Van U naar Jij
De ene sociale situatie vraagt om vousvoyeren, de andere om tutoyeren. In de loop van de afgelopen decennia is bovendien jij meer gemeengoed geworden dan u. In beide gevallen betekent de wisseling tussen u en jij een overgang, een transitie, voor de spreker en de aangesprokene. Ook God wordt meer en meer ‘Jij’ genoemd. Er is iets veranderd. Ook als je kiest voor ‘U’, klinkt ‘Jij’ door.
Begin jaren zeventig was ik als priester in Zutphen tegelijkertijd werkzaam in een instelling voor oecumene, in een ziekenhuis, een vormingscentrum en een woonwagenkamp. Vanuit deze meervoudige en veelsoortige situatie verhuisde ik naar Nijmegen om daar te werken als studentenpastor. Bij deze transitie was er op allerlei manieren sprake van verandering, maar de meest significante overgang lag voor mij in de gebruikelijke aanspreekvorm: die verplaatste zich van u naar jij. Wat betekent deze transitie?
Het antwoord op die vraag wil ik hier verkennen door eerst stil te staan bij de nieuwe oriëntatie die erdoor ontstaat. Vervolgens vraag ik me af hoe zo’n transitie effect heeft op het vinden van verband, het zoeken van richting en het ervaren van grond in het bestaan. In een afsluitende reflectie kijk ik naar de invloed van deze transitie op de ontwikkeling van identiteit.
Nieuwe oriëntatie
Op het moment dat ik dit schrijf, schudden we geen handen, we zoenen niet en houden anderhalve meter afstand van elkaar. Het is allemaal gaan behoren tot het nieuwe normaal. In het begin van 2020 was dit gedrag ondenkbaar. Wie niet dichtbij durfde komen, werd verdacht van mensenschuwheid of minstens van een overmaat aan verlegenheid. Een voor de hand liggende raad luidde dan: ‘Ga een assertiviteitscursus volgen.’ Het kan verkeren. Op dit moment zou zo’n assertiviteitscursus kunnen worden aanbevolen voor mensen die niet op afstand durven blijven, of het afstand houden van anderen niet kunnen verdragen.
Evenals bij de transitie van u naar jij, is er bij de overgang van wel naar geen handen schudden sprake van een sociale conventie, een gewoonte die om bepaalde redenen is ontstaan. Op zich is u zeggen niet beter dan jij zeggen, en omgekeerd. Hetzelfde geldt voor al dan niet handen schudden. Je spreekt iemand aan: u of jij. Je groet iemand: een hand of een knik. Het verschil is geen kwestie van leven en dood. Het is een gezamenlijke afspraak, die berust op wat we in een bepaalde tijd en op een bepaalde plaats de juiste interactie vinden. Het gaat zoals dat op allerlei terreinen gebeurt: we spreken gedragswijzen af die volgens de hier en nu heersende inzichten bijdragen aan een juister, beter of gezonder (samen) leven.
Zonder sociale conventies zouden we voortdurend in onzekerheid verkeren. Hoe moet ik deze persoon aanspreken, hoe zal ik haar begroeten? Sociale conventies scheppen kaders waarin woorden en andere signalen een min of meer vaste betekenis krijgen. Ze scheppen de mogelijkheid tot invoegen en fungeren dan als geruststelling in een gecompliceerde samenleving. Zelf helemaal uitvinden hoe we ons zullen gedragen, hoeft niet meer. De sociaal aanvaarde afbakening schept ruimte om gemakkelijker en in zekere zin vrijer te bewegen.
Taal is een sociale barometer
Sociale conventies kleden mensen in een soort sociaal pak of in een sociale jurk. Groepen hanteren verschillende conventies. Ze vormen netwerken van afspraken en gewoontes die sociale interactie vergemakkelijken. Ze doen dienst als achtergrond voor wat de persoon op de voorgrond moet doen. Door sociale conventies gesteund, ben je al voor het grootste deel naar behoren gekleed vóór je gaat denken aan de variatie die vandaag het meest geschikt is. Conventies zijn steun en toeverlaat in wat wij denken, doen en voelen.
Degenen die ze aanvaarden en volgen, drukken, deels bewust deels onbewust, een identiteit uit. Het gevolg daarvan is dat de overgang van de ene naar de andere sociale conventie een nieuwe oriëntatie vergt die niet altijd eenvoudig is.
Wie mee-verandert, leeft, wie dat niet doet, leeft niet echt
Deze nieuwe oriëntatie heeft namelijk betrekking op de wijze waarop we ruimte en tijd, de condities van ons bestaan, beleven. De ruimte tussen jou en mij is een andere dan die tussen u en ik. De tijd die ik met jou doorbreng, geeft een ander richtinggevoel dan de tijd die ik doorbreng met u. De beleving van ruimte en tijd is niet altijd hetzelfde; verandering ervan heeft invloed op de beleving van de basis van dit tijdruimtelijk bestaan. Het gevoel van identiteit komt onder spanning: hoe wij tegelijkertijd dezelfde blijven en een ander worden door de schommeling van conventies heen.
