Menu

Basis

Verblijd je, want Gods verlossing is nabij

Zondag na Kerst (Jesaja 61:10-62:3, Lucas 2:33-40 en Galaten 3:23-4:7)

De zondag na Kerst is altijd een beetje een deceptie. Het feest waar je de hele tijd naartoe hebt geleefd, is geweest. In plaats van dat de glans van Kerst nog doorschijnt op deze zondag, maken velen juist een pas op de plaats, en pauzeren de kerkgang. Maar de lezingen van deze zondag maken die ‘pas’ niet: die gaan volop verder. Ze gaan in op de belangrijkste vraag: wat met het Kind is begonnen, wat gaat dat allemaal betekenen?

Simeon en Hanna zijn de eregasten van deze zondag. Zij vertolken als eersten in de tempel, en zeer kernachtig, de betekenis van de nieuwgeboren Heer. Hun woorden zijn een preek op zich, waarin blijkt dat de weg van dit Kind niet over rozen zal gaan, maar door de doornen getekend wordt. Hanna legt de nadruk ook op de belofte die de geboren Jezus in zich draagt, een belofte van bevrijding. Van zo’n belofte word je vrolijk, dat geeft uitzicht: als je weet dat maatregelen verlicht worden, als je weet dat aan opsluiting of onderdrukking een einde komt, dan word je op voorhand al blij. De vreugde zit dus niet alleen in het moment zelf, maar juist ook in wat er in de toekomst in het verschiet ligt. Daarover kun je nu al blij zijn. Met Kerst mag je je dus al verheugen op de bevrijding van Pasen.

Gerechtigheid

De vreugde ligt voor de toekomst in het verschiet, en daarom mag je nu al blij zijn. Precies dat komt ook in de Jesaja-perikoop naar voren. Er is vreugde vanwege de ervaren bevrijding (61:10), maar juist ook vanwege de toekomstige beloften van gerechtigheid die zichtbaar worden. De werkwoordsvormen geven een toekomstige tijd aan. Het is niet nu al, maar het zal zo zijn. En in plaats van dan nu mokkend neer te zitten met ‘daar koop ik nu niets voor, de ellende is nog zichtbaar om mij heen’, gaat de profetie mee in de vreugde van wat zal komen.

De poëtische opbouw van de tekst onderstreept dat nog eens, door steeds op twee verschillende wijzen hetzelfde te omschrijven. Maar waar de bruidegom in 61:10 nog enige invloed heeft op wat hij aantrekt, en het dus een vorm van menselijke keuze is, maakt het beeld dat in 61:11 wordt gekozen – de aarde die gewassen voortbrengt – duidelijk dat de vreugdevolle komst van gerechtigheid iets is wat mensen wel zíen gebeuren, maar niet zelf kunnen láten gebeuren, zoals ze zich wel kunnen kleden. Gods macht is tot meer in staat dan mensen. In die lijn zet de lof zich in 62:1 dan ook voort, duidelijk makend hoe die gerechtigheid blijdschap teweeg zal brengen voor Jeruzalem/Sion.

Opvoeder

In Galaten 3:23-4:7 treffen we een compleet andere context aan. Paulus schrijft over de verhoudingen van de gemeenteleden ten opzichte van elkaar en de maatschappij. Daarbij komt de wet – waarmee bedoeld is: de joodse wet – ter sprake. Paulus vergelijkt de wet met een ‘opvoeder’, een paidagoogos. Dat is een slaaf die in welgesteldere gezinnen was belast met het fysiek en mentaal opvoeden van de kinderen. Dat deed hij tot ze volwassen waren. Tot dat moment was hij de ‘baas’ over hen en had dus de voogdij (4:1-2). Deed hij zijn werk goed, dan konden ze daarna op eigen benen staan. Voor jongens was dat op de leeftijd van vijftien jaar, als ze de volwassen toga kregen, op het ‘door de vader vastgestelde tijdstip’ (4:2). Wanneer Paulus de wet met een paidagoogos vergelijkt, is de wet dus niet iets wat is afgeschreven, maar wat juist een belangrijke basis legt voor het leven van de gelovige. Zonder deze is de opvoeding niet geslaagd. Als de opvoeding door de paidagoogos wel geslaagd is, dan is iemand daarna in staat om zijn verantwoordelijkheid voor de erfenis te dragen. De onmondigheid is dan voorbij (4:1).

De geboorte van Jezus is als het moment waarop een kind die volwassenheid bereikt: het is het moment waarop God als een vader zijn erfenis in handen van zijn kind, de gelovige, geeft. En daarmee tegelijk de ander dus ook voluit erkent als zijn kind met volle rechten. Daarmee vallen we niet meer onder de voogdij en verantwoordelijkheid van de paidagoogos en dus de wet die ons opvoedde. De wet blijft belangrijk, want voor Paulus spreekt de Geest ook door die wet. Maar we gaan, op die basis verder bouwend, verder met het leven. Met alle verantwoordelijkheid die daar dus ook bij hoort als kinderen, en dus als erfgenaam. Wat dat betreft is het verhaal uit Lucas 15:11-32 van de twee zonen een mooie illustratie hierbij, over hoe lastig het ook kan zijn om op een juiste manier met de relatie met je ouder en met een erfenis om te gaan.

Blijdschap

In alle lezingen van deze zondag komt steeds in een andere context hetzelfde ter sprake: door Gods inmenging in de wereld en in het leven van mensen, ontstaat er blijdschap. Voor Jesaja, voor Paulus, voor Simeon en Hanna zijn de leefomstandigheden niet optimaal. Maar dat beperkt de ruimte van de blijdschap over wat er in het verschiet ligt bij en door God niet. Wat God begonnen is, gaat nog veel betekenis hebben in de toekomst, en daar wordt op vertrouwd. Alle reden dus om deze zondag te vieren.

Deze exegese is opgesteld door Marieke den Braber.

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken