Theologie, gender-ideologie en de transformatie van masculiniteit in Afrika
In Afrika is recentelijk sprake van een kritische interesse in mannen en in constructies van mannelijkheid. Een belangrijke aanleiding hiervoor is de hiv- epidemie, in het bijzonder het besef dat populaire ideeën over mannelijkheid negatief uitwerken in de context van hiv en aids. Als gevolg hiervan is de ‘transformatie van masculiniteit’ hoog op de agenda komen te staan.
[1]
De VN- organisatie UNAIDS, bijvoorbeeld, heeft de noodzaak hiertoe onderstreept: ‘Given the urgency of curbing HIV rates … it is important to challenge harmful concepts of masculinity, including the way adult men look on risk and sexuality and how boys are socialized to become men.’
[2]
In dit artikel bespreek ik twee theologische discoursen in Afrika waarbinnen deze uitdaging wordt aangegaan. Ten eerste presenteer ik het werk van een aantal Afrikaanse theologen die zich inzetten voor een omvorming van mannelijkheid op basis van feministische en bevrijdingstheologische inzichten. Op kritische wijze analyseren zij de verhouding tussen religie, mannelijkheid en sociale kwesties als hiv, aids en geweld tegen vrouwen, en op progressieve wijze formuleren zij hun visie voor de verandering van mannelijkheid. Opmerkelijk is dat zij Afrikaanse kerken stevig bekritiseren om het in stand houden van problematische vormen van mannelijkheid, terwijl ze tegelijkertijd kerken zien als cruciale instrumenten voor verandering daarvan.
Dit roept de vraag op welke concepten van mannelijkheid eigenlijk door kerken worden uitgedragen. Daarom presenteer ik, ten tweede, een case-studie van een lokale pinksterkerk, en wel de Northmead Assembly of God (Lusaka, Zambia).
[3]
Deze casus is zo interessant omdat de kerk, en vooral haar voorganger bisschop Joshua H.K. Banda, zich mengt in masculinity politics: het actief zoeken naar verandering van mannen en van gangbare ideeën over mannelijkheid. De kerk gebruikt hiervoor echter een totaal andere strategie dan de bovengenoemde theologen. Waar de theologen patriarchale tradities in religie en cultuur zien als de kern van het probleem en zoeken naar vormen van mannelijkheid die leiden tot gender-gelijkheid, maakt de kerk juist gebruik van patriarchale noties om een alternatief ideaal van mannelijkheid te definiëren. De hoofdvraag in dit artikel is binnen welke theologische en gender- ideologische kaders de theologen en de kerk hun bijdrage aan een transformatie van masculiniteit formuleren. Ik analyseer en vergelijk de twee benaderingen en doe ten slotte een suggestie ter bemiddeling tussen beide.
Hoewel de Northmead Assembly of God (NAOG) en de Afrikaanse theologen andersoortige discoursen presenteren (respectievelijk van een lokale kerkgemeenschap en van academisch opgeleide theologen), is een vergelijking van beide mijns inziens relevant en verantwoord. Allereerst omdat bisschop Banda, die het discours over mannelijkheid in NAOG sterk bepaalt, ook gezien kan worden als een Afrikaanse theoloog, maar afkomstig uit een andere traditie. Ten tweede, zonder te stellen dat NAOG een representatieve casus is, lijken haar patriarchale ideologie en gender-theologie wel overeen te komen met wat gangbaar is onder Afrikaanse kerken van verschillende tradities.
[4]
Aangezien de theologen samenwerking zoeken met lokale kerken voor het veranderen van mannelijkheid, zullen beide het eens moeten worden over de richting van deze verandering of in elk geval de verschillende benaderingen moeten begrijpen en respecteren. Aan de hand van de casus van NAOG zal ik deze verschillen inzichtelijk maken. Tevens doe ik een suggestie om de inspanningen van kerken zoals NAOG genuanceerder te beoordelen dan de kritische Afrikaanse theologen geneigd zijn te doen.
Door middel van dit artikel hoop ik inzicht te geven in actuele ontwikkelingen binnen het wereldchristendom. Met de verschuiving van het christendom naar het Zuiden is er sprake van nieuwe gender-dynamieken en nieuwe thema’s, waaronder veranderingsprocessen met betrekking tot mannelijkheid.
[5]
Ook maakt de lezer via dit artikel kennis met een nieuw studieterrein binnen theologie en religiestudies, namelijk de studie van masculiniteit en religie, als variant op de al langer bekende vrouwenstudies.
[6]
Wat betreft de opbouw van het artikel: in de eerstvolgende paragraaf wordt geschetst hoe de theologen het veranderen van mannelijkheid voor zich zien. Vervolgens wordt de casus van NAOG gepresenteerd. In het derde deel zal ik de verschillende benaderingen kritisch bespreken om ten slotte een voorstel te doen dat de discussie mogelijk verder helpt.
