Menu

Basis

Uitgaan—een doodgewone Duitse dominee

Op 9 oktober 1989 liepen 70.000 mensen met brandende kaarsen in de hand door de straten van Leipzig. Zonder de prediking van geweldloosheid was dit verzet tegen de toen heersende DDR-dictatuur nooit op gang gekomen. Christian Führer, de Wendedominee van de Nikolaikirche in Leipzig, was het gezicht van deze beweging. Hij vond de moed en kracht om zich te blijven verzetten, maar deed dit met de zachtmoedigheid van een lam. Hoe is het mogelijk dat vanuit een gemiddeld saaie stadskerk met een doodgewone dominee uiteindelijk een dictatuur instort? Pieter Oussoren vertaalde de onlangs verschenen memoires van Führer en gaat op zoek naar een mogelijk antwoord.

Het is volgens mij goed dat de DDR in 1990 is verdwenen. Een dictatuur moet je niet willen houden. Toch zijn er momenten dat ik met een licht heimwee aan bepaalde zaken terugdenk. De geur van bruinkool in de tegelkachels, waar snuif je die nog op? En de spandoeken, rood doek bedrukt met witte blokletters, teksten die monter probeerden om de eigen burgers en de bezoekende gasten bij de socialistische les te houden: ‘Es lebe die Deutsch Sowjetische Freundschaft!’, ‘Arbeiten fördert den Frieden’ en ‘Mach mit für dein Leipzig das dir an Herzen liegt!’ Het had wel iets feestelijks, al dat wit op rood, maar het is voorbij.

‘Een gebeurtenis van Bijbels formaat. En wij waren erbij!’

Het zal omstreeks 2010 geweest zijn dat ik in Leipzig, op weg naar de Buchmesse, niet alleen de gewone ‘westerse’ reclames tegenkwam—die je eigenlijk niet eens meer bewust waarneemt—maar ook een spandoek en kleurenposter met daarop het trouwe en trouwhartige, stekelharige hoofd van Wendedominee Christian Führer met de tekst: ‘Ein Ereignis biblischen Ausmasses. Und wir sind dabei gewesen’—een gebeurtenis van Bijbels formaat. En wij waren erbij! Ik wist niet wat ik zag! In Nederland laten steden nooit bij monde van een predikant weten dat er in hun stad iets van Bijbels formaat is gebeurd. Maar je moet dan ook eerst 40 jaar een dictatuur hebben ondergaan, voordat mede door kerkdiensten en kaarsen-processies in jouw stad de dictatuur door de benen zakt.

Openluchtgevangenis

Voor mij was de instorting van de DDR-dictatuur en het vallen van de scheidsmuur tussen Oosten West-Duitsland een groot wonder, een ervaring van ‘God in het wereldgebeuren’, die ik nooit en te nimmer had verwacht. Vanaf midden jaren 1960 ben ik veelvuldig in Westen Oost-Berlijn geweest en ook in de stad Leipzig. Mijn leervicariaat deed ik in Berlijn, onder de hoede van de onvergetelijke Nederlandse predikante Bé Ruys. En ook in Leipzig heb ik een tijdje gewoond. Ik vond er vrienden en ik heb de Duitse kerk van Oost en West een beetje leren kennen. Ik vond de DDR een vreselijke openluchtgevangenis. Dat vonden mijn vrienden daar óók, maar zij leerden me dat er in de DDR toch te leven en te geloven was. Omgekeerd dacht ik werkelijk dat de Muur en het IJzeren Gordijn de eerste 100 jaar niet zouden verdwijnen. Oost-Duitsers die te hard klaagden over hun opgesloten bestaan vertelde ik parmantig dat Duitsland beter géén oorlog had kunnen beginnen met al z’n buren. Als je die verliest dan kríjg je bezettingszones en sectorengrenzen, daar moesten ze dan ook maar in geloof, hoop en liefde mee zien te leven. Misschien zou het socialisme ooit een menselijker gezicht krijgen, zoals kortstondig in het Tsjecho-Slowakije van Alexander Dubcek (1967-68), maar daarop moesten we maar niet te snel hopen, dacht ik. Ook niet met een beroep op God.

Met een kaars in de hand kun je geen steen gooien!

