Menu

None

Van Ruler en de prediking

Met een wichelroede op de preekstoel

Open bijbel in de openlucht
(Beeld: Pexels via Pixabay)

Of ik als kind eind zestiger jaren ooit Van Ruler heb horen preken, kan ik niet meer nagaan. Mijn moeder luisterde graag naar de radio, en ik sluit zeker niet uit dat Van Rulers stem ook bij ons thuis de klanken van het evangelie in het alledaagse bestaan heeft binnengebracht. Toch was van Ruler mij onbekend.

Als homileet en praktisch theoloog opgeleid aan de VU, – net als Van Keulen trouwens- heb ik echter nooit met Van Rulers theologie kennisgemaakt. Wij gereformeerden – synodalen- waren druk met Kuitert en voor de homiletiek vooral in de ban van de radicale wending naar de hoorders zoals die door Ernst Lange in Duitsland werd voorgestaan. ‘Der Höhrer ist mein Thema’, en om die werkelijk serieus te nemen in heel zijn of haar aardse bestaan, was al moeilijk genoeg. En verder zochten we een antwoord op de vraag naar de hoop, hoop voor de wereld, recht en gerechtigheid, zoals Moltmann dat leerde in zijn politieke theologie. Van Ruler bleef mij onbekend.

Als beginnend predikant nog voor het Google-tijdperk op zoek naar materiaal dat mijn gedachten en studie ten behoeve van de prediking kon voeden, kocht ik echter wel een boekje met meditaties van Van Ruler. Over de psalmen. De meditaties spraken me aan maar dat het Van Ruler was die het geschreven had, zei me weinig, Van Ruler bleef mij onbekend.

Pas tamelijk recent beluister ik via de website van het project rond de Verzamelde Werken die keurige stem van Van Ruler, in een typische 70er jaren toon die met keurige AVRO dictie onwillekeurig de tijd van het polygoonjournaal in herinnering roept en daarmee een wereldbinnenhaalt in een mix van gewijde en gewone taal.

Pas recent verneem ik via Van Keulens heldere analyse hoe Van Ruler belang moet hebben gehecht aan het preken voor de ‘gewone mensen’ want niet de gemeente, maar de wereld was het adres van de prediking en de gemeente hooguit de eerste klankbodem, geroepen tot weerklank. Pas nu lees ik hoe zijn denken over het Rijk Gods ook Moltmann beinvloedt heeft en zie ik nog duidelijker hoe Rudolf Bohren
zijn Predigtlehre met daarin vertrouwen op de Geest die wegen schrijft in de tijd, niet kon schrijven zonder het krachtig primaat van Van Rulers pneumatologische insteek in de prediking.

En nog steeds als ik ergens over de psalmen mag preken, dan pak ik dat boekje met meditaties en wordt getroffen door zinnen als die over psalm 23: ‘Soms denkt een mens: waar was het ook weer? Dan is hij alles kwijt. Maar wie ooit iets van de feestelijke vreugde van God geproeft heeft, vindt het toch telkens weer terug. Het simpele, eenvoudige leven van elke dag is een feestmaal. Het hoofd is gezalfd. De
beker is overvloeiende’. Dat is verkondiging, vertroosting, een ruim perspectief, en dat proef ik op elke bladzijde. (Over de psalmen, 66 meditaties, Callenbach, Nijkerk,
tweede druk, 1983, 88)

Het is goed, dat de betekenis van Van Rulers werk zich nu breed laat bestuderen. Het is goed, dat het daarin gaat over de prediking, de dienst van het Woord, als spil van het ambtelijk werk. Meerdere keren horen we die term bij van Ruler: de spil. Dat is een mooi beeld, want het geeft aan dat er een kern is, dat het dynamisch is (het moet gebeuren, 623) en dat er een reikwijdte beoogd wordt

Want de kern, zo je wilt de as is het nieuw-testamentisch getuigenis door apostelen en evangelisten doorgegeven. De dynamiek is ingegeven door het geloof in het gebeuren van de prediking, – het Woord zal niet leeg weerkeren- en de reikwijdte is enorm: De prediking is profetisch en apostolisch van aard en heeft het rijk Gods op het oog: het is niets anders dan ‘een uitspreken van Godswege van de waarheid
over alles’ (575), het is ‘voortzetting van de openbaring van God in de wereld’ (605) En denk niet dat dat alleen het aanzeggen van heil of onheil betreft. Natuurlijk, prediking is het aanzeggen, verkondiging, maar het is ook het voeden van verdiepende kennis en het is ook het anticiperen op de uiteindelijke openbaring der dingen. En met het Rijk Gods, is hoop in beeld, met het rijk Gods, daar ís de hoorder in beeld, met alle aardse worsteling, en daar is Gods werk in beeld, want ‘preken is ook een uitgieten van het hart des mensen tot op de laatste druppel en een uitzeggen van het hart van God tot op zijn laatste bedoeling’ (577)

Ik heb genoten van de opstellen van Van Ruler over de prediking waarin steeds denkpatronen terugkeren, waarin systematische theologie en praktische theologie door elkaar heenlopen en waarin de hoge theologische legitimatie voor de preek niet geslachtofferd wordt aan een te klein denken van Gods belofte, van Gods rijk en zelfs niet van de armzalige dienaren des Woords.