Afrikaanse theologen: van patriarchaat naar gender-rechtvaardigheid
Het thema masculiniteit en de roep om een verandering daarvan is pas recent opgekomen in Afrikaanse theologische debatten. Vrouwentheologen, verenigd in de Circle of Concemed African Women Theologians (Circle), hebben kwesties rond gender en hiv hoog op de agenda gezet.
[7]
Zij wijzen op de ongelijkheid in gender-relaties binnen Afrikaanse culturen, samenlevingen en religies, waardoor vrouwen extra kwetsbaar zijn voor hiv. Daarom roepen zij op tot de empowerment van vrouwen en een omvorming van gender-verhoudingen. Zij realiseren zich echter dat vrouwen en mannen nodig zijn voor een dergelijk transformatieproces. Ook wordt onderkend dat een kritische analyse en een verandering van constructies van mannelijkheid nodig zijn om mannelijk gedrag dat problematisch is in de context van hiv te begrijpen en te overstijgen. Als gevolg hiervan werden enkele mannelijke theologen uitgenodigd voor de conferentie van de Circle in 2007, met de zoektocht naar Tiberating masculinities’ hoog op de agenda.
[8]
Sindsdien stellen Afrikaanse theologen en bijbel- en religiewetenschappers als Tinyiko Maluleke, Gerald West, Ka Mana en met name Ezra Chitando thema’s omtrent gender, mannelijkheid en hiv aan de orde. Ze doen dat samen met vrouwelijke theologen.
De kern van het probleem: patriarchale concepten van mannelijkheid
In hun kritische betoog wijzen de theologen op patriarchaat als het kernprobleem van constructies van mannelijkheid, specifiek met betrekking tot hiv en gender-gerelateerd geweld. Volgens Ka Mana wordt mannelijkheid in patriarchale culturen gekenmerkt door kracht, potentie en vruchtbaarheid. Hieruit verklaart hij waarom mannen volgens hem vaak bezig zijn met seksualiteit, zich begeven in riskant seksueel gedrag en nauwelijks bereid zijn om bijvoorbeeld een condoom te gebruiken.
[9]
Ook Chitando stelt dat patriarchale tradities seksualiteit verheffen tot het centrale domein van mannelijkheid. Daarnaast wijst hij erop dat patriarchaat mannen belemmert om zorg te verlenen aan mensen die leven met hiv en dat het de stigmatisering van seropositieve vrouwen versterkt.
[10]
Het meest kritische punt, consequent onderstreept door vrouwentheologen, is dat patriarchaat de macht over de lichamen en seksualiteit van vrouwen in de handen legt van mannen, waardoor vrouwen kwetsbaar zijn voor gender-gerelateerd geweld en hiv.
De algemeen gedeelde opvatting van de theologen is, in de woorden van Maluleke, dat ‘the myriad challenges brought about by the hiv pandemic cannot be dealt with without dealing with patriarchy and masculinity issues.’
[11]
Patriarchaat wordt beschouwd als een van de sociale structuren die ten grondslag liggen aan de hiv-epidemie. De theologen ontwikkelen een hiv-bevrij- dingstheologie die deze structuren als onrechtvaardig en zondig bestempelt. Ook patriarchaat wordt beschouwd als een zondige ideologie en een structuur van gender-onrecht. Meer dan ooit realiseert men zich in de context van hiv dat patriarchaat destructief is. Zoals Rosinah Gabaitse stelt: ‘The patriarchal construction of masculinities that the society is holding on to is deadly.’
[12]
De visie van gender-rechtvaardigheid
De theologen presenteren een visie van gender-rechtvaardigheid om patriarchale vormen van mannelijkheid te bekritiseren en de noodzaak van verandering te onderstrepen. Zo stelt Isabel Phiri: ‘African Women Theologians have argued that as long as there is gender injustice in Africa, HTV/AIDS will continue unabated.’
[13]
Volgens Chitando is gender-rechtvaardigheid hét criterium voor vormen van mannelijkheid die positief kunnen zijn in de context van de hiv-epidemie.
[14]
Voor de theologen is gender-rechtvaardigheid de horizon voor de transformatie van masculiniteit, om ‘bevrijdende’, ‘verlossende’ vormen van mannelijkheid te realiseren.
[15]
Hoewel het concept van gender- rechtvaardigheid vaak wordt genoemd, is het nauwelijks gedefinieerd. Wel wordt het geassocieerd met de gelijkheid van vrouwen en mannen en met wederkerigheid en partnerschap in gender-verhoudingen. Phiri omschrijft het als volgt:
Gender justice means promoting the humanity of both women and men in the church and using their gifts as revealed by God. Any form of discrimination and oppression mars the image of God in creation and humanity, for God is a God of justice and the practice of Christianity is supposed to reflect the justice of God.
