Verschillende kanten van het christelijk geloof
2e zondag van de zomer (Matteüs 10,34-42)

Leven in navolging van Christus is niet altijd makkelijk. De eerste Christusaanhangers hadden te maken met vervolgingen, net als de Joden door de eeuwen heen. Ook nu kan het belijden van je christelijk geloof op veel plaatsen in de wereld je het leven kosten. Deze zondag hebben we in de lezingen te maken met de realiteit van strijd (Mat. 10,34-42), met het voorlopig aanvaarden van ballingschap (Jer. 29,1.4-14), maar ook met hoop (Rom. 6,3-11). Het gebruik van het woord ‘vrede’ (Gr.: eirènè) in de evangeliën wordt nader uitgediept.
Het is belangrijk om de context te bekijken van een scherpe tekst als ‘Denk niet dat Ik gekomen ben om op aarde vrede te brengen’ (Mat. 10,34 – NBV21). Jezus spreekt deze woorden als afsluiting van de uitzendingsrede aan zijn leerlingen (10,5-42). Daarin klinken eerder ook al ernstige waarschuwingen over wat de leerlingen aan verraad (10,21), haat (10,22) en vervolging (10,23) zullen tegenkomen. Meteen na deze uitzendingsrede horen we dat Johannes de Doper in de gevangenis zit (11,2). Aan voorloper Johannes zien we de weg, die Jezus en (veel van) zijn leerlingen tegemoet gaan.
Het zwaard drijft een wig (10,34-36)
Het woord ‘zwaard’ (Gr.: machaira, 10,34) komt in het Matteüsevangelie alleen voor bij de gevangenneming van Jezus (Mat. 26,47.51.52.55). In zekere zin wijst het woord dus al vooruit naar wat er met Jezus zelf gaat gebeuren.
Om uit te leggen wat Jezus hier in deze tekst met ‘een zwaard’ (10,34 – NB14) bedoelt, worden oude woorden van Micha 7,6 gebruikt. Micha beschrijft een situatie van totale rechteloosheid, waarin men zich verre houdt van de Tora: ‘Daarom zal een zoon zijn vader minachten, een dochter zal opstaan tegen haar moeder, een bruid tegen haar schoonmoeder, iemands vijanden zijn alle mannen in zijn eigen huis’ (Mi. 7,6 LXX – eigen vertaling). Ondanks deze verschrikkelijke situatie waarin allen tegen allen opstaan, blijft Micha vasthouden aan zijn geloof in de Eeuwige: ‘Maar ik, ik blijf uitzien naar de Heer, ik blijf hopen op de God die mij redding zal brengen. Hij zal mij horen, mijn God’ (Mi. 7,7 – NBV21). Aan de ene kant vertelt Micha hier over een verschrikkelijke tijd, die wij niet kennen. Aan de andere kant kennen veel mensen in hun eigen familie ook situaties met botsingen en soms ook scheidingen tussen nabije familieleden en huisgenoten. Het is op aarde niet altijd makkelijk om de vrede te bewaren.
Wie is het waard om Jezus te volgen? (10,37-39)
Jezus liefhebben boven je vader, moeder, zoon of dochter (10,39): dat klinkt een beetje eng, alsof het om een sekte gaat. Op de achtergrond klinken woorden van Mozes over de stam Levi, de Levieten, die ook hun vader, moeder, broers en kinderen minder belangrijk vonden dan het verbond met de Eeuwige (Deut. 33,9). Het gaat niet in de eerste plaats om de goedkeuring van je familie, maar om je verbinding met de Eeuwige en met Jezus. Dat kan soms moeilijke keuzes of zelfs offers met zich meebrengen.
Jezus waarschuwt zijn leerlingen: ‘Wie zijn kruis niet op zich neemt en Mij achterna volgt, is Mij niet waard’ (10,38 – eigen vertaling, vgl. ook 16,24). Driemaal gaat het erom Jezus ‘waard’ te zijn (Gr.: axios, 10,37(2x).38). Niet alleen het kruis, maar ook de opstanding klinkt door in vers 39: ‘Wie zijn leven (ziel) vindt, zal haar verliezen, maar wie zijn leven (ziel) verloren heeft vanwege Mij, zal haar vinden’ (10,39 – eigen vertaling, vgl. ook 16,25). Deze woorden gaan niet alleen over de volgelingen van Jezus, maar ook over Hemzelf en over Johannes de Doper.
Hoe kun je meedoen? (10,40-41)
Tegenover het ‘verliezen’ van je ziel (10,39) staat het ‘niet verliezen’ van je beloning (10,42), wanneer je de leerlingen van Jezus een beker water te drinken geeft (10,42, vgl. Marc. 9,41). Heel belangrijk is om de leerlingen te ‘ontvangen’ (10,40-41). Als je de leerlingen ‘ontvangt’, ontvang je meteen Jezus en de Eeuwige, die Jezus gezonden heeft. Jezus vergelijkt het met het ‘ontvangen’ van een profeet of een rechtvaardige. Je kunt hier bedenken hoe profeten als Elia en Elisa ‘ontvangen’ werden (1 Kon. 19,9-24; 2 Kon. 4,9-37) of hoe Obadja honderd profeten verborg en te eten en te drinken gaf (1 Kon. 18,4). Door een profeet, een rechtvaardige of een leerling te ontvangen, krijg je de beloning die bij die profeet, rechtvaardige en leerling van Jezus hoort. Driemaal klinkt het woord ‘loon, beloning’ (Gr.: misthos, 10,41(2x).42).
Het gebruik van het woord ‘vrede’
Hoe moeten we de scherpe tekst ‘Denk niet dat Ik gekomen ben om op aarde vrede te brengen’ (Mat. 10,34 – NBV21; Luc. 12,51-53) horen in verhouding tot andere teksten zoals ‘Ik laat jullie vrede na, mijn vrede geef Ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan’ (Joh. 14,27 – NBV21)? Het woord ‘vrede’ (Gr.: eirènè) wordt door de verschillende evangelisten verschillend gebruikt.
In het Matteüsevangelie komt het verder alleen voor in 10,13: ‘Laat jullie vrede over dat huis komen, als het dat waard is’ en ‘Laat die vrede’ anders ‘naar jullie terugkeren’. Marcus gebruikt het woord ‘vrede’ slechts één keer (Marc. 5,34). De evangelist Lucas gebruikt het woord ‘vrede’ wel dertienmaal. In het Johannesevangelie heeft het woord ‘vrede’ te maken met de overwinning van Christus: ‘Ik heb dit gezegd, opdat jullie vrede vinden bij Mij. Jullie zullen het zwaar te verduren krijgen in de wereld, maar houd goede moed: Ik heb de wereld overwonnen’ (16,33). Na de opstanding horen we driemaal de ‘vredesgroet’ in het Johannesevangelie (20,19.21.26). De ware ‘vrede’ verschijnt door het lijden heen in de opstanding. ‘Als wij delen in zijn dood, zullen we ook delen in zijn opstanding’ (Rom. 6,5).
Deze exegese is opgesteld door Willemien Roobol.