Verband
De aanspreekvormen die mensen gebruiken, brengen hun onderlinge verhoudingen tot uitdrukking en zeggen iets over het verband waarin ze leven. Bij mij ontstond verwarring toen ik, pas beginnend in Nijmegen, de ontmoeting meemaakte van een collega en een onbekende bezoeker. Helemaal anders dan op mijn werk in Zutphen, raakten zij onmiddellijk in een tutoyerend gesprek. Ik was gewend iedereen u te noemen, van verplegende tot woonwagenbewoner, van leerling tot directeur. En zij deden ook zo. Ze spraken mij allemaal aan met u, meneer en achternaam.
Taal is blijkbaar een sociale barometer. In de omgeving van u passen categorieën als eerbied, autoriteit, klasse. In de omgeving van jij floreren categorieën als openheid, gelijkheid en klassenstrijd. Deze omgevingen sluiten elkaar niet uit, maar ze verhouden zich tot elkaar in een bepaalde dynamiek.
Er heeft een krachtenspel plaats tussen participatie en individuatie. De u-zegger neigt naar participatie, voegt zich in een gemeenschappelijk verband en past eerder in een traditionele etiquette. De jij-zegger is geneigd tot individuatie, wil zich onderscheiden als een uniek mens, het eigen ik bevestigen en afbakenen. De u-zegger hanteert vooral de achternaam en leeft meer op een gevestigde achtergrond. De jij-zegger hanteert de voornaam en bevindt zich meer op een experimentele voorgrond. Relatie en taal veranderen in wisselwerking met elkaar. De manier waarop wij elkaar aanspreken heeft een belangrijke invloed op de plek die ik durf en kan innemen tussen andere mensen: mijn sociale identiteit.
Richting
Behalve een verschuiving in de beleving van de ruimte, is de overgang van u naar jij ook een teken van een veranderende tijdsbeleving. In mijn Zutphense periode kwam weliswaar een sterke aanzet tot maatschappelijke en kerkelijke verandering op, maar het gevoel van bestendigheid was overheersend. Ik was wel pleitbezorger van vernieuwing, maar deze speelde zich af binnen gevestigde kaders. Bij de krachtmeting tussen verandering versus continuïteit kwam de laatste nog steeds als overwinnaar uit de strijd.
Maar de kritische generatie begon zich overtuigend te laten horen, zoals in het credo van Bob Dylan The times they are a-changing: verandering is de grondsituatie van de nieuwe generatie en haar cultuur. Wie nu met de veranderende cultuur mee wil veranderen, leeft – wie dat niet doet, leeft niet echt.
Er ontstonden eerste tekenen van scheuren in de gangbare westerse manier van denken waarin de tijd in principe lineair is: de toekomst is niet blanco, maar gericht op een stabiele vooruitgang. In de woorden van Leo Vroman: De toekomst stel ik mij voor / vervaardigd uit roestvrij staal. Daarbij passen categorieën als stabiliteit, autoriteit en werken voor de kost, vergezeld van de aanspreekvorm u. De wending naar jij is onderdeel van een andere droom, niet gericht op overleven, maar op leven. Deze nieuwe beleving sloeg voor mij een bres in de omheining van een machtige staat en een strak hiërarchische kerk. Democratisering werd een kernwoord. Jij werd symbool van inspraak, beweging en bewustwording, een transitie die zich uitdrukkelijk deed gelden als factor in de ontwikkeling van mijn biografische identiteit.
Grond
In 1972 schrijft Huub Oosterhuis: ‘De jaren zeventig: God is er nog, is er weer. Dood was maar schijndood… Welkom God. Wij groeten U, of liever: Jou. Je hebt in ons midden voortaan weer Je vaste plaats…’ (In: Zien soms even.) Voor mij was het wennen: de Jij-God heeft de strijd met ingehamerde, onveranderlijke beelden overleefd. Wennen, omdat in de overgang van U naar Jij niet alleen een nieuw religieus taalgebruik, maar ook een nieuwe teneur van theologische denkbeelden meeklinkt. Wennen ook aan de consequente doorvoering van Jij in de levende liturgie, zoals bij Kees Waayman in zijn psalmvertalingen en liturgische teksten.
De transitie van U naar Jij wijst blijkbaar niet alleen op de veranderendebeleving van onze tijdruimtelijke conditie. Ook de vraag naar de bron of de kwintessens van ruimte en tijd komt in een nieuwe vorm aan de orde. Er is een wisselwerking tussen de ervaring van het dagelijks bestaan en gevoelens over de grond van dat bestaan. Hoe die wisselwerking gestalte krijgt, blijkt onder meer uit de manier waarop we God, de grond van het bestaan, aanspreken.