Hoewel dit een algemene indicatie geeft, is het niet duidelijk hoe getransformeerde concepten van mannelijkheid er op basis hiervan precies uit zouden moeten zien.
Achter de argumenten voor gender-rechtvaardigheid in de context van hiv schuilt een problematisering van macht in gender-relaties. Er wordt aangenomen dat in een situatie van gender-rechtvaardigheid, vrouwen empowered zullen worden, zodat zij over hun eigen seksualiteit beschikken en zichzelf kunnen beschermen. Zoals Musa Dube stelt: gangbare constructies van gender onthouden macht aan de helft van de mensheid, namelijk vrouwen, terwijl gender-rechtvaardigheid een herverdeling van de macht vereist. Zo’n herverdeling, zo meent ze, zal resulteren in een verandering van de gender-relaties ‘so that they do not serve as pathways of death, but become life-affirming, resisting poverty, powerlessness and fflV/AIDS.’
[16]
In overeenstemming met deze opvatting wijst Chitando erop dat mannen hun patriarchale privileges moeten opgeven vanwege het ideaal van gender-rechtvaardigheid en vanuit het besef dat ongelijkheid in gender-relaties vrouwen kwetsbaar maakt voor hiv en geweld.
[17]
De rol van de kerken
De theologen in kwestie zijn in hun analyse zeer kritisch over de rol van religie(s) in het algemeen en van christelijke kerken in het bijzonder. Deze zouden patriarchale ideeën over mannelijkheid bevorderen en daarmee de gender-ongelijkheid in stand houden. Zo stelt Fulata Moyo:
In the Church in Africa, not only is sexuality a taboo issue, but it is also a power issue at the mercy of those who have the decision-making power – in this case, men. The power of men is affirmed and safeguarded by a range of local religious and cultural sexual practices that frustrate the mutuality of sexual decisionmaking between the genders.
[18]
Als voorbeeld van de manier waarop kerken de macht van mannen in gender- verhoudingen bevestigen en beschermen, verwijst Moyo naar de notie van de man als hoofd van het huwelijk en gezin. Volgens haar is dit een belangrijk symbool van de patriarchale ideologie waarin macht en gezag worden toegekend aan mannen. Vrouwen worden daarbij tot minderwaardige en onderdanige wezens wier seksualiteit, lichaam en leven wordt beheerst door mannen. Net als Moyo stellen ook andere theologen dat allerlei door de kerk gehuldigde opvattingen patriarchaat in stand houden, en dat patriarchale vormen van mannelijkheid leiden tot de onderdrukking van vrouwen en problematisch uitwerken in de context van hiv. Zij dagen de kerken uit om hun patriarchale ideologie op te geven en een concept van mannelijkheid te bevorderen dat afziet van noties als dominantie, macht en gezag.
De christelijke kerken worden niet alleen kritisch aangesproken vanwege het bijdragen aan problematische concepten van mannelijkheid, maar worden ook gezien als instrument voor transformatie. Chitando zegt hierover het volgende:
Churches have a major role to play in the transformation of men. (…) African churches should implement programmes that help men appreciate the value of thepower to love and to care, over and above the kind of masculine power that tendstoward domination.
[19]
Het blijkt dat voor Chitando het veranderen van constructies van mannelijkheid onderdeel is van de levenbrengende missie van de kerk in de context van hiv. Hij pleit voor een ‘creatieve evangelisatie’ onder mannen, waarbij de kansel wordt gebruikt om mannen aan te pakken en om gender-gelijkheid te prediken en waarbij jongeren, vrouwen en mannen betrokken zijn bij het ontwikkelen en uitdragen van nieuwe idealen van mannelijkheid.
Pinksterkerk: Het promoten van ‘bijbelse mannelijkheid’
Gezien de kritiek van de theologen op kerken en de potentieel positieve rol die zij aan kerken toekennen, komt de vraag op wat voor opvattingen kerken feitelijk uitdragen en hoe zij bijdragen aan de constructie en transformatie van mannelijkheid. In deze paragraaf wordt een casus gepresenteerd, namelijk van de Northmead Assembly of God (NAOG). Dit is een van de prominentste pinksterkerken in Lusaka, de hoofdstad van Zambia. Haar hoofdvoorganger, bisschop Joshua H.K. Banda, hoort tot de vooraanstaande christelijke leiders van het land. De kerk heeft ongeveer tweeduizend leden, van wie de meeste jong en relatief hoog opgeleid zijn. In dit artikel bespreek ik vooral het formele kerkelijke discours, zoals in preken, omdat dit een goed beeld geeft van de masculinity politics van deze kerk.