Geheim

Maar op het meest onverwachte moment hebben Vader, Zoon en heilige Geest mijn klein geloof beschaamd. Sindsdien onderricht, vier en preek ik anders dan voorheen. Als mensen bijvoorbeeld zeggen: ‘Dat wordt niks meer met de kerk in Nederland!,’ zeg ik: ‘Dat zie ik ook zo, maar hoe het werkelijk zal gaan, daar weten we niets van, verrassingen zijn nooit onmogelijk!’ Daar ben ik niet meer van af te brengen, al weet ik ook wel dat de DDR economisch helemaal aan het eind was, dat de führende Schicht van pioniers fysiek niet meer verder kon, dat overal democratiseringsgroepjes ontstonden en op de achtergrond de grote Gorbatsjov al had laten weten dat er deze keer geen Sovjettroepen zouden optreden om Oostblokregimes te beschermen tegen opstandige bevolkingen.

Zonder de 70.000 mensen die op 9 oktober 1989 met brandende kaarsen in de hand door de straten van Leipzig liepen, was de DDR-leiding niet gecapituleerd. Zonder de geweldloosheid van die 70.000—met een kaars in de hand kun je geen steen gooien!—was het niet geweldloos afgelopen. Zonder prediking van de geweldloosheid van Jezus in de Nikolaikirche in Leipzig en vele andere kerken daar en elders, was de vrede niet geleerd en beoefend. Zonder de predikanten Christoph Wonneberger en Christian Führer in de Nikolaikirche in Leipzig was die kerk niet een huis-van-waaruit-vrede geworden.

Waar hadden zij het vandaan? Van Wonneberger weet ik het niet. Hij leeft nog wel, maar heel teruggetrokken. Führer is in 2014 op 71-jarige leeftijd overleden, maar heeft in de jaren 1990 alles laten opschrijven door Erich Loest en laten verfilmen door Frank Beyer—boek en film heten allebei Nikolaikirche’ Hij is na zijn emeritaat in 2008 zijn memoires gaan schrijven en die zijn in 2010 als boek verschenen.

Altijd heb ik in Leipzig gekerkt bij Führer. Door eerst Nikolaikirche van Erich Loest te vertalen (in 2003 verschenen als Het wonder van Leipzig) en vervolgens de eigen memoires van Führer, heb ik gehoopt meer te gaan begrijpen van zijn ‘geheim’ en het geheim van zijn stadsgemeente. Ik vind het geweldig om—op een afstandje—een echt wonder te hebben meegemaakt, maar nu wil ik het ook nog begrijpen. Hoe kan het immers dat vanuit een gemiddeld saaie stadskerk met een doodgewone dominee uiteindelijk een dictatuur instort? De hand van God, ja, maar van welke middelen en mogelijkheden heeft die hand zich bediend? ‘Weet je nu méér van het geheim?’ vroeg een collega. Op zijn gezicht stond gedrukt: vast niet!, maar iets wijzer ben ik wel geworden.

Bidden in restaurants

De stadsgemeente is zo Duits-gewoon als het maar kan. Vele duizenden leden op papier, ‘s zondags in de kerk vijftig tot honderd mensen die niet erg meezingen bij veel te luid orgelspel, maar daar dan weer niet onder lijden. Geen ‘kritische’ gemeente, geen studentengemeente, geen pioniersplek. Wel een plek waar je sinds 1167 terechtkunt voor rouw en trouw, doop en Konfirmation, én om Heiligabend te vieren. Christian Führer is er in 1980 naartoe gehaald. Hij wilde eigenlijk niet, maar men bleef maar zeuren. Hij was met plezier al twaalf jaar predikant van de dorpen Lastau en Colditz, als een echte dorpsdominee. Hij kende iedereen, wilde dat ook en meldde zich bij iedereen op verjaardagen. Zo ook op 25 december bij de secretaris van de plaatselijke Partij-afdeling. Hij zei: ‘Wat geweldig dat u tegelijk met onze Heer en Heiland uw geboortedag mag vieren!’

‘Waarom zou ik stoppen? Is de vrede dan ineens aangebroken?’

Een bijzondere roeping, predikant van de DDR? Zo zag hij het niet. Zijn vader was ook predikant, net als een broer van z’n vader en opa Führer. Tijdens alle stormen van de Duitse geschiedenis werden erediensten gehouden, werd in en buiten de kerk het evangelie verkondigd, werden kinderen gedoopt en werd gecatechiseerd, werden zieken getroost en de doden begraven. Er zijn mensen nodig die dat doen! Dus deed Christian Führer het ook. Hij voelde zich ten opzichte van zijn vaderen geen vernieuwer, maar een voortzetter van de traditie.

