Vergaderopening: Verbonden met Israël – Psalm 122:6a

Kerntekst
‘Bidt Jeruzalem vrede toe…’
Psalm 122:6a
Schriftlezing
Psalm 122
Uitleg
Psalm 122 is een bedevaartslied. Groepen mensen zijn onderweg naar Jeruzalem, vermoedelijk om één van de grote feesten van Israël te vieren. Pascha of het Loofhuttenfeest? Het staat er niet bij. De dichter legt vooral grote nadruk op de feestvreugde. Vol verwachting trekt hij op, samen met zijn volksgenoten. ‘Broeders en vrienden’ (vers 8).
Hij verlangt ernaar Jeruzalem te zien (‘volgend jaar in Jeruzalem’ zeggen de Joden al eeuwen vol hoop tegen elkaar). Jeruzalem is zijn reisdoel en dat maakt hem een pelgrim. Hij is niet alleen blij omdat hij zijn broeders en vrienden zal ontmoeten – onderweg en in Jeruzalem – maar hij verheugt zich ook op de ontmoeting met God. ‘Om het huis van de Here’ (vers 9): in Jeruzalem is de tempel, daar is het voorschrift God te loven (vers 4b).
De dichter geniet ervan dat Jeruzalem wél samengevoegd is: de muren staan, niets is verwoest. De stad is hersteld. Alles is goed. Juist daarom misschien roept hij op te blijven bidden voor Jeruzalem. Jeruzalem is zo kostbaar voor hem! ‘Bidt Jeruzalem vrede toe.’ Sjalom.
Meer dan de innerlijke vrede. Geen oorlog, maar ook de juiste verhoudingen. Recht en gerechtigheid, waarbinnen ieder mens tot zijn/haar recht kan komen. Jeruzalem: stad van vrede. Moge die naam waarheid zijn en worden…
Overweging
De gemeente van Jezus Christus is verbonden met Israël. ‘Een onopgeefbare verbondenheid’ zegt de nieuwe kerkorde. In Israël liggen onze wortels. Jezus was een Jood.
Als het gaat om de gemeente is het goed om daarmee te starten. We mogen ‘meeliften’ op de boom, die Israël heet. Als een wilde loot (Romeinen 11:17-20).
Zo alleen mogen we ook meezingen met de liederen van Israël. De God van Israël is in Jezus immers ook de God die wij mogen loven.
Dan is het ook vanzelfsprekend om samen met Israël te bidden voor de vrede van Jeruzalem. Om te beginnen heel aards: voor die verscheurde stad waarin de vrede vaak zo ver te zoeken is en Joden en Arabieren elkaar naar het leven staan.
In het gebed om de vrede voor Jeruzalem klinkt uiteindelijk het verlangen naar het Koninkrijk Gods door. Voor heel deze wereld.
Binnen de gemeente trekken we iedere zondag op om elkaar en God te ontmoeten. We ontmoeten daar ‘broeders’ (en zusters) en ‘vrienden’. Dat is niet precies hetzelfde. Als kinderen van dezelfde Vader zijn we broeders en zusters. Zo komen we samen in de ene gemeente. Soms worden (enkele) broeders en zusters je vrienden. Dat is extra.
De dichter van Psalm 122 verlangt ernaar zijn broeders en vrienden te ontmoeten en God te loven. Zo is hij onderweg. Hij reist niet ‘zomaar’ zijn neus achterna. Hij is geen zwerver, maar een pelgrim. Dat zou ook de gemeente kunnen kenmerken: mensen die ernaar verlangen elkaar en God te ontmoeten. Ze hebben hun bestemming gevonden. Pelgrims, Gods volk onderweg, naar de grote toekomst van Zijn rijk.
Gebed
Goede God,
Samen bidden wij Jeruzalem vrede toe.
Een stad vol spanning en geweld.
Zoals onze wereld is: verscheurd en gebroken.
Wij bidden in verbondenheid met Israël om de komst van uw Rijk.
Maak ons als gemeente vol verlangen,
Gedreven onderweg
Als broeders en zusters
Als pelgrims, die samen optrekken
Wij loven uw grote Naam
Door Jezus Christus onze Heer
Amen.
Ter bezinning
Lof zij de Heer met de heerlijkste naam van zijn namen
Christenen looft Hem met Abrahams kinderen samen.
Hart wees gerust
Hij is uw licht en uw lust
Alles wat ademt zegt: Amen.
Gezang 434:5
Deze vergaderopening is eerder verschenen in ‘Er voor staan’, onder redactie van Aart Peters en Arie Romein. Bekijk alle vergaderopeningen.