Bekritiseerde kwesties omtrent mannelijkheid
In NAOG worden kritieke kwesties met betrekking tot mannen en mannelijkheid expliciet aan de orde gesteld. Een prachtig voorbeeld hiervan is een serie van acht preken, getiteld Fatherhood in the 21st Century (2008). Hoewel de titel spreekt over vaderschap, hebben de preken een veel bredere strekking. Het doel van de serie was om de ‘verwording van mannelijkheid’, die Banda constateert in de samenleving, te keren met behulp van een ideaal van de ‘biblical manhood’, oftewel bijbelse mannelijkheid. De prekenserie laat zien dat het veranderen van mannelijkheid een expliciet project is binnen de kerk. Prediking is een cruciaal instrument in dit project, maar er zijn ook andere instrumenten, zoals de verschillende groepen binnen de kerk voor jongeren, singles, mannen en getrouwde stellen. Allerlei kwesties in verband met mannen en mannelijkheid worden hier kritisch benoemd. De problemen die de meeste aandacht krijgen zijn:
-
Seksualiteit. Er is ontzettend veel aandacht voor seksualiteit, wat mede is ingegeven door de hiv-epidemie. Als het gaat over het belang van onthouding vóór, en trouw in het huwelijk, ligt de nadruk vaak op mannen. Er wordt aangenomen dat vooral zij hier moeite mee hebben. Volgens Banda komt dat doordat mannelijkheid in populaire opvattingen vooral samenhangt met seks. Daartegenover benadrukt Banda: ‘Biblical manhood is not defming yourself as a sex machine.’
-
Alcohol. Volgens de kerk is het drinken van alcohol niet verenigbaar met wedergeboren zijn als christen. Er wordt ook op gewezen dat alcohol een negatief effect heeft in de context van hiv, aangezien het vermogen van mannen om zichzelf te beheersen erdoor wordt aangetast. Ook zou de cultuur van drinken mannen ervan weerhouden hun verantwoordelijkheid te nemen in het gezin. Daarom doet Banda een beroep op mannen: ‘If we are to live as men of truth, it [alcohol] must be behind us and we must restore the dignity of the African home.’
-
Huiselijk en seksueel geweld. Verwijzend naar de statistieken over geweld tegen vrouwen stelt Banda dat deze een illustratie zijn van de ‘impairment of true, biblical manhood in Zambia’.
[22]
Gender-gerelateerd geweld wordt expliciet benoemd en verworpen. De kerk roept mannen die hierbij betrokken zijn op tot bekering. -
Mannelijke dominantie over vrouwen. De kerk is bezorgd over de manier waarop mannen zich vaak verhouden tot vrouwen. Iemand die actief is binnen huwelijkscounseling in de kerk stelde zelfs dat wanneer de kerk mannen niet zou onderwijzen voorafgaand aan het huwelijk en zou begeleiden tijdens het huwelijk, mannen al snel worden tot dictators in huis. Volgens Banda heeft dit te maken met de cultuur van , die volgens hem gecorrigeerd dient te worden door het ideaal van bijbelse mannelijkheid.
-
De onverantwoordelijkheid van mannen in het algemeen. Er wordt gezegd dat mannen de neiging hebben hun verantwoordelijkheden in het huwelijk, het gezin en de samenleving te verwaarlozen. In een van zijn preken spreekt Banda over ‘de chaos’ waarin Afrika zich bevindt, verwijzend naar aids, corruptie, geweld en armoede, en stelt dan: ‘We men are doing a bad job. It is a very serious problem. We love the power but we don’t love the responsibility. Shame on us, men.’
Volgens de kerk zijn al deze kwesties inherent aan gangbare vormen van mannelijkheid in . De bezorgdheid hierover binnen de kerk lijkt te zijn versterkt door de hiv-epidemie, maar is ingegeven door een bredere kritische analyse van de rol van mannen in het huwelijk, het gezin en de maatschappij.
Het ideaal van ‘bijbelse mannelijkheid’
In het licht van al deze kritische punten en de daaraan ten grondslag liggende vormen van mannelijkheid, probeert de kerk een alternatief te bevorderen. Zoals Banda zegt: ‘It is necessary for us to discuss afresh from a biblical angle what manhood really means in our society’.
[24]
Volgens mijn reconstructie bestaat het uitgedragen ideaal van ‘bijbelse mannelijkheid’ uit de volgende vier kemnoties.
Verantwoordelijkheid is het centrale concept, zowel in het onderwijs van de kerk als in de verhalen van kerkleden (mannen en vrouwen). De algemene opvatting is dat man-zijn verantwoordelijk-zijn betekent. Natuurlijk moeten ook vrouwen zich verantwoord gedragen, maar verondersteld wordt datde mannen een primaire verantwoordelijkheid hebben. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op het initiatief in de huwelijksrelatie, op het voorzien in de materiële behoeften van het gezin, en op het leidinggeven aan het gezin en de gemeenschap.
