Ballo del Granduca heb gespeeld. Sweelinck is me pas echt gaan fascineren tijdens mijn conservatoriumstudie. Er ging een wereld voor me open. Deze muziek is zo goed voor je ontwikkeling, zowel in technisch als in muzikaal opzicht. Het notenbeeld is heel overzichtelijk, maar dat maakt de muziek tegelijk heel kwetsbaar. Het heeft er bij mij voor gezorgd dat ik me veel bewuster met mijn toucher ben bezig gaan houden. Door bijvoorbeeld heel gecontroleerd een toets in te drukken en weer los te laten kun je de aanspraak van een pijp prachtig beïnvloeden. Omdat er in de muziek van Sweelinck geen noot teveel staat kun je door hiermee te spelen de muziek een extra dimensie geven. Op het Kiespenning-orgel lukt dat bijzonder mooi.
Creatief
Wat beschouw je als zijn beste werk?
Er zijn verschillende stukken die me na aan het hart liggen. Wat mij betreft komen de Fantasia Cromatica en Psalm 36 samen op de eerste plaats. In de Fantasia buit Sweelinck alle mogelijkheden van het toenmalige orgel uit. Hij gebruikt zelfs intervallen die in middentoonstemming behoorlijk schuren, maar juist omdat die intervallen daarna zo mooi oplossen, werkt dat fantastisch. Ook in Psalm 36 hoor je terug hoe creatief Sweelinck was. De melodie is vrij lang maar hij weet daar met allerlei variatievormen een zeer boeiende compositie van te maken. De slotvariatie, in een andere toonsoort dan de twee voorgaande, heeft, mede doordat de melodie hier in het pedaal klinkt, een soort massieve strengheid die ik heel goed bij de tekst vind passen.
In hoeverre heeft Sweelinck een plaats in jouw lespraktijk?
Naast mijn vierdaagse werkweek bij de orgelpijpenmakerij Stinkens, waar ik als intonateur werk, en mijn activiteiten als kerkorganist en koorbegeleider heb ik niet echt tijd voor een lespraktijk. Maar gesteld dat ik ook als docent actief zou zijn, ja, dan zou Sweelinck zeker een belangrijke rol spelen in de lessen. Zoals gezegd is zijn muziek zo goed voor je toucher en techniek, dat eigenlijk iedere organist die op zijn of haar repertoire zou moeten hebben.
Stellingen
Stelling: Sweelinck gedijt het best in middentoonstemming en met toepassing van oude vingerzettingen. Mee eens?
Om met de stemming te beginnen: ja, de middentoonstemming geeft de muziek extra kleur en zorgt, bijvoorbeeld in de al genoemde Fantasia Cromatica voor prachtige momenten van spanning en ontspanning. Je zou kunnen zeggen dat deze stemming een extra laag over de muziek legt. Dat ondervind ik hier lijfelijk, aangezien het Kiespenning-orgel sinds 2018 in middentoon staat gestemd. Daarvoor klonk Sweelinck hier ook mooi, maar met de huidige stemming valt alles op zijn plek. Zelf heb ik ook altijd het gevoel dat de componist met de stemming speelt. Het is natuurlijk ook aardig dat Sweelinck een goede kennis van Kiespenning was, en verschillende van zijn orgels heeft gekeurd. Of dat ook voor het Wijkse orgel geldt, weten we niet zeker, maar aannemelijk is het wel.
Wat betreft oude vingerzettingen: ik vind het, vanuit het oogpunt van articulatie(mogelijkheden), belangrijk dat je daar als organist mee bekend bent en ze ook kan toepassen. Maar ze moeten niet belemmerend werken op de eigen creativiteit, het is daarom voor mij zeker geen dogma. Als iemand prachtig Sweelinck speelt met een ‘normale’ vingerzetting, heb ik daar geen enkele moeite mee.
Stelling: Sweelinck is de beste Nederlandse (orgel)componist aller tijden. Zo nee, wie verdient deze titel dan?
Je moet Sweelinck natuurlijk plaatsen in zijn tijd, in die zin is hij moeilijk te vergelijken met latere Nederlandse orgelcomponisten zoals pak ’m beet Johan Wagenaar of Jan Welmers. Maar vergelijk ik Sweelinck met bijvoorbeeld zijn land- en tijdgenoot Anthonie van Noordt, dan vind ik Van Noordt, hoe mooi ook, toch minder spannend. Sweelinck is avontuurlijker, meer outside the box. Alles bij elkaar kun je denk ik wel stellen dat er na Sweelinck geen Nederlandse componist meer is geweest met, in zijn of haar tijd, een vergelijkbare status en invloed als Sweelinck.
Kijken en luisteren
Op YouTube staat een uitvoering door Pim Schipper van ‘Allein Gott in der Höh sei Ehr’ van Sweelinck, gespeeld op het Kiespenning-orgel in de Grote Kerk van Wijk bij Duurstede.
Joost van Beek.