Het Nederlandse taalgebruik kende al overgangen van Du naar Gij naar U als aanspreekvorm voor God. En dat ging nooit gemakkelijk. Dat ongemak doet zich ook voor in de overgang van U naar Jij. Kun je, juist hier, de beleefdheidsvorm wel in de steek laten? Is dat een teken van vervlakking? Wordt God dan onderdeel van tijdruimtelijke verhoudingen? De vraag naar religieuze identiteit is hier aan de orde.
Identiteit
Identiteit is het antwoord dat ik kan geven op de vraag ‘wie ben je?’. Ik zoomde al een beetje in op de impact die de transitie van u naar jij heeft op de sociale, biografische en religieuze identiteit. Identiteit is meervoudig.
Ze wordt samen met sociale verhoudingen, historische processen en levensbeschouwelijke ontwikkelingen geconstrueerd. Wat kan de transitie van u naar jij betekenen voor de ontwikkeling van identiteit?
Mijn sociale identiteit, de plek die ik inneem in het netwerk van mensen, wordt in de overgang van u naar jij getriggerd door de vraag of de plaats waar ik terechtkom herkenbaar is voor mezelf en voor anderen. Voel ik me als nieuwe jij-zegger thuis bij mijn allernaasten, bij vrienden, collega’s, familie, kerk? In hoeverre ben ik in staat me te bewegen in de verschillende milieus waarin tot nu toe de u-modus domineerde? Het gevestigde identiteitsgevoel wordt op de proef gesteld. Tot welk netwerk behoor ik eigenlijk en tot welk netwerk zou ik willen behoren? Kan ik de verschillende rolverwachtingen die op me afkomen met elkaar in balans brengen?
Een hand of een knik: geen kwestie van leven en dood
Mijn biografische identiteit, het gevoel van samenhang in mijn levensloop, wordt uitgedaagd door de vraag wie ik was en wie ik ben geworden in de transitie van u-tijd naar jij-tijd. De tijd is het historische decor van mijn biografie. Ik ben, samen met alle mensen, reiziger in de tijd. Dat maakt de tijd tot een bron van vragen. Was de u-periode beter dan de jij-periode? Is de zekerheid van gevestigde kaders en stabiliteit verkiesbaar boven de uitdaging voortdurend nieuwe beslissingen te moeten nemen?
Mijn religieuze identiteit komt naar voren in het antwoord dat ik geef op de vraag: ‘Wie ben ik in relatie tot datgene wat mijn tijdruimtelijk bestaan overstijgt en omvat?’ In de formulering van deze vraag klinkt al door dat naar mijn opvatting het tijdruimtelijk bestaan niet samenvalt met datgene wat – degene die – dit bestaan omvat, overstijgt, er de grond van is. Er is afstand, speling tussen het zichtbare en het onzichtbare, het tastbare en ontastbare. Voor mij heeft U als aanspreektitel voor God het uitgehouden tegenover Jij. Zonder speling is er geen beweging en loopt het bestaan vast. De eenmaal in gang gezette levensmachine behoeft ruimte voor beweging, voor het Leven zelf.
Er biedt zich een hele wereld aan – een omgeving waarin ik me thuis voel of juist niet, een tijdsverloop dat me een richting wijst of juist niet, het leven zelf dat me grond geeft om op te staan, of juist niet. Die grond om op te staan valt niet samen met de bodem waarop ik dagelijks loop, zoals de bron niet samenvalt met de rivier die van haar uitstroomt. U valt niet samen met Jij. Staat U voor het tremendum, datgene waarvoor ik huiver? Staat Jij voor het fascinans, datgene wat me mateloos intrigeert?
Staat ‘U’ voor huiver en ‘jij’ voor wat me intrigeert?
Ik ben steeds meer belang gaan hechten aan een adagium dat ik ontleen aan het Evangelie van Thomas, logos 5:
‘Kijk goed naar de werkelijkheid en het geheim ervan zal zich openbaren.’ Er is een bekende werkelijkheid (terra cognita-Jij) en een onbekende werkelijkheid (terra incognita-U). Naarmate ik beter ben gaan kijken naar de bekende werkelijkheid, is de werkelijkheid die haar omvat en overstijgt meer gaan spreken. Daarom zeg ik ten slotte eerder U dan Jij, maar uiteindelijk is de verbinding van die twee de grond onder mijn voeten.
Tjeu van Knippenberg is emeritus hoogleraar praktische theologie aan de Universiteit van Tilburg. Hij is mede-initiatiefnemer van Vincent de Paul Center Nederland, centrum voor sociale spiritualiteit.
Literatuur
Tjeu van Knippenberg, Existentiële zielzorg tussen naam en identiteit, Van Warven, Kampen, 2018, 3e dr.