[25]
Banda kwalificeert deze verantwoordelijkheid van mannen als ‘benevolent’, wat wil zeggen dat ze niet gericht is op het eigenbelang van mannen maar juist dienstbaar is aan het huwelijk, het gezin, de gemeenschap en de samenleving in het algemeen.
De man als hoofd is het tweede sleutelbegrip in het ideaal van bijbelse mannelijkheid. Dit betreft vooral de positie en rol van mannen in het huwelijk en het gezin. Vanwege ‘the principle of male headship’ moeten mannen de hoofdkostwinner zijn en hebben ze de rol van priester, profeet en beschermer van de familie. Het idee van de man als het hoofd staat volgens Banda niet op gespannen voet het met idee van gelijkheid van man en vrouw, hoewel hij er wel twee preken aan wijdt om beide noties met elkaar te verenigen.
[26]
Verwijzend naar Efeze 5 benadrukt hij dat het hoofd-zijn van de man dienstbaarheid betekent, net zoals Jezus Christus ten dienste staat van de Kerk waarvan hij het hoofd is. Op deze wijze probeert Banda vast te houden aan wat hij ziet als bijbels, terwijl tegelijk het accent verschuift van macht en gezag naar meer gelijkwaardigheid in het huwelijk.
Het derde begrip is leiderschap, wat vooral betrekking heeft op de rol van mannen in de samenleving. Het gaat erom dat mannen ‘een verschil maken’ in de samenleving, sociaal, moreel en economisch. Ook hier wordt benadrukt dat mannen leiderschap niet moeten uitoefenen op een autocratische maar op een dienende wijze, met respect voor vrouwen en mobilisatie van hun capaciteiten.
Tot slot is er de notie van zelfbeheersing, die vaak benadrukt wordt met betrekking tot seks en alcohol. Onder verwijzing naar de populaire opvatting dat mannen niet in staat zouden zijn om hun seksuele verlangens te beheersen, doet Banda een beroep op mannen om controle uit te oefenen over hun leven en hun verlangens te beheersen, waarvoor een verandering van hun manier van denken nodig is.
[27]
Zelfbeheersing wordt gepresenteerd als hét kenmerk van ‘echt’ mannelijk karakter.
Het is opvallend dat de kerk mannen en populaire ideeën over mannelijkheid ziet als oorzaak van veel problemen in Zambia, maar tegelijk ook mannen en een getransformeerde vorm van mannelijkheid beschouwt als de sleutel tot de oplossing. De reden hiervoor is dat, volgens de gender-ideologie en theologie van de kerk, mannen een bijzondere rol hebben te spelen in Gods schepping. Het feit dat volgens Genesis 2 Adam als eerste werd geschapen, wordt verstaan als aanwijzing dat ‘there is something higher and bigger given to men.’
[28]
Het ideaal van ‘bijbelse mannelijkheid’ is gebaseerd op deze opvatting van een onderscheiden positie en een primaire verantwoordelijkheid van de man. Dit biedt de kerk een basis om mannen op te roepen om hun leven te veranderen.
Een analyse: twee verschillende paradigma’s
Het is duidelijk dat er grote verschillen zijn tussen de besproken Afrikaanse theologen en een lokale kerk als NAOG wat de visie en strategie voor het veranderen van mannelijkheid betreft. Toch is er ook een opvallende overeenkomst: zij delen hun kritiek op mannen en op gangbare opvattingen en uitingen van mannelijkheid. Net als de theologen stelt NAOG kwesties als seksualiteit, gender-gerelateerd geweld en mannelijke dominantie expliciet aan de orde. Meer nog, de kerk draagt actief een alternatief ideaal van mannelijkheid uit. Waar de theologen kerken oproepen om bij te dragen aan het veranderen van mannelijkheid, heeft NAOG zich op eigen initiatief al in een dergelijk project begeven.
Hoewel de kerk en de theologen de zorg omtrent mannen en hun opvattingen over mannelijkheid delen, drukken zij die zorg uit in verschillende discoursen. De theologen begeven zich met name in een gender-kritisch discours, waarbinnen ze gebruik maken van termen als patriarchaat, gender- (on)gelijkheid en gender-(on)rechtvaardigheid. De kerk daarentegen begeeft zich in een moreel discours en wijst daar op (on)verantwoordelijkheid en (im)moraliteit. Het gaat niet slechts om een kwestie van taal. Het toont een fundamenteler verschil aan in de analyse van mannen en mannelijkheid. Voor deze kerk zijn de problematische aspecten van populair mannelijk gedrag uitingen van een vorm van mannelijkheid die voortkomt uit een cultuur in moreel verval, een cultuur die door het christelijk geloof gecorrigeerd moet worden. De theologen zijn even kritisch als de kerk op gangbare uitingen van mannelijkheid, maar zien deze als gevolg van een patriarchale constructie van masculiniteit die mede in stand gehouden wordt door christelijke tradities.
