Menu

None

Voorgaan voor verstandelijk gehandicapten

Een handvol richtlijnen voor het leiden van een dienst voor verstandelijk gehandicapten.

Er zijn predikanten en pastoraal werkers die graag voorgaan in een dienst voor verstandelijk gehandicapten. De zogenoemde ‘anders begaafde mensen’. Waarschijnlijk ligt het aantal dat er tegenop ziet als ze voor zo’n dienst gevraagd worden hoger.

Dat is nergens voor nodig. Durf als voorganger te ontspannen. Leg de lat voor jezelf niet te hoog. Voorgaan voor gehandicapten is voorgaan zonder enig masker. Overigens weet ik dat ik met zulke opmerkingen niemand geruststel. Want als nou eens blijkt dat je als voorganger niet zonder allerlei ‘steunsels’ kunt voorgaan? Als je je geheel uitgeschreven preek thuis mag laten. Als je je zorgvuldige exegese tot de kern mag terugbrengen. Als je gestoord gaat worden door geluiden en niet-stilzittende mensen voor je? Als je interactief mag preken. Ben je op dat moment nog wel iemand?

Ik geef een paar richtlijnen. Toch een paar ‘steunsels’ dus.

-. Meestal worden op regionaal niveau aparte kerkdiensten belegd voor verstandelijk gehandicapten. Elke maand zet een andere gemeente de deuren open voor de gehandicapten, hun begeleiders, mantelzorgers en andere belangstellenden. Grote instellingen voor gehandicaptenzorg hebben op eigen terrein elke zondag kerkdiensten. Bij de hiernavolgende richtlijnen denk ik niet aan de ‘snoezelvieringen’ met ernstig zwakbegaafde mensen in instellingen. Ik reken het leiden van dergelijke samenkomsten tot de professionaliteit van gehandicaptenpastores of anderen die er veel mee te maken hebben. Ik beperk met tot het spreken tijdens gewone diensten voor gehandicapten. Richtlijnen voor de liturgie geef ik maar beperkt, want die worden verstrekt door de mensen die de diensten organiseren of er wordt gewoon uitgegaan van de liturgie van de plaatselijke gemeente. Voor raad en ondersteunend materiaal kun je vaak goed terecht bij geestelijk verzorgers in plaatselijke instellingen.

– Een gehandicaptendienst is niet maar een dienst voor gehandicapten. Het is een dienst voor bijzondere koningskinderen. Van een spreker vraagt dat honderd procent inzet. De overdenking moet niet zomaar helder zijn, maar kráákhelder. De spreker moet niet een beetje met gevoel spreken, maar zijn persoonlijke betrokkenheid met ervan af strálen.

– Wat je non-verbaal communiceert, is nog belangrijker dan in een gewone kerkdienst, omdat gehandicapten beperkt zijn in hun verstandelijke verwerking van de dienst. Ze begrijpen maar ten dele wat met woorden gecommuniceerd wordt. ‘Naar de kerk gaan’ roept bij veel gehandicapten een feestelijk gevoel op. Dat gevoel moet je aanraken in de dienst door liefde en warmte uit te stralen. Als je die verbindt met God, geef je hen niet zozeer gelovige woorden mee maar vooral gelovige ervaring. Dan komen de gehandicapten de volgende keer weer met een feestelijk gevoel naar de kerk.

– De meeste gehandicapten zijn geholpen door een liturgie met veel herkenbare elementen in een vaste volgorde, die bovendien op een duidelijke manier gepresenteerd worden. Dat kan op papier – de liturgie – dat kan met dia’s of een beamer (als de ruimte daarvoor geschikt is). Dat kan door de aankondiging van onderdelen van de dienst te visualiseren met voorwerpen.

– Liturgische onderdelen zoals het voorlezen van de Tien Geboden of het uitspreken van de apostolische geloofsbelijdenis, kunnen het beste in een vereenvoudigde versie uitgevoerd worden.

– Spreek niet kinderachtig tegen gehandicapten. De meeste aanwezigen in een dienst zijn volwassen. Zo moeten ze benaderd worden, zij het op eenvoudige wijze. De themakeuze mag dus aansluiten bij volwassen mensen (met een eigen leefwereld, die de spreker serieus moet nemen). Je houdt dus ook geen bijbelvertelling in een dienst, je houdt een préék.

– Het thema van de overdenking uit Gods Woord moet zo concreet mogelijk uitgewerkt worden. Abstracties, zoals tussen neus en lippen door vermelde dogmatische termen, komen bij de gehandicapten niet over. De uitwerking moet ook beeldend zijn. Dat kan in woorden, maar ook via dia’s of voorwerpen.

– De meeste gehandicapten horen een retorische vraag als een echte vraag en willen dus antwoord geven. Maak daar als spreker gebruik van door bewust dialogische elementen in te bouwen in de overdenking. Dat moet tegelijk beperkt worden om de overdenking niet te laten verzanden. Let er op, als gehandicapten spreken in een dienst, dat velen dat niet kunnen verstaan. Neem dus als spreker de reacties eerst zelf hardop over.

– Spreken tot gehandicapten kan dus echt niet het voorlezen van een uitgeschreven overdenking zijn. Dan gaat de communicatie mis.

– Bereid ook het gebed voor, soms kan dat voor de dienst samen met al aanwezige gehandicapten. Dan gaat het met name om het verzamelen van punten voor de voorbede. Als je dat in de dienst zelf doet, wordt dat soms rommelig. Ga vrijmoedig en creatief om met bijzondere verzoeken voor voorbede (bijvoorbeeld voor overledenen of voor dieren). Schenk bij de voorbede ook aandacht aan mantelzorgers en hulpverleners.

– De plaats waar je als voorganger staat, is belangrijk voor de interactie. Een hoge preekstoel kan wel. Het sluit in elk geval aan bij de belevingswereld van een deel van de aanwezigen. Een podium is communicatief beter. Je kunt dan zonder katheder spreken. Je kunt bij sommige reacties of vragen van mensen ook gemakkelijk even de (kerk)zaal inlopen.

– En nog een kleine waarschuwing: visualiseren is belangrijk. Beperk je echter wel met dia’s en voorwerpen. Ze moeten de kérn van de dienst raken. Te veel laten zien is ook weer verwarrend.

Durf te geloven dat Gods Geest aanwezig is in een dienst voor gehandicapten. Durf ervan te genieten!

Wellicht ook interessant

Nieuwe boeken