Verzamel je schatten in de hemel
Bij Prediker 2,20-26, Psalm 145 en Matteüs 6,19-23
Het gedeelte uit Prediker opent met de woorden ‘Vertwijfeling beving me’. Deze woorden sluiten naadloos aan bij het huidige crisisgevoel. Te midden van de actuele economische crisis, waarvan inmiddels duidelijk is dat deze niet zomaar over zal waaien, bevangt velen een gevoel van vertwijfeling. Twijfel over welke aanpak van de crisis kan werken, twijfel over de bestendigheid van verworven welvaart, twijfel over de eigen kansen op werk, twijfel over onze greep op de toekomst.
Een kleine kanttekening is op zijn plaats bij de openingswoorden van Prediker (2,20). De Nieuwe Bijbelvertaling formuleert passief ‘vertwijfeling beving me’, terwijl de Hebreeuwse tekst actief formuleert ‘ik keerde mij om om me te vertwijfelen’. Degene die in de tekst aan het woord is, onderzoekt actief wat in het eerdere vers 17 naar voren gebracht wordt als de afkeer die hij van het leven gekregen heeft. In het tekstgedeelte van de verzen 20 tot en met 26 concentreert deze afkeer zich op de zinloosheid van zijn gezwoeg, zijn moeitevolle arbeid en zorg om bestaanszekerheid te verwerven.
Leegte en gave
Op niets ontziende wijze legt Prediker de leegte van dit gezwoeg bloot. Ook al heeft hij zijn inspanningen met veel zorg en deskundigheid verricht, het resultaat ligt buiten zijn invloedssfeer. Hij heeft er geen greep op en ook de zorgen hierover lossen niets op. Zelfs de laatste uitweg die hij vindt, zich dan maar te goed te doen aan eten en drinken en te genieten van wat hij heeft verworven, biedt geen soelaas. Voor hetzelfde geld komt hij daar ook niet aan toe en valt het resultaat van zijn gezwoeg toe aan anderen. De woorden uit vers 24 ‘ook dat is in de hand van God’ zijn veelbetekenend. Het is alsof de Prediker met deze woorden op de bodem van het bestaan stuit. Het zich omkeren in vertwijfeling leidt tot de onderkenning dat alles in de hand van God is. Het hele bestaan van gezwoeg tot genieten is gave van God. Buiten deze onderkenning om is het slechts leegte. De positieve keerzijde is ‘aanvaard en leef het leven als geschenk van God’. De bestendigheid van deze onderkenning wordt als het ware bejubeld in vers 13 van Psalm 145: ‘Uw koningschap omspant de eeuwen, uw heerschappij omvat alle geslachten.’ Sommige oude vertalingen lezen precies bij dit vers aanvullend: ‘Betrouwbaar is de HEER in alles wat Hij zegt, heel zijn schepping blijft Hij trouw.’
Richting
In het gedeelte uit Matteüs gaat het naast bestendigheid ook om richting. In een opeenvolgende lezing van de gedeelten uit Prediker en Matteüs vindt het ‘vergaren’ uit vers 26 van het gedeelte uit Prediker onmiddellijk een aanknopingspunt in het eerste woord van het tekstgedeelte uit Matteüs. Het ‘verzamelen’ van schatten op aarde levert een onbestendig resultaat op. Alleen bestendig zijn de schatten die verzameld worden in de hemel. Vers 21 voegt daar vervolgens een cruciale constatering aan toe: ‘Waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.’ Wat voor jou daadwerkelijk het belangrijkste in je leven is, zal de kern van je leven bepalen. In de verzen 22 en 23 wordt dit uitgewerkt met de metafoor van het oog: het oog als het morele waarnemingscentrum van het lichaam. De kwalificaties van het oog in de vertaling als ‘helder’ dan wel ‘troebel’ vinden hun grond in het woordspel van haplous en diplous. Hierbij komen de betekenissen van ‘enkelvoudig’ en ‘tweevoudig’ tegenover elkaar te staan als ‘in gerichtheid één’ en ‘in gerichtheid dubbelzinnig’. De onhoudbaarheid van dit laatste wordt uitgewerkt en opgelost in het vervolg van het tekstgedeelte, waar in vers 24 aan de orde komt dat ‘niemand twee heren kan dienen’. In vers 25 wordt deze dubbelzinnigheid in verband gebracht met het je zorgen maken over je levensonderhoud. Terug naar vers 19 lijkt het verzamelen van schatten op aarde een logische weg om aan die zorg tegemoet te komen. In vers 33 klinkt evenwel daar tegenover de oproep ‘zoek liever eerst het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid’, en daarmee zijn we weer terug bij ‘het verzamelen van schatten in de hemel’ uit vers 20.
Biddag
In de dagen van Jezus was de uitdrukking ‘het verzamelen van schatten in de hemel’ de aanduiding voor het doen van gerechtigheid. Jezus neemt deze uitdrukking over en radicaliseert deze daarin, dat het doen van gerechtigheid de wijze is om Gods heerschappij in het hier en nu te zoeken. Onze toekomst kunnen we niet veiligstellen door ons krampachtig te richten op en te beperken tot de zorg over de middelen voor ons individuele (voort)bestaan of dat van een beperkte groep. Het verzamelen van schatten op aarde refereert aan het je zorgen maken over dat (voort)bestaan. Het verzamelen van schatten in de hemel refereert daarentegen aan een verlangen dat de blik richt op een beloftevolle toekomst.
Op de Biddag mogen we ons in de lijn van Prediker oefenen in het ervaren van dit bestaan als gave, en mogen we ons in de lijn van Matteüs richten op het vanuit die gave zoeken van de heerschappij van gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping. In deze beweging is de toekomst meer iets waarvoor wij ons openstellen en wat dus letterlijk op ons toe komt, dan dat wij het in onze greep hebben.