Het verschil in de analyse resulteert in een verschillende inzet voor het veranderen van mannelijkheid. De kerk ontwikkelt een visie van ‘bijbelse mannelijkheid’ en benadrukt de ‘door God gegeven’ verantwoordelijkheden van mannen vanwege hun positie als hoofd en leider. De theologen dagen mannen niet alleen uit hun gedrag te veranderen, maar ook hun machtspositie binnen de structurele gender-verhoudingen. Kort gezegd, NAOG zoekt een herstel van mannelijkheid in een patriarchaal kader, terwijl de theologen een transformatie van mannelijkheid beogen voorbij traditionele, patriarchale opvattingen. Tegelijk moet worden opgemerkt dat de kerk niet alleen patriarchale vormen van mannelijkheid versterkt maar deze ook corrigeert. De macht van mannen wordt ingeperkt, mannelijke neigingen tot dominantie worden bekritiseerd en een bepaalde idee van gelijkheid van vrouwen en mannen wordt benadrukt (hoewel de betekenis van deze gelijkheid dubbelzinnig is). Dit is een voorbeeld van wat wel ‘soft patriarchaat’ genoemd wordt.
[29]
Met de verwoestende realiteit van hiv en aids en andere maatschappelijke problemen voor ogen doet de kerk een beroep op de ‘bijbelse’ positie van mannen als hoofd en leider, en daagt ze mannen uit om deze rollen te heroveren door te voldoen aan de daarmee samenhangende verantwoordelijkheden.
De gevolgde strategieën komen voort uit een verschillende opvatting over gender. De gender-ideologie van de kerk is gebaseerd op een letterlijke lezing van het scheppingsverhaal in Genesis 2, waarbij Adam wordt beschouwd als model van ‘bijbelse mannelijkheid’ (en Eva van ‘bijbelse vrouwelijkheid’). Dit leidt tot een essentialistische (en heteronormatieve) perceptie van gender, waarbij mannen en vrouwen worden bezien als fundamenteel verschillend maar complementair. Aangezien er in deze kerk nauwelijks sprake is van een kritische bijbelse hermeneutiek, worden concepten zoals mannelijk leiderschap kritiekloos overgenomen uit het scheppingsverhaal in Genesis en uit de brieven van Paulus. Hiertegenover staan de besproken theologen. Vanuit een kritische lezing van de Bijbel beschouwen zij mannelijk leiderschap als een ‘mythe’ en herzien zij traditionele, patriarchale interpretaties van het scheppingsverhaal. In het algemeen is hun gender-theologie niet gebaseerd op de notie van schepping maar op die van herschepping. Ze stellen zich een nieuwe gemeenschap van mannen en vrouwen voor, gebaseerd op het bijbelse visioen van de nieuwe aarde, gekenmerkt door gelijkheid, wederkerigheid en rechtvaardigheid.
[30]
Patriarchaal maar constructief
De primaire context van de huidige zoektocht naar getransformeerde vormen van mannelijkheid in Afrika is de hiv-epidemie. Het is duidelijk dat de nadruk die de kerk legt op verantwoordelijkheid en zelfbeheersing kan helpen bij de preventie van hiv, voor zover mannen dit in de praktijk brengen. Er wordt gezegd dat juist in pinksterkerken de leden eerder geneigd zijn zich te houden aan de morele voorschriften van de kerk. Dit zou te maken hebben met vier cruciale factoren waarop deze kerken hoog scoren: indoctrinatie, religieuze ervaring, uitsluiting en socialisatie.
[31]
De poging van NAOG om mannen en mannelijkheid te veranderen komt hiermee overeen. Mannen worden niet alleen veroordeeld en gecorrigeerd vanuit een moreel perspectief, maar een positief geformuleerd mannelijkheidsideaal wordt actief bevorderd. Dit ideaal wordt verbonden met de belangrijke religieuze ervaring van het ‘opnieuw geboren worden’ en met de voortdurende heiliging van het leven die kenmerkend is voor pinksterspiritualiteit. Bovendien wordt het ideaal van ‘bijbelse mannelijkheid’ gebruikt om ‘wedergeboren’ mannen te onderscheiden van andere mannen in de samenleving.
Ezra Chitando erkent de potentie van pinksterkerken zoals NAOG om gangbare constructies van mannelijkheid die schadelijk zijn in de context van hiv uit te dagen en te veranderen. In een studie over de pinksterbeweging in Zimbabwe merkt hij op:
Pentecostals seek to empower men to realise that abstinence and faithfulness are realistic options in the HIV era. The Pentecostal teaching on mutuality and communication in marriage is also critical in the HIV era. … The Pentecostal engagement with masculinities offers a lot of promise in the struggle against the Hiv epidemie in Zimbabwe.