Daarom is het weldadig om te lezen hoe Van Ruler als een collegiale leraar der kerk naast de zuchtende en soms tobbende prediker gaat staan en deze aanmoedigt niet op te geven, om niet te vluchten en om met vreugde te genieten van een roeping zo wijd als de wereld. En hij geeft ook nog eens praktische aanwijzigen zo nu en dan over het hoe van de (synthetische) prediking. Van Ruler lezen is genieten voor een theoloog.

Belang voor onze tijd

Maar de vraag is mij gesteld in welk opzicht het homiletisch denken van Van Ruler
van belang zou kunnen zijn voor onze tijd? Ik noem een drietal aandachtspunten:

  1. Van Ruler wordt niet moe om de eigen plaats en opdracht van de prediking te benadrukken. In vrijwel alle artikelen valt mij op dat hij spreekt over de vlucht van de predikant die eigenlijk niet meer gelooft in de kracht en de opdracht van dienst van het Woord. Beeldend schetst hij hoe oncomfortabel het kan voelen om alleen met woorden op de preekstoel te staan. En te weten dat
    iedereen in de samenleving moet nuttig zijn, iets moet produceren, elk beroep heeft zijn specialisme zijn expertise en de prediker? Die heeft alleen maar woorden. Een apostolisch ambt en getuigenis. En hij ziet predikers daarbij weglopen, ze gaan zich in hun preken vooral bezighouden met
    psychologie, met sociologie, met filosofie. Daar moet hij niets van hebben: Niet vluchten in ‘sociale zorg, metafysica of religieuze verheerlijking van de enkeling of de gemeenschap (592). Dominee is geen psychotherapeut of jeugdleider of maatschappelijk werker (619). Predikanten verschuilen zich in nieuwe vormen of verruilen of vermengen de gestalte van de prediking voor andere vormen van kerkzijn, een soort van dadendrang. Van Ruler zegt: doe dat niet. ‘Met moet in de preek niet teveel echte zoden aan de dijk willen zetten, haar niet willen vullen, bijv. door concrete politieke progapanda of met de strijd voor de sociale gerechtigheid. ‘Dat is een vorm van zelfverlossing van de prediking welke eindigt met zijn opheffing. De prediker doet beter, wanner hij hier de grens van de prediking erkent en op hoop tegen hoop volhoud tot het einde’ (582)

    Ik denk dat wij die vraag vandaag opnieuw moeten beantwoorden: is de prediking, die zo weinig mensen trekt, zo weinig zoden aan de dijk zet, een zo weinig publieke gestalte heeft, nog steeds het medium waarmee God ons zijn rijk voor ogen schetst? Ik zie dat op allerlei plaatsen in de kerk alternatieve communicatiemiddelen gezocht en gevonden worden om het evangelie te
    delen, het apostolisch getuigenis. Is dat een vlucht, weg van de preekstoel? Van Ruler erkent de wisselende historische gestalten van de prediking. Maar welke gestalte vraagt de eigenheid van de prediking vandaag? Hoe blijven wij bij de eigenheid van de theologie?
  2. Van Ruler zegt: Het gaat niet om ons en ons geloof maar om God en zijn wereld. Christus prediking is prediking van zijn Rijk. Dat is een heilzaam tegengif tegen alle wellness prediking die ons vooral een goed gevoel moet bezorgen of in elk geval het gewenste gevoel van zonde en genade, of van
    ellende of juist een parel in Gods hand te zijn. Van Ruler stelt: Het gaat niet alleen om de mens, niet alleen om de soteriologie, ‘ik ben niet alleen gered, ik bén er ook! (594) ‘De Here God is even diep geïnteresseerd bij de samenleving der mensen en bij het proces der geschiedenis als bij de innerlijke roerselen van de enkele ziel’(607).

    Ik vraag mij af: Zou dat ruimte bieden, voor een prediking waarin ook in de orthodoxie meer aandacht is voor bijvoorbeeld scheppingsleer? Aandacht voor de aarde? Voor, ja laten we het zo maar benoemen: een loslaten van al te voorspelbare thema’s naar een werkelijk laten uitspreken van de Schriften?
  3. De preek, zegt Van Ruler, helpt ons opmerkzaam te zijn op Gods handelen in de wereld. Het doel is dat wij de wereld gaan beleven als rijk van God. Niet alleen wij, maar dat de geschapen werkelijkheid dat doet. Hij gebruikt daarbij een beeld. Het is het beeld van de wichelroede. Eerst zegt hij over de kerk, en dan over de preek dat deze als het ware aanvoelt waar God aan het werk is. En dat registreert. En dus eigenlijk toeleidt naar de onderstromen, ‘de ondergrondse waterlopen van het handelen van God’, de bronnen van het levende water. Ik vind dat een prachtig beeld. Want het houdt iets van het oude ambacht overeind, de mysticus, wichelroedeloper, het erkent de bronnen en het wijst de weg. Het is tentatief, zoekend, tastend en tegelijkertijd volstrekt zeker: hier gebeurt het!

Die drie punten: het blijven bij de Schriften, de aandacht voor de geschapen werkelijkheid van mens en wereld en het beeld van de prediker als wichelroedeloper is voor mij een verrijkende leeservaring geweest in het werk van deze grote en sensitieve theoloog.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken