Menu

None

Verlossing in Jezus Christus: relevant voor heel de schepping

Over Nieuwe Testament en ecologie

Omdat de wereld Gods schepping is, heeft de Bijbel natuurlijk iets te zeggen over ecologische problemen. Dit lijkt misschien een voor de hand liggende gedachte, maar is het ook zo? Of komt de Bijbel uit een wereld met ossen, paarden en ezels, maar zonder ecologische problemen; een wereld met een natuur die bedreigend was; een wereld zo anders dan de onze dat de Bijbel weinig zegt over onze ecologische vragen en problemen? Dit artikel zoekt aan de hand van drie bijbelpassages een antwoord op de vraag wat het Nieuwe Testament ons te zeggen kan hebben over ecologie.

Beide gedachten bevatten een element van waarheid. De Bijbel kent onze ecologische problemen niet. De wereld van de Bijbel wordt niet gekenmerkt door verstedelijking en moderne techniek, en landbouw en natuur waren veel dichterbij dan in onze geïndustrialiseerde wereld. Tegelijk is het wel van betekenis dat in de Bijbel heel de natuurlijke en culturele wereld werd gezien als Gods schepping.

Als het om Bijbel en ecologie gaat, is verder het verschil tussen Oude en Nieuwe Testament belangrijk. Het Oude Testament met al zijn verschillende tekstgenres en bijbelboeken omvat de breedte van het hele leven, meer dan het Nieuwe Testament. Het Nieuwe Testament is sterk gefocust op Jezus Christus en op het goede nieuws van het rijk van God dat met hem komt. Wat ecologisch relevant is, ligt in het Nieuwe Testament meer dan in het Oude in de teksten ingevouwen. Het vraagt dus zorgvuldig lezen om te vinden wat ecologisch relevant is.

Wat zegt het Nieuwe Testament over ecologie? Om deze vraag te beantwoorden richt ik me op drie bijbelpassages, die meer impliciet of meer expliciet van belang zijn voor dit thema: Marcus 1, Kolossenzen 1, en Romeinen 8. Eén belangrijke vraag laat ik liggen: hoe verhoudt deze wereld zich tot de komende? Die vraag is van belang, omdat er christenen zijn die zeggen: deze wereld zal door vuur vergaan, dus maakt het niet uit wat we met de schepping doen. Over die problematiek schrijft Matthijs den Dulk elders in dit nummer.

Jezus en de wilde dieren – Marcus 1

In de evangelie-verhalen komen dieren en de planten meermalen terloops ter sprake. Het is helder dat ze er zijn. Jezus verwijst naar dieren en planten door er in zijn onderwijs voorbeelden aan te ontlenen: mussen, een slang en een duif, lelies, schapen en ossen. Op zichzelf zeggen zulke passages niet zoveel; wat ze gaan zeggen hangt af van het grote kader waarin ze mee resoneren.

Veertig dagen bleef hij in de woestijn, waar hij door Satan op de proef werd gesteld. Hij leefde er te midden van de wilde dieren, en engelen zorgden voor hem.

Marcus 1,13

Opvallend en wel echt van betekenis is een zinnetje uit de beschrijving die Marcus geeft van Jezus’ verzoeking in de woestijn door Satan. Marcus schrijft: Wat bedoelt Marcus hier te zeggen: maken de wilde dieren deel uit van de verzoeking omdat ze een bedreiging vormen? Of laten ze iets zien van een vredige wereld, waarin Jezus harmonieus samenleeft met engelen en dieren?

Het laatste is het meest waarschijnlijk. Als Marcus schrijft dat iets of iemand ‘met Jezus’ is, heeft dat steeds een positieve betekenis. In dit vers klinkt een visioen door van een nieuwe wereld waarin mens en dier weer in vrede samenleven. Voor een rechtvaardige en in het koninkrijk van God vormen dieren geen bedreiging meer voor mensen. En rechtvaardige mensen die horen bij Gods rijk vormen geen bedreiging meer voor dieren. Jezus, de Messiaanse koning, is de eerste die dat zelf belichaamt, zoals Marcus hier laat zien.

Jezus hoofd van de hele schepping – Kolossenzen 1

Als je naar sommige christenen kijkt of bepaalde theologie leest, zou je kunnen denken dat het goede nieuws van Jezus alleen over mensen gaat. Dan doe je echter niet alleen het Oude Testament onrecht, ook het Nieuwe Testament zelf laat zien dat de boodschap over Jezus Christus niet alleen goed nieuws is voor mensen.