[32]
Zo blijkt dat in de context van de hiv-epidemie de inspanning van NAOG om mannelijkheid te veranderen positief kan uitwerken. Dit nuanceert de vrij massieve statements die de theologen vaak maken, waarin de patriarchale vormen van mannelijkheid per definitie als ‘gevaarlijk’ en ‘dodelijk’ worden gezien. In de kerk wordt een ideaal van mannelijkheid hooggehouden dat weliswaar patriarchaal is maar toch ook positief kan zijn in het licht van problemen als hiv en huiselijk en seksueel geweld tegen vrouwen. Mijns inziens is het concept van patriarchaat veel te monolithisch om het discours binnen een kerk als NAOG te analyseren: het is niet sensitief voor de verschillende manieren waarop mannelijkheid kan worden gevormd binnen een patriarchaal kader. Een genuanceerdere conceptualisering is nodig voor onderzoek naar de verschillen, nuances en dubbelzinnigheden van vormen van mannelijkheid die allemaal patriarchaal kunnen zijn, maar die niet noodzakelijkerwijs (even) onderdrukkend voor vrouwen zijn en die niet per se negatief uitwerken in de context van hiv.
Constructief maar patriarchaal
Hoewel Chitando en andere in dit artikel besproken theologen beseffen dat mannelijkheid zoals geconstrueerd in een pinksterkerk als NAOG positief kan uitwerken in de context van hiv, zijn ze nog steeds kritisch. Chitando stelt dit het duidelijkst als hij zegt dat de bijdrage van de pinksterbeweging aan het veranderen van mannelijkheid nuttig is, maar niet radicaal en adequaat genoeg. Hij formuleert zijn kritiek als volgt: ‘The Pentecostal approach is still rooted in the paradigm of the male as the leader. … [Pentecostals] are not willing to challenge the myth of male headship. The HIV epidemie calls for courage in redefïning gender roles.’
[33]
De angst van Chitando lijkt te zijn dat noties als de man als hoofd en leider niet alleen symbolisch zijn, maar verbonden zijn met macht die gemakkelijk misbruikt kan worden. Een soortgelijke zorg is verwoord door Sarojini Nadar. In de traditie van de feministische theologie gebruikt ze een ‘hermeneutiek van argwaan’ in haar evaluatie van een Zuid-Afrikaanse christelijke mannenbeweging. Op basis daarvan zegt ze dat het discours over mannelijke verantwoordelijkheid dat hier gebruikt wordt gemakkelijk kan leiden tot dominerende en onderdrukkende houdingen. Nog duidelijker stelt ze dat ‘a theology of headship and submission is simply yet another way of promoting violence (in its varied forms).’
[34]
Het idee van verantwoordelijk mannelijk leiderschap lijkt wellicht aantrekkelijk, zegt Nadar, maar we moeten ons daar niet door laten misleiden. Integendeel, het moet onze ‘antennes voor gerechtigheid’ onmiddellijk doen rijzen. Op deze wijze bepleiten de theologen argwaan tegen elke vorm van patriarchale mannelijkheid, hoe soft of constructief die ook mag lijken. Zoals Chitando stelt: de enige ‘formidable line of defence against HIV’ is dat mannen ‘give up their privileges in pursuit of gender justice’.
[35]
Het lijkt erop dat Chitando, Nadar en anderen gender-rechtvaardigheid invullen als een radicale gelijkheid van vrouwen en mannen. Hoewel ze het probleem in de context van hiv vaak leggen bij het misbruik van macht door mannen, lijkt het erop dat ze eigenlijk het bezit van macht door mannen als cruciaal beschouwen, omdat het een dergelijk misbruik mogelijk maakt. Vandaar dat zij pleiten voor een herverdeling van macht tussen mannen en vrouwen om gender-verhoudingen radicaal te transformeren. Omdat Pinksterkerken zoals NAOG – net als vele andere Afrikaanse kerken – een dergelijke feministische agenda niet steunen, worden hun pogingen om mannelijkheid te veranderen beoordeeld als niet adequaat. Deze kritiek is ideologisch van aard, maar is ook inherent aan de eigen analyse van de hiv-epidemie. De theologen stellen juist de structuren die ten grondslag liggen aan de epidemie aan de orde. Hoewel kerken kunnen bijdragen aan opvattingen over mannelijkheid die preventiever en constructiever van aard zijn, blijft de structuur van genderongelijkheid in stand. Vanuit hun bevrijdingstheologie beogen de theologen echter niet alleen een gedragsverandering bij mannen, maar een structurele transformatie van gender-verhoudingen.