Hij heeft zich ook niet afgezet tegen vader en grootvader, al waren die vast anders geschoold dan hijzelf. ‘Zijn’ theologen zijn Luther, Barth en met name Bonhoeffer. Meer dan menig theoloog was hij ook welgeordend vroom: geen dag zonder morgengebed thuis en in de kerk en Bijbelstudie, ‘s avonds altijd rust en avondgebed. In de woelige tijden geen vergadering zonder aan het einde een korte Andacht en een door allen—staand—gebeden Onze Vader. ‘U bent niet verplicht om mee te doen, maar ik ben dominee en ik doe dit altijd zo’. Tot gêne van collega’s en vrienden bad hij ook altijd hardop in restaurants… Dit lijkt allemaal erg antirevolutionair, maar ik denk dat zijn ‘gewoon het werk doen’ en vroom geworteld zijn in de traditie hem in zijn zwakheid, hij had een slechte gezondheid, de kracht gaf om ook voor een revolutie niet bang te zijn.

Naïef

Deed deze doodgewone dienstknecht des Heren ook nog ongewone dingen? Jawel.

Het Friedensgebet elke maandag om vijf uur, in 1980 begonnen, was een signaal van geloven-op-maandag en met z’n benaming alleen al een anti-DDR-statement: ‘Zolang vrede, gerechtigheid en goede zorg voor de schepping (ook) hier er nog niet zijn, zullen wij God aanroepen om vrede!’ De DDR zag zichzelf graag als de Duitse vredesstaat tegenover de ‘revanchistische en kapitalistische’ Bundesrepublik. Denk overigens niet dat het druk werd in deze vespers. Pas in 1988 en ‘89 kwam de loop erin. Hij ging vrolijk door. ‘Waarom zou ik stoppen? Is de vrede dan ineens aangebroken?’ Hij geloofde oprecht in de kracht van het gebed—en zie! Sommige mensen vonden hem naïef.

Ongewoon was ook dat hij mensen met zelfde problemen zoveel mogelijk in gespreksgroepen met elkaar in verbinding bracht, zodat dienstweigeraars, Bausoldaten, natuurbeschermers en uitreisvisumaanvragers er niet meer alleen voorstonden. Hij nodigde ze ook uit om beurtelings de vredesvespers mee voor te bereiden. Hij bouwde hun klachten en noden om tot gebeden tot God.

De Stasi vond dat allemaal veel te politiek. Maar als hij een anoniem dreigtelefoontje kreeg, bond hij niet in. Dan bracht hij met smaak verslag uit van zo’n gesprekje met een anonieme ‘vriend’ die natuurlijk geen echte vriend was. Er begonnen mensen naar de kerk te komen om zijn Stasinieuwtjes te horen. En dat maakte de Stasi weer woedend. Waar moet het heen met het socialisme als zo’n te vriendelijke zwartrok de mensen om je laat lachen? Dat was ook nieuw, dat hij in al zijn angsten zichzelf en anderen erin oefende om niet meer bang te zijn voor de afluisterpraktijken en erger.

Bijltjesdag

Tactisch gezien was geweldloosheid in een geharnaste DDR een ijzersterk idee. Maar voor Führer werd het steeds meer ook een geestelijke zaak: hoe bestrijden wij het geweld in onszelf? ‘De houding zelf is belangrijker dan het resultaat!’ Toch kwam er ook nog een wonderbaarlijk resultaat: de val van een dictatuur zonder bloedvergieten en bijltjesdag. En dan is er nog het wonder ná het wonder. Toen zijn Sternstunde voorbij was, bleef Führer gewoon dominee, op zijn post in Leipzig. Blijmoedig incasseerde hij dat de kerkgang weer terugviel naar een ‘normaal’ niveau. Hij had net als veel van zijn collega’s parlementariër kunnen worden, hoogleraar, minister of zelfs president. Maar dat was allemaal zijn roeping niet, vond hij. Hij was een nuttige dominee gebleken die de boodschap van Jezus echt had weten over te brengen. Dus wilde hij gewoon dominee blijven, net als zijn vader en zijn grootvader, op dezelfde plek waar hij al ongelooflijke dingen had beleefd.

Voor wie verder wil lezen verscheen onlangs het door Pieter Oussoren vertaalde boek: Christian Führer, Geloof laat een Muur vallen—Memoires van de Wende-dominee, Skandalon, Middelburg, 2017.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken