Verantwoordelijkheid is liefde
12e zondag van de Zomer (Ezechiël 33:7-11 en Matteüs 18:15-20)
In de perikopen voor deze zondag wordt de verantwoordelijkheid voor de ander bijzonder scherp aangezet. Zorg dragen voor de ander is niet alleen belangrijk in materieel opzicht, maar ook in moreel opzicht. In mijn eigen praktijk merk ik dat deze gedachte niet meer vanzelfsprekend is. Deels is dat een terechte angst om de ander de maat te nemen. Maar wanneer slaat deze bescheidenheid om in onverschilligheid? De teksten van deze zondag geven alle aanleiding om hierover verder te denken.
Wachter
Het is dé taak van de profeet Ezechiël: ‘wachter’ (Hebr.: tsofèh, zo ook in 3:16-21) zijn. Het beeld wordt voorafgaand aan onze perikoop uitgebreid geschetst (33:1-6): een wachter is iemand die door zijn stadsgenoten op de uitkijk is gezet om te waarschuwen voor een vijand die in aantocht is. Dan is het natuurlijk wel essentieel dat de wachter ook daadwerkelijk in actie komt als er gevaar dreigt. Als hij niet tijdig waarschuwt door op de ramshoorn te blazen, is het zijn verantwoordelijkheid als zijn stadsgenoten omkomen. Als hij wel waarschuwt, heeft hij zijn plicht gedaan en ligt de verdere verantwoordelijkheid bij de mensen zelf.
Een duidelijk beeld, maar de implicatie voor de profeet is nog helemaal niet zo eenvoudig. JHWH straft de mensen, zo lijkt het. De taak van de profeet is niet alleen om te waarschuwen voor deze straf, maar vooral ook om op te roepen tot bekering. De straf is niet het hele verhaal, maar het is een middel om tot inkeer te komen en anders te gaan leven. Om in het beeld te blijven: de oprukkende vijand is de straf van JHWH. De ramshoorn van de wachter is de oproep tot bekering door de profeet. Als zijn volk niet wil luisteren naar die oproep, doen ze hetzelfde als wanneer ze de alarmroep van de ramshoorn negeren. Dat is hun verantwoordelijkheid. Maar de profeet moet waarschuwen, dat is zijn taak.
Verandering en hoop
Deze perikoop markeert een keerpunt in het boek Ezechiël. Was de toon tot nu toe dreigend en somber, in dit hoofdstuk komt hierin een verandering. In het voorgaande gedeelte werd uit alle macht gewaarschuwd voor rampspoed: Jeruzalem zou vallen, het volk zou worden gedeporteerd. Dit heeft inmiddels plaatsgevonden en de toon wordt nu pastoraler. Nog steeds moet de profeet waarschuwen, maar nu meer met het oog op omkeer en inkeer. JHWH beleeft geen vreugde aan straf en rampspoed, zegt hij, maar het gaat allemaal om de bekering die daaruit kan voortvloeien (33:11). Het accent ligt op verandering en hoop: het volk hoeft niet te berusten in zijn ellende, maar heeft de mogelijkheid om zelf op een positieve manier in actie te komen.
Als je broeder (tegen je) zondigt
Ondanks alle onheil gaat het JHWH om het heil van zijn volk. De profeet is de persoon die het niet mag opgeven om dit heil aan te zeggen aan het volk. Elk mens telt. Dit brengt ons naar de perikoop uit Matteüs. Daar worden, midden in een rede van Jezus, aanwijzingen gegeven over hoe om te gaan met problemen binnen de kerkelijke gemeenschap. Voor de uitleg is het mijns inziens cruciaal welk Grieks handschrift je als leidraad voor je overwegingen neemt. In Matteüs 18:15 zie je dat een aantal handschriften deze tekst heeft: ‘als een broeder tegen je (Gr.: eis se) zondigt’ (zo vertalen bijvoorbeeld de NBV en de HSV). Andere handschriften hebben hier: ‘als een broeder zondigt’ (zo vertalen bijv. de NBG ’51 en de NB). Dat maakt een groot verschil. Het eerste is eenvoudiger te begrijpen. Iemand uit jouw gemeente doet jou iets aan, en jij reageert hierop niet door het meteen aan de grote klok te hangen, maar je lost het decent op door eerst zelf met de ander te gaan praten en desnoods later met één of twee anderen. Je blijft respect houden voor de goede naam van de ander, je probeert het klein te houden. Het gaat hier dan dus vooral om een respectvolle manier van conflictoplossing.
Verantwoordelijkheid voor elkaar
Het tweede is voor ons misschien lastiger, maar juist daarom prikkelt het wel meer. Het gaat dan om iemand die in het algemeen zondigt, en dat jij (en met jou ieder ander) je hiervoor verantwoordelijk moet voelen. Als gemeenteleden onder elkaar heb je de taak een ander op het goede pad te houden. Dit voelt ongemakkelijk: moeten wij de algemene moraal behoeden? Je krijgt al snel associaties met een benepen cultuur waar mensen elkaar voortdurend de maat nemen. Maar dat dit niet zo bedoeld is, toont ons het vervolg: je gaat juist niet elkaar de maat nemen, maar je toont je wel verantwoordelijk door, onder vier ogen, met de ander in gesprek te gaan. Dat de ander dit even zo goed bij jou mag doen, moge ook duidelijk zijn. Dit gaat niet om opzicht, om tucht, maar dit gaat om een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor elkaar. Je laat een ander niet in de steek als die overduidelijk de verkeerde kant opgaat. Je doet dat niet omdat je het zelf zoveel beter weet, maar uit liefde. Verantwoordelijkheid is in essentie liefde. Uit liefde voor de ander en voor de onderlinge relaties wijs je de ander terecht. In de hoop die ander tijdig te laten inzien dat iets scheef loopt.
De ernst van de onderlinge relaties en van de verantwoordelijkheid voor elkaar wordt onderstreept in de volgende verzen. Wat je op aarde als zonde bestempelt, heeft een verbinding met de hemel (18:18) – dus pas goed op wat je doet! Bid eensgezind om een oplossing, dan zal die oplossing ook gegeven worden (18:19). En: hoe klein de gemeenschap ook is, als ze eensgezind is, is Jezus in haar midden (18:20).
Deze exegese is opgesteld door Marise Boon.