Dat wordt bijvoorbeeld goed duidelijk in Kolossenzen 1,15-20. Dit gedeelte corrigeert de gedachte dat Jezus alleen voor mensen van betekenis is. Hij is immers ‘de eerstgeborene van heel de schepping’ (vers 15). ‘Alles’ is in hem geschapen (vers 16). Dat het hier misschien primair gaat over hemelse en aardse dingen, onzichtbare en zichtbare wezens, en dus over engelen en mensen, doet niet af aan het feit dat ‘alles’ ook de dieren en de planten omvat. De vrede die Christus brengt door zijn verzoening omvat ‘alles op aarde en alles in de hemel’ (vers 20). Shalom betekent het herstel van alle relaties, zodat alles wat leeft kan groeien en vrucht kan dragen. Het ligt dus niet voor de hand om dit te beperken tot mensen en engelen. De kosmische omvang van de verzening die Christus tot stand brengt omvat alle dingen en alle relaties. Tegen de achtergrond van het geheel van de Bijbel betekent dat dus ook het herstel van de relaties tussen mensen onderling, tussen mensen en dieren, tussen mensen en planten, tussen mensen en virussen, tussen mensen en het klimaat.

Gezien Kolossenzen 1 ligt het voor de hand om de nieuwe schepping, waar het Nieuwe Testament meermalen over spreekt (Galaten 6,15; 2 Korintiërs 5,17), breed op te vatten als inderdaad iets wat heel de schepping aan gaat.

Verlossing van de zinloosheid en vergankelijkheid – Romeinen 8

Waar Kolossenzen 1 laat zien dat Jezus Christus goed nieuws is voor heel de schepping, laat Romeinen 8 zien dat het herstel van mensen en het herstel van de schepping met elkaar verweven zijn. In Romeinen heeft Paulus al op allerlei manieren duidelijk gemaakt hoe de gelovigen delen in Christus en in zijn geschiedenis, als hij in Romeinen 8,19 ook de niet-menselijke schepping ter sprake brengt. Delen in Christus betekent van alles:

  • delen in zijn dood en begrafenis (de doop; Romeinen 6,3-4);
  • vrij zijn van de zonde als slavendrijver en meester (Romeinen 6,6-7);
  • in hem leven, volgens een nieuwe levenswandel (Romeinen 6,8-14);
  • geleid worden door de Geest (Romeinen 8,4-13);
  • daardoor met Jezus mee kind van God zijn en net als Jezus God aanroepen met ‘Abba Vader’ (Romeinen 8,14-16);
  • delen in Christus’ lijden (Romeinen 8,17);
  • uitzicht hebben op het delen in Gods luister als mede-erfgenaam van God (Romeinen 8,17).

Die genoemde combinatie van lijden in deze tijd en luister in de toekomst verbindt Paulus in Romeinen 8 met de hele schepping.

Nu is er nog lijden, zinloosheid, slavernij van de vergankelijkheid (vers 18-21), voor zowel mensen als voor de rest van de schepping. De schepping kan niet werkelijk tot bloei komen en haar doel bereiken. Voor je het weet, gaat er weer iets kapot, breekt het je bij de handen af, vergaat wat was gegroeid of opgebouwd. Daarin delen zowel mensen als de rest van de schepping, en Paulus impliceert zelfs dat de schepping daarin deelt vanwege ons mensen. Hij zinspeelt op het verhaal over het begin in Genesis 1–3. Toen mensen ongehoorzaam werden aan God en uit de veilige tuin werden gestuurd, sleepten zij de schepping mee in hun ellende. De verhoudingen tussen mensen en de aarde kwamen onder een vloek te liggen (Genesis 3,17-19). Mensen en de rest van de schepping werken niet meer harmonieus samen. Genesis voorspelt dat het hard werken wordt en dat de natuur een bedreiging zal vormen.