Conclusie en reflectie
Hoewel ik niet wil beweren dat NAOG representatief is voor Afrikaanse kerken in het algemeen, denk ik dat de bevindingen in deze studie min of meer overeenkomen met patronen in vele andere kerken in Afrika. Dit betekent dat de bovengenoemde verschillen in visie en strategie het voor de theologen moeilijk maken om met kerken samen te werken aan het veranderen van mannelijkheid. Zoals blijkt uit de hierboven gepresenteerde kritiek van Chitando en Nadar, zijn de theologen zeer kritisch over de inspanningen van kerken om problematische constructies van mannelijkheid te veranderen. Ik begrijp deze kritiek en heb grote sympathie voor de radicale inzet bij gender-gelijkheid. Hoewel ik hierboven heb betoogd dat het concept van patriarchaat te monolithisch is om religieuze discoursen over mannelijkheid zoals die in NAOG op een genuanceerde manier te analyseren, besef ik dat de theologen het gebruiken als een kritisch concept vanuit de fundamentele overtuiging dat mannen en vrouwen gelijk en naar het beeld van God zijn geschapen.
Voor mij is het de vraag hoe de theologen hun kritische gevoeligheid voor gender-ongelijkheid en hun inzet voor gender-rechtvaardigheid kunnen behouden en tegelijkertijd de inspanningen van kerken zoals NAOG om populaire opvattingen over mannelijkheid te veranderen op een genuanceerdere manier kunnen waarderen. Deze vraag is overigens niet alleen relevant voor Afrikaanse theologen, aangezien allerlei kerkelijke, oecumenische en maatschappelijke organisaties zich vandaag de dag actief mengen in veranderingsprocessen ten aanzien van gender en mannelijkheid in Afrika.
Mijn antwoord op deze vraag is tweeledig. De eerste suggestie is religie- wetenschappelijk van aard en betreft de analyse van religieuze discoursen zoals die in NAOG. Zoals gezegd, het is te simpel om het discours te betitelen als patriarchaal en het daarmee af te doen. Dat doet geen recht aan de subtielere veranderingen die er wel degelijk zijn. Een voorbeeld is het idee van male headship, de man-als-hoofd: dit wordt door Banda aangehaald, niet zozeer om een patriarchale status quo te bevestigen, maar om mannen te herinneren aan hun ‘door God gegeven’ verantwoordelijkheid ten aanzien van hun seksualiteit, relaties, huwelijk en gezin. In cultureel-antropologische termen zou je kunnen stellen dat dit bijbelse concept wordt gebruikt om een bepaalde vorm van agency van mannen te constitueren. Deze agency is sterk ethisch geladen en heeft betrekking op verantwoordelijkheid, dienstbaar leiderschap en zelfbeheersing. Als het discours over ‘bijbelse mannelijkheid’ op zo’n manier zou worden geanalyseerd, komt het transformatieve potentieel mijns inziens beter aan het licht.
[36]
Mijn tweede suggestie heeft een meer theologisch karakter. De theologen presenteren ‘patriarchaat’ en ‘gender-rechtvaardigheid’ als twee elkaar uitsluitende realiteiten. Als een bepaalde vorm van mannelijkheid wordt gedefinieerd in patriarchale termen, kan het niet bijdragen aan gender-rechtvaardigheid. Ik heb echter laten zien dat NAOG bij het omvormen van mannelijkheid zich weliswaar begeeft in een patriarchaal discours, maar dat dit leidt tot vormen van mannelijkheid die wel degelijk positief kunnen uitwerken in de concrete sociale context van hiv. Het concept van ‘bijbelse mannelijkheid’ voldoet wellicht niet aan het ideaal van gender-rechtvaardigheid waarvan de theologen dromen. Echter, zij erkennen ook dat gender-rechtvaardigheid een ‘utopische visie’ en een ‘eschatologische hoop’ is.
[37]
In overeenstemming hiermee zou ik willen stellen dat de transformatie van masculiniteit plaatsvindt in het interim: het verwacht en werkt geleidelijk toe naar de volledige realisatie van gender-rechtvaardigheid. Dit eschatologische perspectief zou de theologen een basis kunnen bieden voor een genuanceerdere beoordeling van de soft-patriarchale vormen van mannelijkheid in kerken als NAOG, terwijl ze tegelijkertijd hun commitment aan gender-rechtvaardigheid kunnen blijven handhaven. De ruimte van het interim biedt ondertussen ook tijd voor een verdere dialoog tussen kerken en kritische theologen over de fundamentele theologische opvattingen die ten grondslag liggen aan hun ideeën over gender en mannelijkheid. Misschien kan er zelfs gedroomd worden over mannelijkheid in het ‘post interim’ – en wat mij betreft gaat het dan over een algemeen gedeelde humaniteit.