Inmiddels weten we bovendien heel goed dat de mens een bedreiging is geworden voor andere mensen en voor de rest van de schepping. Met onze techniek blijken wij in staat om op grote schaal het voortbestaan van de aarde in gevaar te brengen. Heel de schepping ‘is ten prooi aan zinloosheid’ (Romeinen 8,20). In onze tijd van ecologische crisis krijgen die woorden een ongelofelijke lading. Wij mensen zijn er debet aan dat de hele schepping ‘zucht’ (vers 22) onder de ‘slavernij van de vergankelijkheid’ (vers 21).

Maar de pointe van Paulus’ betoog is niet zozeer die zinloosheid en vergankelijkheid. Dit is waar het Paulus om gaat: de schepping zal net zozeer hersteld worden wanneer wij mensen hersteld worden, als dat wij mensen de schepping hebben meegenomen in onze ellende.

Kennelijk is de rol van mensen binnen de schepping zodanig, dat de val van mensen de val van de schepping met zich meebrengt, en dus ook het herstel van de schepping mee komt met het herstel van mensen. Hier klinkt opnieuw Genesis op de achtergrond: wij mensen hebben de oproep gekregen om voor de schepping tot een zegen te zijn (Genesis 1,26- 28). Dat wij faalden als beeld van God, als koningen over de schepping, betekent dat de schepping lijdt onder ons wanbestuur. Wij maken het ecosysteem kapot waar wij zelf deel van zijn. We hebben onszelf boven de rest van de schepping verheven alsof wij uiteindelijk niet allemaal deel zijn van datzelfde ecosysteem. Maar als wij weer goede bestuurders worden, als wij binnen dat grote ecosysteem onze rol als beeld van God weer gaan vervullen, dan komt dat ook ten goede aan de schepping. Dan zijn wij ook weer tot zegen voor de hele schepping. En dus legt Paulus daar alle nadruk op: als er hoop voor mensen is, is er ook weer hoop voor de rest van de schepping.

Paulus verwacht voor de mensen die in Christus Jezus zijn, dat zij net als Christus zullen delen in Gods luister (vers 17-18). Dat is direct verbonden met zijn hoop op de opstanding van de gelovigen uit de dood. Als Paulus schrijft over ‘de verlossing van ons sterfelijk bestaan’ (vers 23) bedoelt hij niet dat we uit ons sterfelijk bestaan weggehaald worden, maar dat ons sterfelijke bestaan zelf verlost zal worden. Dat betekent dat onze sterfelijke lichamen nieuw zullen worden, voorbij de dood, opgestaan en definitief verlost. Hij verwacht een lichamelijkheid die tastbaar en zichtbaar verlost is, en die die deelt in de heerlijkheid van God. In ons lichamelijke bestaan zal Gods luister worden geopenbaard (vers 18). Wat nu nog verborgen is, moet een publiek toegankelijke werkelijkheid worden, openbaar voor iedereen.

Dat publiek zichtbaar worden van Gods kinderen (vers 19) betekent volgens Paulus dat hun verloste en verheerlijkte bestaan ook zichtbaar is voor de rest van de schepping. Heel de schepping ziet er verlangend naar uit dat dit zal gebeuren, volgens vers 19. Er is hoop voor mensen en er is hoop voor de rest van de schepping. Als aan Gods kinderen vrijheid en luister geschonken zal worden, zal ook de schepping zelf bevrijd worden en delen in wat Gods kinderen krijgen (vers 21). Het herstel van de mensheid in Christus is dus verbonden met het herstel van de niet-menselijke schepping. De niet-menselijke schepping zal delen in de verheerlijking van de kinderen van God. Je ziet hier de verwevenheid van mensen met de rest van de schepping.

Rechtvaardige mensen die horen bij Gods rijk vormen geen bedreiging meer voor dieren

Het is helder dat wij heel het ecosysteem waarbinnen we onze centrale rol hebben, mee hebben getrokken in onze dwaasheid en ongehoorzaamheid. Die werkelijkheid zien we om ons heen. Het is lastiger om uit Romeinen 8 af te leiden wat het herstel van mensen precies betekent, zowel voor mensen als voor de niet-menselijke schepping. We hopen op wat we nog niet kunnen zien (vers 24). Duidelijk is wel dat de opstanding en verheerlijking waar christenen naar verlangen, ook voor de rest van de schepping van grote betekenis is. Primair gaat Romeinen 8 over een voor ons nog onbekende en ontoegankelijke werkelijkheid in de toekomst.

Dat neemt niet weg, dat die toekomst nu al effect heeft. De gelovigen zijn nu al in Christus Jezus: ze zijn immers gedoopt, hebben de heilige Geest ontvangen, maken deel uit van zijn lichaam. Christus wordt nu al zichtbaar in zijn lichaam en in de gelovigen (zie bijvoorbeeld Galaten 4,19). Een belangrijke dimensie van die zichtbaarheid van Christus is de liefde. Wanneer de liefde, de vrucht van de Geest in ons groeit, worden Gods kinderen meer zichtbaar. Dat werkt door in alle relaties: in de relatie met God die aanbeden wordt als ‘Abba Vader’ (Romeinen 8,15), in de relatie met Christus en met de Geest, in de relatie met medegelovigen en met de naaste. Maar natuurlijk ook in de relaties met de niet-menselijke schepping.

Dat betekent dat nu al voor de schepping zichtbaar kan worden wie Gods kinderen zijn en dat de schepping nu al de vruchten daarvan kan plukken. Paulus kende niet onze ecologische problemen. Hij wist wel dat heel de schepping zucht en kreunt onder zinloosheid en vergankelijkheid. Romeinen 8 geeft ons wel een perspectief op onze ecologische problemen. Wanneer wij nu al zichtbaar worden voor de schepping door ecologisch verantwoord handelen, deelt de schepping daarin. Zoals de transformatie al in mensen begint, kan het ook in de schepping beginnen. De schepping verlangt ernaar dat wij mensen laten zien hoe Gods toekomst er uit ziet. De gerechtigheid van Gods toekomst omvat ook ecologische gerechtigheid. Heil voor mensen is heil voor de schepping.

Terugblik

Het Nieuwe Testament gaat niet expliciet in op onze ecologische vragen en problemen. Het biedt echter wel een perspectief op wat er speelt op het gebied van ecologie. Je zou kunnen denken dat de christelijke boodschap alleen goed nieuws is voor mensen. Toch doe je daarmee het goede nieuws van Jezus Christus tekort. Uit Kolossenzen 1 wordt duidelijk dat Christus als hoofd van de schepping universele en kosmische betekenis heeft. De impact van wie hij is, reikt verder dan de mensheid. Alles wat in de hemel en op de aarde is, alle zichtbare en onzichtbare dingen worden dankzij hem geheeld en nieuw gemaakt. Romeinen 8 laat zien dat mensen binnen de schepping een sleutelpositie innemen. Zowel hun val als hun herstel heeft gevolgen voor de rest van de schepping. Voor ons is dat onlosmakelijk verbonden met ecologische problemen.

Romeinen 8 laat zien dat heel de schepping zal delen in de opstanding en verheerlijking van mensen. Dat is toekomstmuziek, maar het begint nu al. Hoe dat er uit ziet, wordt aangeduid door Marcus als hij schrijft over Jezus die in de woestijn door Satan verzocht wordt. Jezus was daar in harmonie met God, met de engelen en met de wilde dieren. Wanneer Jezus Christus hier en nu voor ons zichtbaar wordt, kan hij ook op een heilzame manier zichtbaar worden voor de niet-menselijke schepping. Het Nieuwe Testament reikt ons dus een kader aan dat aanzet tot ecologisch bewust handelen, gericht op ecologische gerechtigheid.

Hans Burger is universitair hoofddocent Systematische Theologie aan de Theologische Universiteit Kampen.

Literatuur

Richard Bauckham, “Jesus and the Wild Animals (Mark 1:13): A Christological Image for an Ecological Age.” In: Joel B. Green en Max Turner (red.), Jesus of Nazareth: Lord and Christ: Essays on the Historical Jesus and New Testament Christology (Grand Rapids: Eerdmans 1994), 3-21.

Hans Burger, “Bijbel en ecologische vragen: Van buikspreken naar bijbels onderscheidingsvermogen.” Inspirare 1/2 (2019): 41-48.

Hans Burger, Hoop voor een zuchtende schepping: Reflecties over lijden en ecologie bij Romeinen 8 (Baarn: Willem de Zwijgerstichting 2020).

Trees van Montfoort, Groene theologie (Middelburg: Skandalon 2019).

Douglas J. Moo en Jonathan A. Moo, Creation Care: A Biblical Theology of the Natural World (Biblical Theology for Life) (Grand Rapids: Zondervan, 2018).

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken